Column | Een modern sprookje

Deze weken zit ik voor werk in Indonesië en onlangs behandelde ik met enkele studenten de brieven van Kartini (1879-1904), de beroemde Javaanse aristocrate die zich met hart en ziel inzette voor vrouwenrechten. Daarmee was het tijdens haar leven belabberd gesteld. In haar tijd verdwenen adellijke meisjes vanaf hun twaalfde achter slot en grendel tot ze gingen trouwen. Ook Kartini was dat lot beschoren.

„Gelukkig leven we tegenwoordig in een andere wereld”, verzuchtte een van de studentes na het lezen. Haar buurvrouw snoof. „We worden weliswaar niet meer opgesloten, maar we zijn nog steeds tweederangs burgers hoor. Of mag jij evenveel als je broers?”

Tegen het einde van het college ontstond een discussie over welk verhaal het beste de huidige positie van de vrouw beschrijft. Uiteraard kwam Atwoods The Handmaid’s Tale voorbij, evenals de in Indonesië baanbrekende feministische romans van Ayu Utami. Sommigen noemden ook nog het werk van Jane Austen, de Brontë’s en Virginia Woolf. Allemaal passende voorbeelden, maar met de wereldwijde opkomst van het neoconservatisme, het maar niet verdwijnen van de loonkloof, partnergeweld en femicide, leek me een sprookje uit 1697 veel toepasselijker: Blauwbaard, van Charles Perrault.

Voor wie het niet meer weet: Blauwbaard is een rijke oude weduwnaar die voor de zevende keer in het huwelijksbootje stapt. Op een gegeven moment moet hij op reis en geeft hij aan zijn jonge echtgenote de sleutels van zijn kasteel. Ze mag alle deuren openen, behalve die van de kelder. Wanneer hij weg is doet ze dat natuurlijk alsnog en vindt daar de lijken van zijn zes vorige echtgenotes die, getuige hun verwondingen, een nou niet bepaald natuurlijke dood zijn gestorven.

Wanneer Blauwbaard ontdekt dat ze ongehoorzaam is geweest en zijn geheim heeft ontdekt, wil hij haar doden. Ze weet gelukkig tijd te rekken tot haar broers ten tonele verschijnen en hun agressieve zwager een kopje kleiner maken. De jonge vrouw erft al zijn rijkdommen en schenkt haar vermoorde voorgangsters een mooi graf.

De toepasselijkheid van Blauwbaard zit hem erin dat de vertelling ogenschijnlijk goed afloopt. Ja, de jonge bruid brengt het er heelhuids vanaf en erft allerlei rijkdommen. Maar ze overleeft het alleen maar omdat mannen haar komen redden. Die zes eerdere eega’s hadden niet zoveel mazzel. En de dood van Blauwbaard verandert verder niets aan een systeem waarin een vrouw voor haar lijfsbehoud afhankelijk is van een echtgenoot of broers. Ondanks alle terrein dat de vrouwenbeweging de afgelopen eeuwen heeft gewonnen, bekruipt me soms het gevoel dat we ons nog steeds in Blauwbaards kasteel bevinden. Een wereld waarvan we denken dat we inmiddels alle sleutels in handen hebben gekregen en daardoor vergeten dat de allerbelangrijkste nog steeds ontbreekt: die van de uitgang.

Ellen Deckwitz schrijft elke week op deze plek een column.