Antisemitisme is een racistisch begrip waarover al twee eeuwen geruzied wordt

Zelfs voor de nazi’s was antisemitisme een lastig begrip. Toen Duitse diplomaten voor het begin van de Tweede Wereldoorlog steun zochten bij Arabische landen tegen de Britten in het Midden-Oosten, liepen ze tegen een probleem aan. Arabieren waren immers ook semieten, net als de gehate Joden, en in Mein Kampf had de Führer uitgebreid zijn antisemitisme beleden, de kern van de nazi-wereldbeschouwing.

Pragmatische oplossing: goed, Arabieren waren geen Ariërs, het nobelste mensenras, maar toch ook weer geen Untermenschen. De Führer had zelfs bewondering voor het krijgshaftige karakter van de islam, was de boodschap. In Arabische vertalingen uit Mein Kampf werd „antisemitisch” voor alle duidelijkheid vervangen door „anti-Joods”. Tijdens de oorlog kreeg ook de Duitse pers de missive „anti-Joods” te gebruiken, niet „antisemitisch”.

Sinds de nachtelijke rellen en ‘Jodenjacht’ in Amsterdam van vorige week is de verwarring terug over wat antisemitisme inhoudt, en of het bij de onlusten nu ging om hooliganisme, antizonistisch verzet of om Jodenhaat.

Hevige tegenreactie

Het begrip antisemitisme (ontleend aan ‘semitische’ talen, zoals Arabische en Hebreeuws) gaat al bijna twee eeuwen mee. Het kwam op als uiting van rassenhaat aan het adres van Europese Joden, die zich in de nieuwe natiestaten van de negentiende eeuw na lange onderdrukking emancipeerden tot burgers met gelijke rechten. De tegenreactie was hevig: in 1879 werd in Duitsland een ‘Antisemieten Liga’ opgericht, in 1897 verscheen de Antisemiten-Katechismus, een compendium van Jodenhaat. Ze mochten dan emanciperen, Joden bleven „een volk in het volk, een stam op zich onder een vreemd ras”, aldus de Berlijnse hofprediker Adolf Stoecker. Want „alle immigranten gaan uiteindelijk op in het volk onder wie zij wonen: de Joden niet.” Een verwijt dat ook nu weer klinkt in Europa – maar dan vooral over moslims.

Over wat antisemitisme precies inhoudt, kunnen de meningen uiteenlopen, maar de kern is altijd een afkeer van Joden. Die kan religieuze gronden hebben – in christelijk antisemitisme zijn de Joden moordenaars van Christus – maar ook moderne, seculiere. Een rode draad daarin is dat Joden een ontheemd volk zijn dat andere naties binnendringt en die als ‘parasieten’ (aldus de nazi’s) ondermijnt, al dan niet met verborgen genootschappen en samenzweringen.

Dat iets pas antisemitisch is als het afkeer behelst van ‘Joods-zijn’ als zodanig, dus niet van hun daden, is een leeg excuus; het begrip is altijd al ingevuld. Niet alleen rechts, waar biologisch racisme onder invloed van de moderne wetenschap in de negentiende eeuw welig tierde, maar ook bij links, waar Joden werden vereenzelvigd met het kapitalisme. Het idee dat het mondiale Finanzkapital iets ‘Joods’ was, was links en rechts te vinden.

Met de Joodse kolonisatie in Palestina en de stichting van de staat Israël raakten de zaken ideologisch verder verknoopt

Tegelijk stak onder Europese Joden een eigen nationalistische beweging de kop op, het zionisme. Grondlegger Theodor Herzl (1860-1904) zag in Europa, dat hij om zijn cultuur bewonderde, geen toekomst meer voor de Joden: „Men zal ons niet met rust laten.” Pogroms in het tsaristische Rusland, waarbij tienduizenden Joden werden vermoord, en de antisemitische Dreyfus-affaire (1894) in Frankrijk – waarbij een Joodse officier op valse gronden van spionage werd beschuldigd – leken hem gelijk te geven.

Dat zionisme streefde naar een eigen Judenstaat, ergens ter wereld – in Argentinië, Oeganda, maar bij voorkeur in het Ottomaanse Palestina. Het was omstreden onder Europese Joden, die hun assimilatie erdoor bedreigd vonden, maar kreeg steun van christenen die terugkeer van de Joden naar het bijbelse land zagen als een stap in de heilsgeschiedenis – én van antisemieten, die de Joden in hun land liever kwijt dan rijk waren. Ook de nazi’s waren aanvankelijk geporteerd van massa-emigratie van de ‘inferieure’ en ‘volksvijandige’ Joden.

Met de Joodse kolonisatie in Palestina en de stichting van de staat Israël in 1948 raakten de zaken ideologisch verder verknoopt. Arabische staten keerden zich collectief tegen de nieuwe Joodse staat en het zionisme. Dat verzet kreeg ook een religieuze dimensie, met passages uit de Koran die de Joden afschilderen als vijanden van de Profeet. De verdrijving en onderdrukking van honderdduizenden Arabieren in een reeks oorlogen en de bezetting van de Westelijke Jordaanoever en Gaza leidden vanaf de jaren zestig wereldwijd tot groeiende solidariteit met de Palestijnen en kritiek op het zionisme.


Lees ook

Antisemitisme put uit een altijd beschikbaar reservoir vol anti-Joodse mythen

Een pogrom in Rusland op een werk uit 1907 van de Poolse schilder Wojciech Kossak.

Dat antizionisme kan verschillende gedaanten aannemen. Het kan slaan op de afwijzing van het idee van een Joodse staat als zodanig, maar ook op kritiek op de uitbreiding van Israël buiten de grenzen van 1967, met name de voortgaande kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever. In de antizionistische leus over een vrij Palestina – ‘van de rivier (de Jordaan) tot aan de zee’ – ligt het idee besloten van Israël als een verwerpelijk, koloniaal project. Op initiatief van Arabische staten namen de Verenigde Naties in 1975 een controversiële resolutie aan die zionisme veroordeelde als een vorm van racisme – een uitspraak die in 1991, na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie (die vóór had gestemd), werd herroepen.

De luidste steun voor Israël komt in Europa al jaren van extreemrechtse partijen, soms met een uitgesproken antisemitisch verleden

Volgens Israël heeft dat geleid tot een „nieuw antisemitisme”. Dat draait niet langer om religieuze motieven of een biologische rassenleer, maar om de wens Israël als Joodse natie op te heffen of te vernietigen. Antizionisme zou dan niet meer zijn dan aloud antisemitisme in een modern jasje. Als weerwerk propageert Israël de definitie van antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA), inmiddels omarmd door de Europese Unie en tal van Amerikaanse staten. Die schaart bepaalde vormen van kritiek op Israël, zoals die te horen is bij de BDS-beweging die Israël wil boycotten, onder antisemitisme, omdat bij Israël dan met een andere maat gemeten zou worden dan andere landen. Critici zien dat vooral als een poging van Israël om legitieme kritiek op het land verdacht te maken.

De twee begrippen – antisemitisme en antizionisme – zijn dus niet identiek. Ook antisemieten kunnen zionisten zijn, om van ‘hun’ Joden af te komen. Progressieve Joden en linkse Israëliërs spreken zich op hun beurt uit tegen het zionisme. Maar hoewel niet identiek, kunnen ze wel overlappen. Het oorspronkelijke Handvest van Hamas (1988) staat bol van antizionisme én antisemitische of zelfs nazistische clichés, inclusief de beschuldiging dat Joden de Eerste Wereldoorlog hebben veroorzaakt. Sinds het begin van de oorlog in Gaza is wereldwijd een groei van anti-Joodse uitingen waar te nemen – op sociale media maar ook in het openbaar – die veel verder gaan dan alleen politieke kritiek op ‘het zionisme’. ‘Zionist’ is een scheldwoord geworden – wat de verdenking van impliciete Jodenhaat versterkt.



Vooruitgeschoven post

De luidste steun voor Israël en het zionisme komt in Europa intussen al jaren van extreemrechtse partijen, soms met een uitgesproken antisemitisch verleden, zoals het Franse Front National. In Nederland staat de PVV al vanaf de oprichting van de partij onwrikbaar achter Israël, ook in de oorlog in Gaza.

Achtergrond van die steun is de radicaal-rechtse afkeer van islamitische immigratie in Europa. Israël wordt door hen gezien als een vooruitgeschoven post van westerse beschaving in een ‘barbaarse’ omgeving. Grondlegger van het zionisme Herzl geloofde dat laatste ook, maar op een niet-militante, humanistische manier: hij hoopte, naïef, dat Joden en Arabieren gezamenlijk en vreedzaam zouden floreren in zijn nieuwe staat.