Shell kan niet worden verplicht tot concrete percentages waarmee het bedrijf de CO2-uitstoot moet verminderen. Dat heeft het gerechtshof in Den Haag dinsdag bepaald. De uitspraak is een grote klap voor Milieudefensie, die de zaak aanspande. De baanbrekende zaak wordt al jaren met argusogen en grote spanning in de wereld gevolgd.
Milieudefensie spande de zaak aan omdat Shell ernstig tekort zou schieten in de uitvoering van de vergroeningsambities. Maar volgens de rechter bieden de tijdens de rechtszaak behandelde rapporten „onvoldoende houvast” om Shell het reductiepercentage van 45 procent van zijn eigen CO2-uitstoot én die van klanten (ten opzichte van 2019) op te leggen.
Voor het hof is het daarnaast niet zeker of een reductieverplichting voor Shell een positief effect zou hebben op het tegengaan van klimaatverandering. De redenatie: wanneer Shell door de maatregelen minder olie en gas zou gaan doorverkopen, dan zouden andere bedrijven mogelijk hun kans schoon zien om in het gat te springen.
Milieudefensie had in hoger beroep, dat afgelopen april diende, opnieuw geëist dat Shell de CO2-uitstoot die het direct en indirect veroorzaakt in 2030 met zeker 45 procent heeft verminderd. Dat percentage baseerden de eisers op wetenschappelijk onderzoek over de wereldwijde uitstootvermindering die nodig is om nog enigszins kans te maken op een opwarming van de aarde van maximaal 1,5 graad; het streven van het klimaatakkoord van Parijs uit 2016. Het hof stelt dat die algemene norm „niet fijnmazig genoeg” is om op Shell toe te kunnen passen.
Sinds mijn vrouw in een verpleeghuis woont, ben ik in m’n eentje verantwoordelijk voor het wel en wee van onze poes, genaamd Anna. Dat is voor mij, zwak uitgedrukt, niet in alle opzichten een verbetering.
Anna, vijf jaar oud, is geen gemakkelijke kat. Ze houdt graag enige afstand, wil nooit op schoot zitten en laat zich daarom moeilijk verzorgen. Nagels knippen? Kammen? Pillen toedienen? Ondenkbaar. Ze verzet zich met elke vezel in haar gespannen poezenlijf.
Om haar voor een controle naar de dierenarts te krijgen, hadden we een speciaal actieplan ontworpen. Mijn vrouw vulde het etensbakje en ik verborg me, roerloos als een etalagepop, in een hoek van de keuken met de kattenmand in de aanslag. Zodra ze verzadigd was, pakte ik haar van achteren op en duwde haar met kracht in de mand die mijn vrouw geopend hield. Het leek meer op een ontvoering dan op een legitieme gang naar de dierenarts.
Als alleenstaande moest ik dat hele actieplan herzien, toen Anna plotseling ziek werd op een manier die alleen een kat volmaakt beheerst: dof zwijgend en zo onzichtbaar mogelijk verstervend onder een stoel. Ik besloot gemakshalve niet langer naar mijn vaste dierenarts te gaan, maar er een te laten komen. Het was een vrouw van middelbare leeftijd die de trap naar mijn voordeur zuchtend beklom met een loodzware koffer, alsof er een abortus of iets dergelijks zou plaatsvinden.
In het halfuur daarvoor had ik gepoogd Anna in haar mand te persen, zodat de dierenarts meteen aan het werk zou kunnen gaan. Even leek het te lukken, ik kon haar bij haar nekvel pakken en in de mand duwen, maar toen bleek dat ik een akelige beginnersfout had gemaakt: het deurtje aan de achterkant had ik open laten staan. Ik prees me gelukkig dat niemand hiervan getuige kon zijn – tot dusver een van de weinige voordelen van het alleen zijn.
Tegelijkertijd vloekte ik hevig, want dit betekende dat ik Anna nu moest achtervolgen met de dierenarts in de rol van mijn vrouw. „Ik pak haar en u neemt haar meteen van mij over”, zei ik terwijl ik me in het gangpad stortte. Anna had niet op me gewacht, maar zich sluw achter allerlei paperassen op mijn werkkamer verborgen. De achtervolging verplaatste zich naar de keuken, terug naar de gang en vervolgens naar de woonkamer om te eindigen in de slaapkamer.
Daar kroop Anna triomfantelijk onder het bed waar ze zich halverwege neervlijde, onbereikbaar voor onze armen. Ik ging op mijn zij aan de ene kant van het bed liggen, de dierenarts deed hetzelfde aan de andere kant. Daar lagen we dan. Twee mensen die elkaar nooit eerder hadden gezien en nu overleg moesten plegen aan weerszijden van wat ooit een echtelijk bed was geweest. „Heeft u een lange stok?”, vroeg de dierenarts. „Dan duw ik haar uw kant op.”
God kwam me in de bezemkast te hulp: daar stond, geheel vergeten, zo’n stok. De dierenarts bleek goed te kunnen duwen, ik kon Anna met mijn laatste krachten vastpakken. Hijgend brachten we haar naar de huiskamer. „Is dit nou extreem gedrag voor een kat?”, vroeg ik nog. „Ik heb het heel wat erger meegemaakt”, antwoordde ze. ,,Katten die als een tijger op me afsprongen met de nagels uitgestoken.”
Anna kreeg een ontstekingsremmende injectie en was twee dagen later alweer beter. Ik was toen nog herstellende.
Ik ben een paar dagen bij mijn broer in Assen. In de logeerkamer zit ik bij het raam te schrijven. Zo hoor ik hoe schuin beneden mij de buurman bij zijn garage een leverancier ontvangt.
„Hee”, zegt de bezoeker, „Ik ken u, dat is een bekend gezicht!”
„Kan best”, antwoordt de bewoner, „Ik heb het ook al jaren.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Remco van Leen, directeur Video bij de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), verlaat de organisatie per 1 januari 2025. Dat meldt de NPO donderdagavond in een persbericht. Van Leen stond sinds februari dit jaar op non-actief na „signalen van vermeend grensoverschrijdend gedrag bij de toenmalige TROS”, waar Van Leen tot 2014 werkzaam was.
Naar aanleiding van die signalen stelde de NPO een onafhankelijk onderzoek in. Van Leen zei in februari zich niet in de beweringen te herkennen, maar volledig mee te werken aan het feitenonderzoek.
De NPO en Van Leen waren destijds naar eigen zeggen „op de hoogte van één eerdere melding waarin sprake zou zijn van mogelijk grensoverschrijdend gedrag door Van Leen” in zijn tijd bij de TROS (inmiddels AvroTros). „Na meerdere gesprekken met betrokkenen […] waren er op dat moment geen gronden die een goede vervulling van zijn werkzaamheden in de weg zouden staan”, aldus de NPO.
In Van Leens tijd bij de NPO waren er volgens de publieke omroep geen meldingen geweest van grensoverschrijdend gedrag. Ook uit het onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag van de Commissie-Van Rijn kwamen geen klachten naar voren.
De NPO schrijft nu dat „de feiten van het onderzoek” een terugkeer bij de NPO „niet in de weg staan”, maar dat Van Leen er toch voor kiest de NPO te verlaten. “Het was voor mij geen eenvoudige keuze”, zegt Van Leen in het persbericht, „omdat de NPO en vooral ook mijn naaste collega’s mij zeer na aan het hart liggen. Maar de tijd schrijdt voort en ik kies er nu voor om mijn carrière elders te vervolgen”.