Tientallen kinderen spelen en rennen rond op het plein van de Baal Mohsen basisschool in Tripoli. Aan de zijkant bij de muur zitten ouders, ooms, tantes en grootouders toe te kijken en te praten. Sommigen roken een shisha .
De volwassen zussen Joumana en Fatmi Hermechly, broer Ahmad Hermechly en hun nicht Ouazeera Haloush kwamen hier eind september na een twee dagen lang durende reis uit Zuid-Libanon aan, op de vlucht voor het Israëlische offensief dat toen begonnen was. „Het hele jaar hoorden we al bombardementen of drone-aanvallen in de buurt. We zeiden wel eens tegen elkaar dat als je naar die en die heuvels ging, je daar misschien niet meer van zou terugkomen”, zegt Joumana. „Maar die dag om 12 uur ’s nachts waren de bombardementen ineens overal.”
Na een nacht op straat in Sidon te hebben geslapen, vertrok de familie naar de noordelijk gelegen stad Tripoli. Sindsdien verblijven ze in een school samen met nog zo’n 250 andere vluchtelingen. „Het gaat nu beter met ons, maar wanneer Israëlische gevechtsvliegtuigen overvliegen zijn we nog steeds doodsbang.”
Vrijwel alle publieke scholen in Tripoli zijn de afgelopen weken omgetoverd tot opvangplekken, zoals dat ook het geval is in hoofdstad Beiroet en in andere Libanese steden. Baal Mohsen is de grootste basisschool in de wijk Jabal Mohsen in de Noord-Libanese havenstad. Normaal gaan hier zo’n 900 kinderen naar school.
Overheid deed niets
Sinds duizenden ontheemden uit Zuid- en Noordoost-Libanon hun weg naar Tripoli vonden, was het onder meer de Alawitisch Islamitische Raad die de taak op zich nam de opvang te organiseren. „De overheid deed niets, dus wij waren een van de eersten die reageerden. We zorgden voor water, eten, elektriciteit. In de school hebben we sommigen toiletten omgebouwd tot douches met warm water”, zegt Basher Youssef Halabi van de Raad en coördinator van de opvangcentra in Jabal Mohsen.
De ontheemden zijn Libanees, het is onze plicht hen te op te vangen en te beschermen
Hoewel Tripoli normaliter verder afstaat van de landelijke politiek in Beiroet en van de oorlog tussen Israël en Hezbollah, kent ook deze stad zijn eigen complexiteit en geschiedenis met conflicten. Zo is er het terugkerende conflict tussen militanten van de alawitische wijk Jabal Mohsen [het alawitisme is een afsplitsing van sjiitische islam] en de soennitische wijk Tabbaneh. Tijdens de oorlog in Syrië stonden de groepen weer lijnrecht tegenover elkaar toen sommigen uit Jabal Mohsen samen met Hezbollah met het Syrische regime meevochten, terwijl bewoners uit Tabbaneh de oppositie steunden.
Dat ligt volgens Halabi nu in het verleden. „De ontheemden zijn Libanees, het is onze plicht hen te op te vangen en te beschermen. We schuiven sektarisme en politiek aan de kant en zetten het nationale belang en humanitaire noden voorop. Bovendien is er geen politieke bemoeienis op het moment, omdat er gewoonweg niets te halen valt.”
Verdachte figuren verwijderd
De woorden van Halabi zijn op veel meer plekken in Tripoli te horen: nu is niet de tijd voor politiek, en de vluchtelingen zijn Libanese staatsburgers. Volgens de burgemeester van de overwegend soennitische stad, Riad Yamak, hebben zeker 150.000 mensen onderdak in Tripoli gevonden.
Tegelijkertijd zijn Libanezen bang dat de oorlog de onderlinge spanningen ook weer zou kunnen doen oplaaien, zoals het geval was in de jaren zeventig waarna een lange burgeroorlog woedde.
Hoewel Israël zegt zich alleen op doelen van Hezbollah te richten, is de schade in heel Libanon groot. In Zuid-Libanon worden steeds meer dorpen en steden met de grond gelijk gemaakt. Sinds vorig jaar oktober zijn zo’n 3.200 mensen gedood en raakten er ruim 14.000 gewond. Het overgrote deel van de slachtoffers viel de afgelopen twee maanden. Volgens het Libanese ministerie van Gezondheid gaat het voornamelijk om burgerslachtoffers.
Bovendien voert Israël niet alleen aanvallen uit in Zuid-Libanon, en in delen van de Bekaavallei en Zuid-Beiroet, waar Hezbollah een sterke aanwezigheid heeft. In heel het land worden sjiieten in het bijzonder bedreigd omdat zij het vaakst tot de achterban van het eveneens sjiitische Hezbollah behoren. Zo werden afgelopen weekend vlak bij de stad Byblos nog 23 mensen gedood, waaronder zeven kinderen, bij een Israëlisch bombardement op een huis waar tientallen ontheemden verbleven. Volgens de Libanese krant L’Orient Le Jour kwam een Hezbollah-lid, dat het vermeende doelwit zou zijn geweest, geld brengen.
Lees ook
Israël richt zich ook op burgerdoelen om Hezbollah te ontmantelen. VN-rapporteur: ‘Het doel is niet militair, maar uitroeiing en annexatie’
Net zoals in veel andere gebieden klinkt dan ook hier: vluchtelingen zijn welkom, maar Hezbollah absoluut niet. Volgens de burgemeester komt het voor dat bewoners mensen met wapens of waarvan ze vermoeden dat ze met Hezbollah te maken hebben, vragen te vertrekken. Ook weigeren ze woningen aan „verdachte mensen” te verhuren.
„Het leven hier in Tripoli gaat gewoon door. De ontheemden worden goed behandeld, en Hezbollah zit hier niet dus er zijn geen politieke spanningen” zegt winkelier Mazem Mostapha die groente en fruit verkoopt in de historische souk van Tripoli. Hij denkt niet dat de oorlog ook naar zijn stad zal komen. „Israëls vijand is Hezbollah, niet heel Libanon. Zij zijn de reden voor wat er nu gebeurt.” Mostapha hoopt dat de verliezen die Hezbollah te verduren krijgt, zullen leiden tot een situatie waarin de groep gedwongen kan worden om zijn wapens aan de staat af te staan.
Foto’s Daniel Carde
Kogelgat in boekenkast
Precies op de scheidslijn van de twee voormalige rivaliserende wijken Jabal Mohsen en Tabbaneh, staat het kantoor van Ruwwad. De duizenden kogelgaten in de muren van huizen en flatgebouwen in de buurt herinneren de bewoners dagelijks aan het conflict, hoewel het de afgelopen jaren vrij rustig is.
Ruwwad richtte zich de afgelopen jaren onder meer op verzoeningsprogramma’s om het conflict tussen beide wijken tegen te gaan. „In de piekjaren van het geweld moesten we zelfs een extra ingang maken aan de andere kant van het gebouw, omdat medewerkers uit de ene wijk anders het doelwit zouden worden van snipers van de andere kant”, vertel directeur Sarah Al Charif terwijl ze naar een kogelgat in een boekenkast wijst. „Met deze nieuwe vluchtelingencrisis kunnen we gelukkig bijdragen door te doen wat we eigenlijk al jaren deden.”
Het cateringbedrijf dat de organisatie opzette samen met vrouwen van wie de echtgenoten tijdens het conflict omkwamen of in de gevangenis belandden, maakt nu dagelijks duizenden maaltijden voor vluchtelingen in Tripoli. In een grote keuken liggen bergen met gesneden aardappelen en pannen vol gemarineerde kip. Medewerkers in de ruimte ernaast helpen met het opscheppen van het eten in maaltijdbakjes alvorens deze ’s middags door de stad worden verspreid.
Chefs Micheline Haddad en Ahmad Sarraj vertellen dat de keuken hier elke dag om 7 uur ’s ochtends opengaat. „We houden rekening met de lokale keuken uit het zuiden, en vragen mensen ook veel om feedback.” In anderhalve maand leverden de busjes van Ruwwad ruim 44 duizend maaltijd af in heel de stad.
Lees ook
Zuid-Libanese plaatsen zijn spookdorpen: ‘Vrijwel iedereen is weg’
Hoeveel hulp er ook wordt geboden aan de vluchtelingen in sommige opvangplekken in Tripoli, het lijkt niet genoeg om aan basisbehoeften te voldoen, laat staan mensen verder te helpen aan een nieuwe toekomst. „We hebben medicijnen nodig, maar er is niemand die ons dat kan geven. Elke week komen er mensen van ngo’s langs die onze namen opschrijven, om daarna nooit meer iets van zich te laten horen”, zegt Joumana Hermechly. „We lopen nog steeds in de kleding waarin we in september vluchtten. We hebben alles achtergelaten en er is geen hulp van de overheid of politieke partij.”
De familie weet dat hun huis in Zuid-Libanon inmiddels in puin ligt, en er niet veel is om naartoe terug te keren. Joumana Hermechly: „Nasrallah [voormalig leider van Hezbollah die eind september door Israël werd gedood] is als martelaar gestorven. Hezbollah verdedigde ons tegen Israël, dat anders ons land zou bezetten. Maar dit is nu al een jaar aan de gang, we hadden niet verwacht zo te eindigen.”
„Wij steunden Gaza, maar wie steunt ons nu?”, valt haar broer haar bij. Eén ding weet Ahmad wel. „Als niemand ingrijpt, dan gaat deze oorlog niet voorbij.”