Als je secretaris-generaal van de NAVO wilt worden, dan benadruk je vijf jaar lang dat je die baan absoluut niet ambieert, weet Mark Rutte. Hoe zit dat met topfuncties in de klassieke muziek? De Libanese dirigent Bassem Akiki maakt er geen geheim van dat hij graag de nieuwe chef van De Nationale Opera en het Nederlands Philharmonisch Orkest (NedPhO) zou worden, nu die dubbelfunctie vacant komt: de huidige chef Lorenzo Viotti vertrekt aan het einde van het seizoen. Dit weekend dirigeerde Akiki het NedPhO en het Groot Omroepkoor in een programma rond Carl Orffs Carmina Burana. In het Concertgebouw heette hij het publiek vanaf de bok in ontwapenend Nederlands welkom.
Sinds Akiki’s meesterlijke debuut vorig jaar in de opera Animal Farm van Alexander Raskatov, met het Nederlands Kamerorkest (de kleine broer van het NedPhO), is er een klik tussen hem en de musici. In februari maakte Akiki een invalbeurt bij het NKO in een programma met Debussy en Tsjaikovski en in maart keert hij terug bij DNO voor We are the lucky ones, de nieuwe opera van Philip Venables en Ted Huffman, de makers van het geruchtmakende The faggots and their friends]. En nu leidde hij dus die vaak verguisde klassieke megahit van Carl Orff – veelzijdig is Akiki in elk geval. Je zou het ook een gedurfde keuze kunnen noemen, aangezien Orff, met de zweem van nazisympathie die om hem heen hangt, weliswaar populair is, maar nooit echt omarmd door het klassieke establishment.
Toch kan niemand ontkennen dat de Carmina Burana (1937) vol onbeschaamd lekkere muziek zit. Met op de eerste plaats het ‘O Fortuna’, waarmee de cyclus van veelsoortige liederen op middeleeuwse teksten begint en eindigt. Akiki dook er zonder voorbehoud in en maakte dat de speerpunt van zijn uitvoering: met ongebreidelde energie, gevoel voor theater en stevige tempi joeg hij musici en zangers door de meer bombastische delen. Dat sorteerde groot effect. De kalme passages waren, misschien onvermijdelijk, vaak iets minder op spanning.
Solisten Elenora Hu (sopraan), Caspar Singh (tenor) en vooral Yannick Debus (bariton) deden het overwegend goed, maar het was het Groot Omroepkoor dat de show stal, soms fijnzinnig-ingetogen, dan weer voluit daverend. Het was jammer dat de balans niet steeds optimaal was, zodat de zangers in luide passages overstemd dreigden te worden door het orkest. Het NedPhO speelde niettemin uitstekend en met kennelijke graagte onder Akiki’s baton, ook in het bedwelmende ‘Vorspiel’ uit Wagners Parsifal.
Van balansproblemen was geen sprake bij het eerste en boeiendste werk op het programma, het Credo van Arvo Pärt uit 1968. In nog geen kwartier legt het stuk een reis af van pure korale schoonheid, via een Bach-prelude naar totale kakofonie en weer terug.
Rasverteller Akiki heeft een reputatie als interpreet van ‘moeilijke’ muziek; hij smeedde hier de verschillende onderdelen overtuigend tot een muzikaal verhaal. Prachtig was hoe hij tegen het einde, na de chaos, contrasterende elementen hard op elkaar monteerde: een tinkelend speeldoosje in de piano, een knetterende kopereruptie. En daarna de ontroerende geloofsbelijdenis van het koor.
Ja, het is anders om in het Fries te schrijven. Rixt Siderius (19) zoekt normaal in het Nederlands naar woorden die uitdrukken wat ze bedoelt, maar heeft die „speurtocht” nu in het Fries afgelegd. Het is haar Memmetaal, moedertaal. Friese poezië raakt haar, zegt ze, omdat de taal dichtbij is, het is de taal van thuis. Ze draagt een gedicht voor op het podium in een grote glazen kas op het Oldehoofsterkerkhof in Leeuwarden.
Jou my dyn tonge en probearje dy dan út te sprekken / it giet net / it giet net / lúster nei myn klanken
Een sneeuwschuiver rijdt buiten voorbij. Het is donderdagavond, donker in de binnenstad. Aan de vooravond van het festivalweekend van Explore the North, een literair productiehuis en festival met een vast podium in Leeuwarden, is het publiek bijeen in de warme kas voor De literaire orgie, of: een feestavond voor iedereen die van taal op podium houdt. De avond vangt aan met leerlingen van het Jonge Schrijvers-traject, een samenwerking van Explore the North en Jeugdtheaterschool Meeuw, dat door ongeveer vijftig jonge Friezen is gevolgd, onder wie Siderius. Jonge Schrijver Mayte Veenstra (18) zingt haar gedicht, door gitaar begeleid. Het publiek is gegrepen. De toon is warm, indringend, de woorden voelen eerlijk, ook als je ze niet verstaat.
Ik stean efter it rút / Ik wachtsje oant ein fan de dei / It ljocht yn myn sliepkeamer is út / Is dêr boppe in plak foar my?
Streng op foutjes
Het kan best spannend zijn om in het Fries op te treden. Juist mensen die zo van de taal houden, kunnen streng zijn op foutjes, zegt Marleen Nagtegaal, artistiek directeur bij Explore the North. Makers kiezen zelf welke taal ze gebruiken, maar soms moedigt Nagtegaal ze aan om te onderzoeken: wat als je dit in het Fries probeert?
Ze zijn van de „literatuur buiten het boek”, zegt Nagtegaal over Explore the North. Alles wat ze doen draait om taal. En dat is veel: workshops, ontwikkeltrajecten, residenties, het vaste Podium Explore in hun gebouw in Leeuwarden, en ze ondersteunen schrijvers met voorstellingen, wars van vastomlijnde disciplines. In juli werd bekend dat de organisatie structurele subsidie krijgt vanuit het Rijk; het is vanaf 2025 onderdeel van de culturele basisinfrastructuur. Het geld, jaarlijks bijna 500.000 euro, is fijn, zegt algemeen directeur Mark Hospers. Maar het is vooral een „erkenning dat wat wij hier doen, belangrijk is”.
Voorheen moesten schrijvers voor hun ontwikkeling naar Amsterdam, Utrecht of Groningen
Explore the North bestond in festivalvorm al sinds 2011, maar kreeg vleugels toen Leeuwarden met succes meedong naar de titel van Culturele Hoofdstad van Europa. Opeens was er bestuurlijke en financiële steun. Hospers: „Na ‘culturele hoofdstad’ in 2018 heeft Leeuwarden een heel nieuw cultureel veld gekregen.” Explore the North is daar onderdeel van. Vóór 2018 was het toch zo, zegt Hospers, dat schrijvers en kunstenaars voor een podium of ontwikkeling naar Amsterdam of Utrecht of Groningen moesten. „Ik wil niet zeggen dat dat nu niet meer bestaat, maar het is wel zo dat wij, en andere organisaties, daar vanaf 2018 een alternatief voor zijn gaan bieden.”
Explore the North heeft bekendere namen aan zich gebonden (Joost Oomen met zijn poëzievoorstellingen, Yentl van Stokkum geeft les aan de Jonge Schrijvers). Wat ze tonen valt niet altijd binnen één discipline te plaatsen, dat maakt het soms uitdagend voor het publiek, vertelt Nagtegaal, „En dat is op deze plek nog moeilijker dan in Groningen of Amsterdam. Er was hier bijna niks. En dus was het publiek ook nergens aan gewend.”
Als Djoeke Graswinckel (20), zij begon op haar dertiende als Jonge Schrijver, van het podium afstapt, wil ze weten of de voordracht beter ging dan de vorige keer. Nagtegaal zegt dat ze „haar publiek goed aanvoelde”. Een veel beter compliment dan ‘ja’, vindt Graswinckel.
De tiende editie van het Explore the North Festivalweekend vindt plaats op 22, 23 en 24 november op verschillende locaties in Leeuwarden. Info: explorethenorth.nl
De Russische kunstverzamelaar, galeriehouder en publicist Marat Gelman (63) heeft eigenlijk geen tijd voor een interview. Hij moet vrienden afhalen van het Berlinse Hauptbahnhof. Ze komen voor de anti-oorlogsdemonstratie van de Russische oppositie in ballingschap, die de volgende dag in de Duitse hoofdstad zal plaatsvinden. Gelman is betrokken bij de organisatie van het protest, in de stad waar hij deels woont en vorig jaar een galerie opende die zich specialiseert in AI-kunst: ‘Guelman und Unbekannt’.
Terwijl zijn oudste zoon op het station op de uitkijk staat, zetten zijn jongste kinderen thuis de boel op stelten. Daarom zoekt Gelman in de Berlijnse wijk Charlottenburg – vanwege zijn grote Russische diaspora ook wel bekend als Charlottengrad – naar een locatie voor het gesprek. Hij draagt een kanariegeel bomberjack en een blauwe hoody om zijn Oekraïense sympathieën te onderstrepen. Voor een donkere shishabar met gokautomaten staat hij stil. „Hier dan”, zegt hij en trekt de deur open.
Al veertig jaar is de in Moldavië geboren Gelman (ook wel geschreven als ‘Guelman’) een begrip in de Russische kunstwereld. In de jaren 80 maakte Gelman, zoon van theatermaker en scenarist Aleksandr Gelman, naam als de eerste kunsthandelaar van de Sovjet-Unie. In de jaren 90 was hij als spindoctor actief in de Russische politiek, waar hij van dichtbij de opkomst van Vladimir Poetin meemaakte. In 2009 was hij directeur van het PERMM museum voor moderne kunst in de Siberische stad Perm. Maar zijn provocatieve, kritische exposities leidden tot woede bij de autoriteiten en de Orthodoxe Kerk en in 2013 werd hij ontslagen. In zijn Moskouse galeries bracht hij de afgelopen decennia alternatieve kunst onder de aandacht en werkte hij samen met grootheden als Emilia en Ilja Kabakov, Dmitri Vroebel en de Oekraïense performance-kunstenaar Oleg Koelik.
Ik wil een plek creëren voor vrije Russische cultuur, buiten Rusland. Een soort meta-Rusland, dat toont dat Rusland ook vriendelijk en geweldloos kan zijn
Na de Russische annexatie van de Krim in 2014 vertrok Gelman naar Montenegro, waar hij het cultuurcentrum ‘Slovo Novo’ opende als veilige haven voor de opgejaagde Russische kunstscene. Sindsdien ontvangt hij er schrijvers, kunstenaars en muzikanten, onder wie de leden van punkgroep Pussy Riot. Ook exposeert hij werk van Oekraïense kunstenaars en biedt gevluchte artiesten residenties aan. „Ik wil een plek creëren voor vrije Russische cultuur, buiten Rusland. Een soort meta-Rusland, dat toont dat Rusland ook vriendelijk en geweldloos kan zijn.”
Zijn artistieke activisme is het Kremlin niet ontgaan. Eind 2021 werd hij tot ‘buitenlands agent’ bestempeld, kort daarna op de wanted-lijst geplaatst en hij is lid van een in Rusland ‘verboden’ organisatie. Eén dag voor het gesprek met NRC werd hij in Rusland tot ‘terrorist’ bestempeld. „Ik heb nu een full house”, lacht hij. „Al weet ik niet of ik een ‘terrorist’ of een ‘extremist’ ben geworden. Ik hoop dat laatste, het klinkt beter en is minder gevaarlijk.” In Montenegro, waar hij deels woont, wemelt het van de Russische geheim agenten.
Ondertussen zitten kunstenaars in Rusland in het nauw. Vorige week deed de politie van Nizjni Novgorod een huiszoeking bij de street-art kunstenaar Aleksandr Koeritsyn, die werkt onder het pseudoniem ‘Blauw Potlood’, en onlangs in Jekaterinburg de tekst ‘Ga door het bos’ op een gebouw schilderde. Volgens de kunstenaar verwees de tekst naar de bossen rond de stad en had het een ecologische betekenis. Maar de organisatie zag er een verwijzing in naar de oorlog in Oekraïne. ‘Ga door het bos’ is de naam van een Russische organisatie die deserteurs helpt te ontsnappen uit het leger. Koeritsyn werd beschuldigd van samenwerking met ‘anti-Russische structuren’.
Lees ook
Zes jaar gevangenisstraf voor toonaangevende theatermakers in Rusland
Is kunst in het Rusland van Poetin nog wel mogelijk?
„De vrije hoekjes worden steeds schaarser. Kunst en Poetin hebben verschillende doelen. Een kunstenaar werkt voor de toekomst, hij wil internationale grenzen doorbreken. Daarvoor moet hij vrij zijn. Poetin wil het land juist afsluiten van de buitenwereld. Hij zegt: wij hebben onze eigen wereld, de ‘Russische wereld’. Hij wil het land achteruit trekken, terug naar het imperialisme.
„Wat onder Poetin als kunst wordt gecultiveerd, is geen kunst. Het is een vorm van pr. Maar je kunt kunstenaars niet zomaar willekeurig uitwisselen. Als [de bekende schrijver en kunstenaar, red.] Vladimir Sorokin Rusland verlaat, dan is er geen andere Sorokin om hem te vervangen. Dan is er een gat. Het Kremlin kan geen levende kunstenaars meer vinden, dus moeten ze het met de doden doen. Daarom organiseren ze ontmoetingen tussen Poetin en de nazaten van Poesjkin.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="AI-kunst aan de muur bij Murat Gelman. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="AI-kunst aan de muur bij Murat Gelman. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/in-rusland-worden-de-vrije-hoekjes-voor-kunst-steeds-schaarser-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/22161605/data124732151-78c6f6.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/in-rusland-worden-de-vrije-hoekjes-voor-kunst-steeds-schaarser-8.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/in-rusland-worden-de-vrije-hoekjes-voor-kunst-steeds-schaarser-6.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/in-rusland-worden-de-vrije-hoekjes-voor-kunst-steeds-schaarser-7.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/in-rusland-worden-de-vrije-hoekjes-voor-kunst-steeds-schaarser-8.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/in-rusland-worden-de-vrije-hoekjes-voor-kunst-steeds-schaarser-9.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/hPnMzhZERxECVsd5w6aNHfhVFBU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/22161605/data124732151-78c6f6.jpg 1920w”>
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="GERMANY, Berlin, 11/17/2024, Marat Gelman, Russian art collector and curator and political commentator, in his kitchen.
Here: AI art pictures in his kitchen. For a story by Eva Cukier.
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="GERMANY, Berlin, 11/17/2024, Marat Gelman, Russian art collector and curator and political commentator, in his kitchen.
Here: AI art pictures in his kitchen. For a story by Eva Cukier.
Is politiek voor u momenteel belangrijker dan kunst?
„Ik ben een man van de kunsten. Maar ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om ook maatschappelijk en politiek werk te doen. Met Slovo Novo organiseren we kunstprojecten die in Rusland onmogelijk zijn. In sommige periodes van de geschiedenis is kunst in ballingschap belangrijker dan die in Rusland zelf. ”
Welke impact heeft de oorlog in Oekraïne op de kunstwereld?
„Lange tijd dachten we dat er het liberalisme had gewonnen. Het ‘einde van de geschiedenis’ was aangebroken, zoals Fukuyama schreef. Maar het postkoloniale debat bleek een onvoltooid verhaal en de geschiedenis hervatte zich. Daarmee is kunst ook weer interessant geworden, minder abstract. De oorlog in Oekraïne heeft belangrijke morele vraagstukken teruggebracht in de kunst. Vragen als: kun je nog poëzie schrijven na Boetsja? Welk nut dienen kunst en kunstenaars in tijden van oorlog? En ook: kunnen Russische kunstenaars nog welkom zijn op internationale kunstfestivals?”
U opende vorig jaar een AI-galerie in Berlijn, waar komt uw fascinatie voor AI-kunst vandaan?
„AI is baanbrekend. De technologische ontwikkelingen bepalen de kunst van morgen. Mijn eerste aankopen deed ik in 1984: twee werken van Anatoli Zverjev. Ik had toen nog geen huis, geen auto, zelfs geen tweede jasje. Maar in de afgelopen veertig jaar is er binnen de kunsten eigenlijk weinig revolutionairs gebeurd. Met de opmars van kunstmatige intelligentie is echt iets nieuws gaande. Er staat een heel nieuw type kunstenaar op.”
Waardoor komt dat?
„De coronapandemie dwong ons dingen anders te doen. Dat was het moment waarop digitale kunst het terrein van de moderne kunsten binnendrong. Plotseling sloot een heel nieuw continent van digitale kunst zich aan bij de rest van de wereld. Daarnaast viel Rusland Oekraïne binnen. De oorlog en de repressie hebben duizenden kunstenaars van hun omgeving afgesneden, ze hebben vaak geen inkomen meer. Dat dwingt hen te experimenteren met nieuwe kunstvormen, ook online. Bovendien veroorzaakt AI een devaluatie van het kunst-establishment, dat voorheen 95 procent van de markt in handen had. Nu komt er plek voor vernieuwing. Mijn taak is proberen te raden wat de nieuwe kunst zal zijn en te zoeken naar de kunstenaars die zulke kunst gaan maken.”
In 2020 schonk Gelman een groot deel van zijn collectie aan de beroemde Moskouse Tretjakov Galerie, waaronder werken van de Kabakovs en een werk van het controversiële kunstenaarsduo The Blue Noses: een foto van twee kussende politiemannen in een besneeuwd berkenbos.
Het Kremlin had u toen al tot ‘buitenlands agent’ verklaard. Waarom deed u dat?
„De Tretjakov was er vóór Poetin en zal er na Poetin zijn. Begin vorige eeuw onder het communisme raakte de Russische avant-garde uit de gratie en werd verboden. Musea gooiden die werken niet weg, maar bewaarden ze in hun depots. Neem het werk van avant-gardekunstenar Kazimir Malevitsj, dat ruim vijftig jaar lang in de opslag lag en nu weer wordt getoond. Zo zal het na Poetin ook gaan. In het Tretjakov-depot is de collectie bovendien veiliger dan bij mij thuis.”
U was in de jaren 90 als spindoctor actief in de politieke kring rond toenmalig president Jeltsin en was nauw betrokken bij de agressieve mediacampagne die de impopulaire Jeltsin tijdens de met schandalen omgeven presidentsverkiezingen van 1996 in het zadel hield. Heeft u spijt?
Ik heb bijgedragen aan de vernietiging van onafhankelijke Russische media
„Het was 1996, Jeltsin moest worden herkozen want we waren als de dood dat de communisten zouden winnen. Ik leidde de anticommunistische afdeling en heb daar wat dingen gedaan die ik beter niet had kunnen doen. Dat heeft bijgedragen aan de vernietiging van de onafhankelijke media in Rusland. Dat was een grote fout en ik heb daar spijt van. Achteraf gezien was het beter geweest als de communisten hadden gewonnen, maar de vrije pers behouden was gebleven.”
U was in 2000 ook betrokken bij de benoeming van Vladimir Poetin, als opvolger van Jeltsin.
„Dat klopt. Ik zat met Boris Nemtsov [de in 2015 vermoorde oppositieleider] in de liberale partij ‘Unie van Rechtse Krachten’. Net als veel politici geloofde hij in Poetin. Hij zei ‘Marat, iemand moet namens onze partij zitting nemen in het team van Poetin.’ Dat heb ik toen gedaan, maar alles was al geregeld. Poetin zou sowieso president worden, dus invloed had ik niet. Er zijn in die tijd dingen gebeurd, waarover ik nu niet kan spreken. Misschien in de toekomst. Eerst moet de oorlog eindigen.”
Hoe kan kunst bijdragen aan het beëindigen van de oorlog?
„Een kunstenaar kan allerlei dingen doen. Ten eerste moet hij blijven werken, ook al is het voor de lade en kan zijn kunst pas later worden getoond. Daarnaast kan hij protest-kunst maken, zich hardop uitspreken tegen de oorlog en kan hij een deel van zijn inkomsten doneren aan Oekraïne. Dat doen wij ook met onze initiatieven. Wij willen laten zien dat Rusland geen bedreiging hoeft te zijn en kan integreren in de Europese cultuur. Niet als een ijsbreker, zoals Rusland gewoon is te doen, maar als duizenden kleine bootjes, die ieder op hun eigen manier een plekje vinden in de wereld.”
Toen Joni Mitchell (1943) voor het eerst Hawaii bezocht en ’s ochtends de gordijnen van haar kamer opentrok, zag ze eerst de betoverende groene bergen aan de horizon en toen ze omlaag keek… een oneindige parkeerplaats vol auto’s. Ze ging op bed zitten, pakte een gitaar, begon te tokkelen en zong binnen de kortste keren: „Don’t it always seem to go. That you don’t know what you’ve got ’til it’s gone. They paved paradise, put up a parking lot.” Weer een wereldhit geschreven.
‘Big Yellow Taxi’ is allesbehalve een simpel kampvuurliedje, maar een dwars nummer met een gek gestemde, schurende en stuwende akoestische gitaar en feeëriek gezongen toonladders die van hoog naar laag dartelen en eindigen in gegiechel. Maar ondanks die complexiteit is het gek genoeg toch een onweerstaanbare oorwurm. Het zou talloze keren worden gecoverd (onder anderen door Amy Grant en Counting Crows) en belandde als sample in ‘Got ’til It’s Gone’ van Janet Jackson, inclusief de beroemde regel van Tribe Called Quest-rapper Q-Tip: „Joni Mitchell never lies.”
En: Joni Mitchell never dies! Dat bleek twee jaar geleden, toen ze plotseling onaangekondigd op het Newport Folk Festival op het podium verscheen om eindelijk weer eens te zingen nadat ze in 2015 was getroffen door een hersenbloeding. Voor de tweede keer in haar leven had ze opnieuw moeten leren lopen: als kind leed ze namelijk aan polio.
Die tweede wederopstanding draagt alleen maar bij aan de toch al gigantische heldenstatus van de zangeres die in de jaren zeventig uitgroeide tot een van de meest iconische en invloedrijke singer-songwriters van haar generatie. Ze is een „door roem gefossiliseerde figuur”, schrijft Ann Powers, en dat is nou precies het probleem. Volgens de Amerikaanse muziekcriticus, onder meer van The New York Times, is er door alle verering een wildgroei aan mythes ontstaan. In haar boek Travelling, dat nu in een Nederlandse vertaling is verschenen, wil ze al die legendes te lijf gaan. Ze is geen biograaf maar cartograaf, schrijft ze, die opnieuw de landkaart wil intekenen.
‘Knorrig meisje’
Die missie klinkt verfrissend. Juichende hagiografieën zijn er in de popjournalistiek al genoeg. En inderdaad: in plaats van voortdurend stroop te smeren durft Powers afstand te bewaren. Ze noemt Mitchell weliswaar soms „onze heldin” of „grande dame”, maar spaart haar geenszins en heeft het net zo makkelijk over „mafketel”, „knorrig meisje” of „dwangmatige prater die behoefte heeft aan een therapeut”.
Glashelder verklaart ze hoe ‘Big Yellow Taxi’ zowel muzikaal als persoonlijk een keerpunt betekende. Het nummer markeert een nieuwe start en werd de „blauwdruk voor haar jazzperiode” en „het moment waarop de ritmes van de Afrikaanse diaspora die haar werk vanaf 1975 overnamen haar voor het eerst laten dansen”. Mitchell brak met haar vrijmoedige jaren in Laurel Canyon, het culturele hart van Los Angeles in de late jaren zestig – het beloofde land waar ze als jonge Canadese gelukzoeker naartoe was getrokken – en de beroemde folktroubadours met wie ze (zowel letterlijk als figuurlijk) kruisbestuivingen was aangegaan: James Taylor, David Crosby, Graham Nash.
Hoe onverbiddelijk Powers kan zijn, blijkt als ze beschrijft hoe Mitchell het zat was om overal herkend te worden en zich op feestjes ging vertonen verkleed als zwarte man, inclusief schmink en afro-pruik. Dat was – „niet alleen met de blik van nu” – onversneden racisme, oordeelt Powers, een „schokkende” smet op haar blazoen waarvan andere biografen liever wegkeken.
Niet gesproken
Met die andere biografen is meer mis, vindt ze. Velen hebben zich laten inpalmen door Mitchell, die soms bits alle contact kon verbreken en zo interviewers dwong smekend weer bij haar in het gevlei te komen. Daar had Powers geen zin in, schrijft ze stoer. „Ik weet hoe het is om te nauw bij een artiest betrokken te raken en mijn kritische onafhankelijkheid te verliezen.” Om die reden heeft ze Mitchell dus bewust niet gesproken.
Alleen: die keuze maakt haar nu volledig afhankelijk van bestaande interviewers en dus óók van de ingepalmden die ze net heeft lopen afkatten. En met alle respect voor bijvoorbeeld Goldmine, het vakblad van Amerikaanse kunstacademies, een van de vele media waaruit ze nu noodgedwongen een vraaggesprek moet citeren: had ze het niet gewoon beter zelf kunnen doen? En waarom spreekt ze dan wél met Crosby, Nash, Taylor en vele anderen?
Er is meer mis met Travelling, en eigenlijk beginnen de problemen al op de eerste pagina waar Powers meteen worstelt met een onoplosbaar dilemma: ze weet niet hoe ze de zangeres moet noemen. ‘Mitchell’ alleen vindt ze te plechtig, ‘Joni’ te schattig. Daarom zal ze „afhankelijk van de context” beide namen gebruiken en daarbij „haar intuïtie volgen”. Dat hardop wikken en wegen is een voorbode van vierhonderd pagina’s met caleidoscopische overpeinzingen waarvan ontzettend veel zinnen (en hoofdstukken) beginnen met ‘ik’ en soms ontsporen in wartaal.
Maar wacht, ook dát is juist weer de schuld van Joni. Of Mitchell. Of Joni Mitchell. „Ik moest bij mijn pogingen om haar bij te benen een nieuwe manier van schrijven aanleren die ruimte openliet voor lacunes, tegenstrijdigheden en inconsistenties om die labiele elementen te eren als essentiële onderdelen van een goed verteld verhaal.”
Ehm… Hoe onbedoeld misschien ook, het is uitgerekend deze quasi-eloquente woordsalade die pijnlijk schetst hoe Powers soms hopeloos verdwaalt. Bij iedere mijlpaal in Mitchells leven volgt altijd weer de onvermijdelijke zoiets-heb-ik-ook-ooit-meegemaakt-terwijl-het-er-NIETS-mee-te-maken-heeft-analogie. Het zogenaamd onbekende land dat de cartograaf zo graag in kaart wil brengen is toch vooral Het Koninkrijk Ikke.