Hoe schaatsploeg IKO-X2O uitgroeide van underdog naar serieuze speler

Langs de ijsbaan in stadion Thialf, vlak voor het begin van de Ireen Wüst-bocht, staat een scherm op poten. Voor het scherm, op het ijs: trainers Erwin ten Hove en Erik Bouwman, van schaatsploeg IKO-X2O. Ze kijken naar zojuist gefilmde beelden van een treintje schaatsers, die vertraagd worden afgespeeld. „Zie je dat?” zegt Ten Hove. „Hij gaat nét iets te veel naar binnen met zijn linkerbeen als-ie de bocht uitkomt.” Even later wordt sprinter Kayo Vos uit het pelotonnetje geplukt – en bespreken de trainers met hem het linkerbeen.

Standaardpraktijk in het moderne schaatsen, zou je zeggen. Het scherm is eigendom van Thialf en staat ter beschikking aan iedereen die traint tijdens de topsporturen. Toch zijn ze het enige commerciële team dat er gebruik van maakt, zegt Erwin ten Hove even later bij een kop koffie. „Ik vind het handig om snel wat te kunnen laten zien aan een sporter. Kijk ik het even terug voordat ik er iets over zeg.” Waarom de andere ploegen het scherm links laten liggen? Geen idee, zegt Ten Hove terwijl hij zijn schouders ophaalt. Grinnikend: „Iets met: het land der blinden?”

Sinds 2017 is Team IKO de outsider van de Nederlandse schaatswereld. De ploeg van de Groningse broers Erwin en Martin ten Hove pakt de sport op een vooruitstrevende manier aan, met moderne technologie, vaste psychologische ondersteuning en – bovenal – een individuele, op maat gesneden begeleiding van schaatsers. Met veruit het kleinste budget van de vier commerciële Nederlandse schaatsteams waren de resultaten jarenlang bescheiden. Maar bij de start van het nieuwe seizoen, dit weekend met het World Cup-kwalificatietoernooi in Heerenveen, gelden ze niet langer als de underdog.

Die doorbraak kwam eind vorig seizoen, toen Joy Beune wereldkampioen allround werd in het Duitse Inzell. Vervolgens overwoog ’s lands bekendste schaatser, sprinter Jutta Leerdam, na haar breuk met de Jumbo Visma-ploeg, serieus een overstap naar het team. En in de zomer wisten de gebroeders Ten Hove hun budget flink te vergroten door naast isolatieproducent IKO een tweede sponsor aan zich te binden, de Vlaamse badkamergigant X2O.

De kleinste ploeg is een serieuze speler geworden.

Een eigen ploeg beginnen

De rolverdeling bij de broers Ten Hove is overzichtelijk: Martin (40) doet de zaken, Erwin (42) het sportieve gedeelte. „Martin is de rationele communicatieman, ik ben meer de emotionele coach”, zegt Erwin na afloop van de training in Thialf.

Ze groeiden op in het dorpje Holwierde, nabij Delfzijl in het uiterste noorden van Groningen. Hun ouders Bert en Jacqueline waren in het eerste decennium van deze eeuw belangrijke figuren in de Nederlandse schaatswereld: met hun verzekeringsbedrijf VPZ sponsorden ze tien jaar lang een commerciële ploeg. Zelf stopten de broers vroeg met schaatsen en begonnen, los van elkaar, als coach in de sport. In 2016 ontstond het idee om een eigen ploeg te beginnen. Dat werd IKO.

Makkelijk ging het niet in de beginjaren. Er was weinig geld, aan het einde van hun eerste seizoen moesten de broers bijklussen in een sportschool en een callcenter om zichzelf van salaris te voorzien. Maar ze hielden vol, gedreven door het idee dat het anders en beter kon in de in hun ogen conservatieve schaatswereld. Langzaam begon hun aanpak zich uit te betalen. Op de Olympische Spelen van 2022 won ‘hun’ Belg Bart Swings een gouden medaille bij de massastart. Vorig seizoen volgde de wereldtitel van Joy Beune.

Dat laatste maakte hun vader Bert niet meer mee. Na een aantal moeilijke jaren – VPZ werd verkocht, zijn overige bedrijven gingen failliet – overleed hij in de herfst van 2022, na een kort ziekbed.

Be like me-coach’

Wat is het geheim van de gebroeders Ten Hove? Als je schaatsers of trainers spreekt die bij IKO-X2O onder contract staan of stonden, beginnen ze vroeger of later allemaal over het „familiegevoel” binnen de ploeg. De broers Ten Hove slagen erin een „een heel fijne omgeving om je te ontplooien” te creëren, zegt oud-schaatser Jan Blokhuijsen, die tot 2022 voor de ploeg reed. „Dat was al zo bij de VPZ-ploeg van hun ouders. Dat dna zit ook in dit team.”

Zelf willen de broers niet te veel nadruk leggen op de warme sfeer in hun ploeg: ze worden liever niet voor ‘soft’ versleten. Bovendien is het geen doel op zich, zeggen ze, maar het gevolg van hun aanpak. Wat hun formatie onderscheidt van de andere commerciële teams, is dat zij „beginnen bij de sporter”. Aan de ene kant heb je de ouderwetse, nog altijd tamelijk courante schaatstrainer – de „be like me-coach”, zoals Erwin ten Hove het noemt. „Zo van: mijn programma is heilig, volg me maar, dan komt het goed. Een poppetje aan het roer met discipelen eronder.” Bij IKO-X2O proberen ze „meer op gelijkwaardig niveau” samen te werken met hun sporters. Er is geen generiek trainingsprogramma; iedere schaatser krijgt een individueel schema dat in samenspraak is opgesteld.

Martin ten Hove: „Van sporters die eerst bij andere teams reden, horen we vaak: gôh, wat lekker dat we al weken vooruit weten wat we gaan doen qua training. Maar eigenlijk zou dat de standaard moeten zijn.”

In de versukkeling

Het succes van Joy Beune leverde de Ten Hoves een reputatie op van wonderdokters: trainers die met zichzelf worstelende schaatsers weer aan het winnen krijgen. Beune (25) gold in de jeugd als het grootste talent van haar generatie, maar raakte bij schaatsploeg Jumbo-Visma fysiek en mentaal in de versukkeling. Twee jaar geleden kreeg ze – naar eigen zeggen vrij abrupt – haar congé van coach Jac Orie.

Bij IKO hervond Beune haar zelfvertrouwen. De ploeg, vertelt ze, voelde na de jaren bij Jumbo als „een warm bad”. „Bij Jumbo had ik altijd het gevoel dat ik me moest bewijzen. Het was zo’n grote ploeg, voor mij tien anderen. Dat speelt hier helemaal niet.”

De op maat gesneden trainingsschema’s bleken ook uitstekend te werken bij Beune. „Bij Jumbo kreeg iedereen op zondagavond hetzelfde schema – en dat was het. Nu krijg ik drie weken van te voren een programma, en kan ik ook zelf met aanpassingen komen, al moet je wel goede argumenten hebben.”

Het gevolg: toen Jumbo – inmiddels omgedoopt tot Essent – na haar wereldtitel bij Beune aanklopte met een aanbod om terug te keren, koos ze ervoor om bij IKO-X20 te blijven. „Ik besloot wel het gesprek aan te gaan met Orie, ook omdat ik wilde weten waar het met mij was misgegaan bij hen. Ze zeiden ook dat er dingen veranderd zouden zijn. Maar van tevoren wist ik bijna honderd procent zeker dat ik hier zou blijven.”

Vertrouwen en een open sfeer wogen voor Beune zwaarder dan het ongetwijfeld hogere salaris dat ze had kunnen krijgen bij ’s lands grootste schaatsploeg, al gaat ze er bij IKO-X2O nu ook „financieel wel iets op vooruit”. Haar keuze voelde stiekem wel een als een bevestiging van het eigen gelijk, zegt Martin ten Hove, die „geen rustig weekje” beleefde toen Beune in gesprek was met de concurrent.

Erwin ten Hove: „Er werden haar daar gouden bergen beloofd, maar dat heeft ze netjes afgebeld.”

Jutta Leerdam kwam uiteindelijk niet naar het team: ze besloot solo verder te gaan, zonder team. Dat was, zegt Erwin ten Hove, een „gezamenlijke conclusie” na een „zorgvuldig proces”: financiële overwegingen speelden volgens hem geen rol. Wie wel over is gekomen van de voormalige Jumbo-ploeg, is sprinter Dai Dai N’Tab. Hij krijgt een nieuwe kans nadat hij de afgelopen seizoenen ver terugviel en een rugblessure opliep, naar eigen zeggen door een trainingsprogramma dat hem als sprinter „langzamer” maakte. Vergeleken met zijn oude ploeg, zegt hij, is de cultuur bij de Ten Hoves „meer op de persoon gericht” en „veel minder top-down”. Ook N’Tab lijkt te zijn opgeknapt van zijn transfer naar IKO-X2O – al moeten zijn resultaten op het ijs dat nog uitwijzen.

‘Vervelende keuzes’

De Ten Hoves zijn niet louter van de goede sfeer: ze kunnen, indien nodig, ook rücksichtlos zijn. Zo namen ze afscheid van schaatsers die jarenlang de ruggengraat van hun ploeg hadden gevormd, zoals Blokhuijsen, Jorien ter Mors (drievoudig olympisch kampioen, nu brandweervrouw) en Lennart Velema, een Groningse sprinter met wie Erwin ten Hove al sinds de junioren samenwerkte. Zijn gedwongen exit had hij „absoluut niet aan zien komen”, zei Velema twee jaar geleden tegen RTV Noord. „Ik ben er kapot van.” Erwin ten Hove zegt dat hij het vertrek van zijn voormalige pupil „tot op de dag van vandaag jammer” vindt, maar dat zijn broer en hij zo nu en dan „vervelende keuzes moeten maken.”

Ook hun samenwerking met Esmee Visser was geen succes. De olympisch kampioen op de 5.000 meter van 2018 raakte in de jaren daarna met zichzelf in de knoop – en ook de gebroeders Ten Hove lukte het niet om Visser weer hard te laten schaatsen. Vorig jaar besloten ze haar uit te lenen aan een regionale ploeg, Team Frysk, wat de facto een afscheid betekende. „Wij hadden voor ons gevoel aan alle knoppen gedraaid en toch bleef het eindresultaat slecht”, zegt Erwin ten Hove. „Dan moet je wat anders gaan doen. Maar het bleef wel zuur.” Visser laat per sms weten geen behoefte te hebben om te praten over haar tijd bij de ploeg.

‘De cultuur verandert’

Als ze om zich heen kijken op de ijsbaan, zeggen de gebroeders Ten Hove, merken ze dat „de cultuur verandert”. Rijders van verschillende teams gaan „beter met elkaar om”, ze zien elkaar minder als ‘de vijand’. De nieuwe generatie, zegt Erwin ten Hove, wil graag eigen verantwoordelijkheid en heeft behoefte aan een minder harde werkomgeving. „Vroeger werd topsport erg geassocieerd met strijden, lijden, offers brengen. Natuurlijk willen we winnen, alleen: de tijden zijn veranderd. Er hoeft niet altijd een conflict te zijn. Ik werd vroeger nog wel eens helemaal uitgefoeterd door coaches. Dat kan niet meer.”

Wel vinden de Ten Hoves de Nederlandse schaatswereld nog altijd „behoorlijk conservatief” – wat volgens hen blijkt uit de snelheid waarmee buitenstaanders als de Zweed Nils van der Poel en de Amerikaan Jordan Stolz kunnen doorbreken naar de internationale top. Erwin ten Hove: „Ik denk dat we nog heel veel stappen kunnen maken.”