Tajín is geen kruidenmengsel, het is een lifestyle

Toen iemand mij een tijdje geleden Tajín liet proeven, op een blokje ananas, herkende ik tot mijn verbazing de smaak: zout, lichtpittig, citrusachtig. Later ontdekte ik dat Tajín vaak wordt gebruikt voor oranje, zurige cocktailrandjes.

Tajín, niet te verwarren met tahini (sesampasta) en tajine (een aardewerken slowcooker), is een zuur-pittige Mexicaanse kruidenmix van gemalen chilipeper, zeezout en gedroogde limoen, die tintelt op de tong. Net als Maggi is bij Tajín de merknaam de soortnaam geworden; het merk bestaat sinds 1985. De smaak doet denken aan zure matten, aan ingelegde jalapeños en aan Thaise papajasalade.

Mexicanen strooien het over groente, ijs, eieren, rijp fruit (vasos de fruta, een geliefde streetfoodsnack) en mangonada’s, een zomerdrankje met bevroren mango. Vaak wordt het gecombineerd met chamoy, een rode saus van gefermenteerd fruit en chilipepers. Voedselhistoricus Gustavo Arellano vertelde in 2019 in The New York Times dat Tajín in Mexico niet zomaar een kruidenmengsel is, het is een „lifestyle” – er zijn zelfs mensen die niet op vakantie gaan zonder. In veel restaurants in Mexico staan de plastic flesjes standaard op tafel.

In 1993 begon de export naar de Verenigde Staten. De rest van de wereld ontdekte het rond 2020, toen tiktokkers massaal gigantische augurken onderdompelden in Tajín en chamoy – samengetrokken gezicht gegarandeerd. Tajín is sinds kort te koop bij Albert Heijn, en ook in restaurants zie je het vaker voorbijkomen. Die zaken zijn lang niet altijd Mexicaans. In Kopenhagen dronk ik deze zomer een „huisgemaakte biologische grapefruit soda” met Tajín in een door influencers geliefd café. De „moderne Franse bistro” Café Klein in Nijmegen serveert het bij dulce de leche met watermeloen. Mijn favoriete toepassing is die van de Amerikaanse kok- en receptontwikkelaar Molly Baz: kokosrijstpudding uit de oven, afgetopt met pinda’s en Tajín.