‘Het voelt alsof ik terugkeer uit een andere wereld”, verzucht een jonge Indiase vrouw – paarsgeverfd lang haar, stevige stappers, een grote wollen sjaal om de schouders geslagen. „Drie films in één keer achter elkaar kijken, allemaal zo verschillend… en dan is het festival pas begonnen!” Het is donderdagavond, nog geen acht uur. In de Indiase Himalaya is het dan al donker. Ze kijkt naar beneden, waar de lichtjes van de Noord-Indiase bergstad Dharamsala te zien zijn. „Dít is trouwens ook een wereld op zich.”
Ritu Sharma en haar vriend Arib bezoeken het jaarlijkse Dharamshala International Film Festival (DIFF). Dharamsala en het aangelegen McLeod Ganj zijn bekend als hoofdkwartier van de Tibetaanse gemeenschap, die na de Chinese inlijving van Tibet in 1959 van de Indiase overheid toestemming kreeg zich daar te vestigen. Onder aanvoering van de dalai lama streken de bannelingen er neer. Die mystiek en tragiek, en de Himalaya, trekken al jaren toeristen en kunstenaars.
De Tibetaanse taal- en kostschool (Tibetan Children’s Village, TVC) is de festivallocatie: het auditorium doet dienst als hoofdzaal. De blokkenschema’s van filmvertoningen en panelgesprekken hangen naast grote muurschilderingen waarop de leerlingen boeddhistische levenslessen meekrijgen. Over het basketbalveld hangen gebedsvlaggen en lampjessnoeren, er zijn twee opblaasbare zalen met scherm opgericht. Leerlingen in blauw-groene uniforms knallen op vrijdagmiddag, tijdens de lespauze, met groot plezier tegen de springkasteelachtige wanden – de scènes van het dromerige Viet & Nam, een liefdesverhaal over twee Koreaanse mijnwerkers, trillen mee. De klas krijgt een standje.
Indieproducties
Doel van het festival is Indiase en internationale onafhankelijke films een steuntje in de rug te geven, in het immense land dat bekendstaat als filmgek. In India maken de ‘-woods’ de dienst uit: de studio-industrie per taal en locatie, zoals Bollywood (in het Hindi), Tollywood (in het Bengaals) en Sandalwood (Kannada). Het zijn vaak grootschalige en uitbundige producties. Indieproducties hebben het lastiger.
Zo gooide Santosh in Cannes hoge ogen, de film komt binnenkort in Amerikaanse bioscopen. In India is nog geen distributeur gevonden, vertelt hoofdrolspeelster Shahana Goswami na vertoning van de politiefilm, die raakt aan de problematiek rond seksisme en misbruik in het Indiase kastesysteem. „We hebben in India zulke filmfestivals nodig, zodat filmmakers van elkaars bestaan afweten. ‘Wat heb jij gemaakt? En hoe kreeg je dat voor elkaar?’ Daar haal je inspiratie uit, en put de moed uit dat het kán. Het is heerlijk hier dat soort gesprekken op te vangen.” In de kleine eettentjes van McLeod Ganj gonzen de gesprekken over de filmindustrie, vergeten verhalen en budgetten.
Naast Santosh keken veel jonge, Indiase bezoekers ook uit naar Cannes-hit All We Imagine As Light en de coming-of-agefilm Girls Will Be Girls.
Deze editie liggen de selectie en de locatie dicht bij elkaar: veel vertoonde producties werden in Noord-India geschoten, of gemaakt of geschreven door Tibetaanse, Nepalese of andere Aziatische filmmakers. Andere films, zowel de documentaires als speelfilms, delen een thematische inslag en gaan over immigratie, je ergens thuis voelen. Dat onderwerp is permanent van belang in Dharamsala, waar de leus ‘Free Tibet’ op elke straathoek te lezen is en veel bewoners hechten aan hun status als banneling.
Ballingschap
Op zaterdagochtend is het auditorium helemaal vol. Statelessness is volgens de makers de eerste anthologiefilm in het Tibetaans, en toont een collectie van verhalen die gaan over de Tibetaanse diaspora: familiezaken regelen op afstand, vrienden die elkaar na een verblijf in het buitenland terugvinden, het verlies van culturele tradities en begrafenisrituelen improviseren „We vertellen veel verhalen over waar we vandaan komen. Maar het is belangrijk dat we onderzoeken hoe Tibetanen in ballingschap zich voelen”, aldus Tenzing Sonam, festivaldirecteur van DIFF en ook betrokken bij Statelessness.
Hoewel in Dharamsala de herinnering aan Tibet in leven wordt gehouden, heeft de gemeenschap te maken met „een tweede exodus”: jongeren trekken nog verder weg, naar het Westen. „Want wat is het nut van altijd een banneling te zijn?”, vraagt Tenzing in het panelgesprek na de filmvertoning.
„We wisten niets over dit festival, maar het viel samen met ons bezoek”, zegt een Tibetaans-Amerikaanse vrouw. Haar twee zussen knikken. Ze vertelt verder: „Ik vond het interessant om te kijken naar producties van Tibetaanse makers. Dit zijn verhalen die wij kennen, maar eigenlijk nog nooit op het grote scherm hebben gezien. Ook niet toen we opgroeiden als migrantenkinderen.” Wat hen dan wel naar Dharamsala bracht? Een van de andere vrouwen houdt het kort: „Familiezaken”. Haar blik is nog strak op de aftiteling van Statelessness gericht. „Het kwam allemaal wat dichtbij, persoonlijk, laten we het zo zeggen”, zegt de eerste zus.