Het beetje leef- en ademruimte dat de Taliban vrouwen in Afghanistan sinds 2021 nog toestonden, is weer kleiner geworden. Vrouwen mochten al niet meer werken, studeren, hun kleding kiezen, reizen of naar parken en baden. Maar vrouwen zijn nu ook verplicht hun gezicht volledig te bedekken en ze mogen in het openbaar niet luid praten, zingen of voordragen. Overtredingen worden zwaar bestraft, onder meer met geseling.
Hoe overleef je in zo’n hel? Het lukte twee vrouwen van in de dertig, de Iraans-Canadese fotograaf Kiana Hayeri en de Franse journalist en onderzoeker Mélissa Cornet om Afghaanse vrouwen zo ver te krijgen iets te laten zien van het leven dat zij leiden als dat onttrokken is aan het oog van de strenge buitenwereld. Tussen januari en juni 2024 bezochten Hayeri en Cornet Afghanistan twee keer, in totaal brachten zij er tien weken door, in zeven verschillende provincies. Daar spraken zij meer dan honderd vrouwen en meisjes. Het resultaat van hun reportage in tekst en beeld, getiteld No Woman’s Land, werd onlangs beloond met de prestigieuze Carmignac Photojournalism Award.
Een privé-instituut in het westen van Kabul, waar meisjes de Amerikaanse leerstof in het Engels volgen. Ze kunnen echter geen officieel Afghaans diploma halen, en ook niet naar een universiteit in Afghanistan: die zijn voor vrouwen gesloten.Etalagepoppen gestoken in trouwjurken, in Kabul. De hoofden zijn bedekt met plastic zakken, aangezien het in winkels verboden is gezichten van vrouwen te tonen. Ook in advertenties, op posters of andere publieke uitingen komen geen vrouwengezichten meer voor.Fatemah, tweeënhalf jaar oud, werd in mei het ziekenhuis in Kabul binnengebracht. Ze woog nog maar 5 kilo. Onlangs verloor ze haar moeder, die ziek werd. Nu zorgt haar oma voor Fatemah. Volgens de Verenigde Naties is in Afghanistan een op de tien kinderen ondervoed en kampt 45 procent met een groeiachterstand.Vrouwelijke journalisten aan het werk in het kantoor van een op vrouwen gericht mediabedrijf. Sinds de Taliban aan de macht zijn, is het Afghaanse medialandschap gedecimeerd. De situatie is voor vrouwelijke journalisten in Afghanistan veel erger dan voor mannelijke.Foto’s Kiana Hayeri
Doel van hun reis was de ervaringen van de vrouwen en meisjes te tonen, „en daarbij iets verder te gaan dan alleen het narratief van slachtoffers van de Taliban”, vertelden ze eind oktober bij tv-zender France 24. „Hun situatie is natuurlijk dramatisch, maar we wilden tonen hoe ze soms toch kleine stukjes van plezier of verzet laten zien; dat ze bestáán, dat ze er zijn, bijvoorbeeld door een verjaardagsfeestje te vieren, muziek te maken, toch proberen te blijven werken, ook al is dat extreem gecompliceerd.”
Zij kenden Afghanistan al goed, wat het contact leggen met en volgen van vrouwen vergemakkelijkte. Hayeri verhuisde in 2014 naar Kabul, waar ze werkte; in oktober 2022 verliet zij Afghanistan en verhuisde naar Sarajevo. Cornet, onderzoeker op het gebied van vrouwenrechten, woonde en werkte van januari 2018 tot na de val van Kabul in Afghanistan; inmiddels woont ze in Istanbul. Tijdens hun reizen werkten ze samen met lokale, uiteenlopende ngo’s waardoor ze toegang en accreditatie konden krijgen – een goede manier om het land te doorkruisen zonder als journalist te worden herkend.
Bang voor hun veiligheid waren ze niet. Na de val van Kabul was het veiliger een buitenlandse vrouw te zijn dan een Afghaanse vrouw, laten ze weten aan NRC. Ze wisten dat ze, als ze betrapt werden, naar de grens zouden worden gebracht en naar huis gestuurd. Ze maakten zich meer zorgen over de veiligheid van de vrouwen die ze interviewden.
Een groep tienermeisjes viert de verjaardag van een van hen bij haar thuis. Muziek en dansen zijn door de Taliban verboden, maar thuis achter gesloten deuren gaan veel vrouwen door met dansen en feestjes vieren.
Foto’s: Kiana Hayeri
De meeste verhalen die ze optekenden waren schrijnend. Geen van de vrouwen die ze spraken bleek nog hoop te hebben dat er iets zal verbeteren onder dit Taliban-regime, „behalve als het ze lukt het land te verlaten”.
Na de recente aanscherping van de regels voor vrouwen maakten Nederland, Duitsland, Canada en Australië bekend Afghanistan voor het Internationaal Gerechtshof (ICJ) te dagen als de Taliban de positie van vrouwen niet snel verbeteren. Dit op grond van het VN-Vrouwenverdrag, dat het land in 2003 heeft geratificeerd.
Muska (14) keerde onlangs met haar familie terug van Pakistan naar Afghanistan. “Daar kon ik naar school, hier niet. Ik kan goed lezen en schrijven. Ik zou liever in Pakistan wonen, daar kon ik tenminste studeren.” Door hun financiële situatie kan ze echter niet naar school, en haar ouders hebben een huwelijksovereenkomst geaccepteerd met de zoon van hun verhuurder, in ruil voor een waterput en zonnepanelen.Foto Kiana Hayeri
Halima uit Kabul zet in haar woonkamer een tattoo van een vrouwengezicht op de arm van de 17-jarige Mustafa. Sinds de Taliban schoonheidssalons sloten werken veel vrouwen vanuit huis. Halima is weduwe; haar man kreeg een hartaanval nadat zij was gearresteerd wegens het ongepast dragen van een hoofddoek. Nadat de Taliban bewijzen van haar activisme in haar telefoon hadden gevonden, werd Halima zwaar mishandeld in de gevangenis. Ondanks dit alles blijft Halima activistisch. „Veel van mijn vriendinnen en zussen kunnen geen onderwijs volgen; dat is voor mij de reden om door te gaan,” verklaart ze vastberaden.Foto Kiana Hayeri
In het Gardi Ghos-district krijgen kinderen bij gebrek aan schoolgebouwen les in de zon, zittend op onverharde grond. Jongens kunnen hun opleiding afronden tot en met klas 12, meisjes mogen slechts les krijgen tot klas 6 en in sommige districten tot klas 3. Ondergrondse scholen blijven meisjes onderwijzen, in huizen of moskeeën, ondanks de grote risico’s.Rahila (20), Yalda (18) en Zeinab (14) werken in een naaiatelier in Kabul. Zeinab stond op het punt om naar klas 7 te gaan toen de Taliban school verbood voor meisjes na klas 6. Nu naait ze schooluniformen voor meisjes op de basisschool.Foto’s Kiana Hayeri
Meisjes volgen kunstlessen in een winkel in Kabul. Het atelier zoekt naar manieren om onverwacht Taliban-bezoek af te leiden, aangezien in de kunsten enkel landschappen, kalligrafie en religieuze onderwerpen mogen worden verbeeld.Foto Kiana Hayeri
De dochter van Kheshroo en haar nichtje maakten in 2023 een eind aan hun leven door in het water te springen, nadat ze van school waren gestuurd. Op de foto speelt de familie in plassen water, met op de achtergrond de bergen in Wakhan, een gebied dat tot 2021 nooit onder controle van de Taliban had gestaan.Foto Kiana Hayeri
Asaa (21) en Nazbibi (20) vonden hoop en financiële zekerheid in een spaghetti-fabriek, geleid door vrouwen. Beide zussen zaten op de middelbare school, tot de Taliban hen dwongen te stoppen met hun opleiding. Door het verlies van hun vader en de hoge leeftijd van hun moeder rustte de verantwoordelijkheid voor de familie op hun schouders. Tapijt weven leverde te weinig op, maar een jaar geleden begonnen ze te werken bij de spaghetti-fabriek, opgericht in 2021 om werkgelegenheid te creëren voor vrouwen. „We zijn heel blij hier te werken en geld te verdienen.”Nafisa (45) opende 16 jaar geleden haar tapijtenbedrijf. „Ik was in Pakistan en leerde daar tapijt weven. Toen ik terugkeerde naar Afghanistan, zag ik dat er veel arme vrouwen waren, dus begon ik dit bedrijf om hen werk te bieden. Nu geef ik werk aan 30 vrouwen en meisjes.” Vrouwen zijn dankbaar en trots dat ze zichzelf en hun families kunnen onderhouden: „Ons enige inkomen komt uit tapijten, nu kunnen we de scholing van onze kinderen betalen.” De gemeenschap steunt deze vorm van werk, die een veilige ruimte biedt voor vrouwen.Foto’s Kiana Hayeri
Na een felle sprint van zo’n 50 meter door het mulle strandzand springt Erwin Wiltenburg (21) in zijn roeiboot, die in de branding wordt vastgehouden door twee helpers. Terwijl de golven tegen zijn boot klotsen, slalomt hij 250 meter de zee op. Daarna roeit hij in een zo recht mogelijke lijn terug, om op het strand nóg een sprintje te trekken naar de finish.
Badgasten die net met hun strandbal en handdoekje aan komen, kijken verbaasd naar wat zich op zee afspeelt. Surfers zijn ze hier wel gewend. Maar roeiers?
Coastal rowing, ofwel kustroeien, is een sport in opkomst. In 2028 staat het onderdeel Beach Sprint voor het eerst op het programma bij de Olympische Spelen van Los Angeles. Om in LA kans te maken op goud doet de Nederlandse roeibond nu al kennis en ervaring op. Maar hoe doe je dat in een sport die tot voor kort door een enkeling werd beoefend?
Trainen op het IJmeer
Op de woensdagochtend voor het NK zitten bondscoaches Bjorn van den Ende (39) en Ronald Florijn (64) op een snelle rib op het IJmeer. Naast hen liggen skiffeurs Janneke van der Meulen (38) en Martine Veldhuis (28) in hun roeiboot. „Light, bouwen, ja!”, roept Van den Ende hen toe. Twee minuten lang beuken de roeisters voluit tegen de golven in.
De haven van Muiden, en dus niet een kustplaats, vormt de uitvalsbasis voor de bondstrainingen van de kustroeiers. Dat is logischer dan je zou denken, legt Van den Ende uit: Muiden is makkelijk te bereizen vanaf de Amsterdamse Bosbaan, waar het olympisch trainingscentrum staat, en op het IJmeer is genoeg golfslag om te kunnen trainen. Alleen een strand voor het sprinten ontbreekt nog.
De vijf mannen en drie vrouwen die de bondscoaches onder hun hoede hebben, zijn nu nog meer een trainingsgroep dan een echte selectie. Alleen Van der Meulen is specialist in het kustroeien. Zij maakte al in 2018 haar debuut op het WK in Canada en werd in 2023 wereldkampioen op de beach sprint.
Na een sprint over het strand springen de ‘kustroeiers’ (hier Owen Knowles) in de roeiboot, die wordt vastgehouden door helpers. Foto Olivier Middendorp
Voor de rest zijn het roeiers die interesse hebben in de nieuwe discipline, maar nog niet weten of ze zich er ook in willen specialiseren. „Aan ons om de discipline te verkopen”, zegt Florijn. Neem Veldhuis, die op de Spelen van 2024 in Parijs nét een bronzen medaille miste in de dubbeltwee. „Ik loop nu coschappen en kan daardoor niet het programma van de bond volgen”, zegt ze. „Dit is een leuke uitdaging”.
Op het IJmeer werken Van der Meulen en Veldhuis hun laatste training af voor het NK. Met sprintintervallen simuleren ze het knock-outmodel van de wedstrijd. In een tijdsbestek van een uur moeten ze zondag twee rondes overleven, en dan nog genoeg energie overhouden om hun tegenstander in de finale te verslaan. „Snel herstellen is door de wedstrijdopzet belangrijk”, legt Van den Ende uit. „Ook dat moet je trainen”.
Olympische nummers
In het zonnige Scheveningen vindt dit weekend voor de tweede keer het NK plaats, met op zondag de drie nieuwe olympische nummers: de skiff (eenpersoonsroeiboot) bij de mannen en vrouwen, en de gemengde dubbeltwee. Op het strand is de sfeer relaxed. Wie niet roeit, kijkt onderuitgezakt in een strandstoel toe naar hoe andere deelnemers het doen.
Bij de mannen pakt Wiltenburg de nationale titel. Het zijn zware omstandigheden, zegt hij. „De golven zijn hoog, ze hebben veel impact op de boot. Je moet de hele tijd je koers aanpassen.”
Dan is het de beurt aan de vrouwen, met titelverdedigster Van der Meulen en Veldhuis. Beiden overleven de kwartfinale, waardoor ze elkaar in de halve finale tegenkomen.
Daarin gaat het helemaal mis voor Van der Meulen: ze raakt op de terugweg gedesoriënteerd en roeit de verkeerde kant op. Als ze ontdekt dat ze mis zit, is het al te laat. Bij haar corrigerende manoeuvre botst ze ook nog eens op Veldhuis, die rustig blijft en naar de finale gaat.
Zoektocht naar talent
Maar liefst vier gouden, drie zilveren en een bronzen medaille sleepte de Nederlandse roeiploeg vorig jaar binnen bij de Spelen van Parijs. Roeitalent is er genoeg, maar hoe zouden zij het doen bij het kustroeien? Zouden de disciplines in LA te combineren zijn?
Om dat uit te vinden selecteerden de bondscoaches meerdere olympiërs om een maand na de Spelen mee te doen aan de WK Coastal Rowing. Zo stonden onder meer Karolien en Finn Florijn, kinderen van bondscoach Ronald en gouden medaillewinnaars in Parijs, bij het WK aan de start. Bij het niet-olympische onderdeel Endurance ging het de Nederlandse roeiploeg nog goed af, maar bij de Beach Sprint leerden de coaches een belangrijke les: „Die combinatie kan niet”.
De roeiers slalommen langs een parcours op zee en gaan dan in een zo recht mogelijke lijn terug naar het strand. Foto Olivier Middendorp
De bond moet dus specialisten opleiden. Daarvoor kijken de coaches naar roeiers als Veldhuis, die tot nu toe pas „tien tot vijftien keer” op golvend water roeide en nog geen besluit nam over haar toekomst. Ook hopen ze roeiers te kunnen verleiden die vermoedelijk net te kort komen voor een olympische medaille bij het traditionele roeien. „Hen moeten we overtuigen dat ze bij het kustroeien wel die kans hebben”, zegt Florijn. In 2026, twee jaar voor de Spelen, willen de coaches een vast team hebben.
Voor nieuwkomer Veldhuis is de discipline nog een ontdekkingstocht. „Je moet flexibel zijn, rustig blijven als je vast komt te liggen in een golf.” Dat is niet altijd makkelijk, zegt ze. „In de kwartfinale maakte ik nog een extra slag bij het strand en sloeg ik om toen de golf brak. Ik was zo verzuurd, dan lukt het soms niet meer om helder na te denken.”
Bij specialiseren hoort ook kunnen sprinten door zwaar zand, maar dat wordt door de Nederlanders nog weinig geoefend, zegt Van der Meulen. „Je kan er absoluut een wedstrijd op verliezen. Dat is mij vorig jaar op het EK overkomen. Het is echt een belangrijk onderdeel.” Bovendien kan het gebeuren dat je met je boot compleet verkeerd uitkomt op het strand, waardoor de te rennen afstand nog langer wordt.
Gelijkheidsideaal
De Beach Sprint-onderdelen komen in 2028 op de Spelen in LA als vervanging van het lichte roeien – het aantal olympiërs mag namelijk niet stijgen. Door de korte sprintraces is het een attractieve sport om te zien. Ook moet de sport inclusiever zijn.
Dat zit zo: anders dan bij het traditionele roeien stelt de wedstrijdorganisatie de boten beschikbaar. „Geld maakt medailles”, zegt Van den Ende, wijzend op de tienduizenden euro’s die de beste olympische boten kosten. „Die ongelijkheid wil het kustroeien een klein beetje wegnemen. In deze discipline hoef je eigenlijk alleen met je roeipakje naar de start te komen.”
Op het strand trekken de roeiers nog een sprintje naar de finish. Foto Olivier Middendorp
De gevolgen merkt Van den Ende op internationale toernooien. „Je ziet echt andere landen dan bij het vlakwaterroeien.” Waar bij het traditionele roeien landen als Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk de dienst uitmaken, zijn er nu deelnemers uit landen als Vanuatu en de Bahama’s. „Die roeien sowieso al in de haven en hebben geen vlak water, daarvoor zouden ze naar het buitenland moeten. Strand hebben ze genoeg, dus het is een logische keuze”.
In Scheveningen is het tijd voor de finale, waarin Veldhuis een andere olympiër treft. Marieke Keijser, winnaar van brons in Tokio, blijkt net te sterk. „Maar ik ben hier heel blij mee”, lacht ze. Van der Meulen eindigt als derde en kan haar mislukte race inmiddels relativeren: „Ik ging als een speer en verlies echt van mezelf. Maar ik heb superhard geroeid en snelle tijden neergezet.”
Bondscoach Florijn heeft de hele middag in zee gecoacht en boten vastgehouden. Met een nat shirt loopt hij over het strand. Op termijn verwacht hij dat het kustroeien uitgroeit tot mondiale sport. „Twee derde van de wereld bestaat uit zee. Kustroeien is aantrekkelijk om naar te kijken en toegankelijker. Op de Spelen zal het uiteindelijk grotendeels in de plaats komen van het klassieke roeien. Dat gaat gewoon gebeuren.”
Het is niet mijn eigen herinnering, maar ik weet dankzij het collectieve geheugen dat Cassius Clay, de grote Afro-Amerikaanse bokser, opzien baarde door in augustus 1963 over zichzelf te verklaren: „I am the greatest.” Hij zou zes maanden later inderdaad wereldkampioen worden in de zwaargewichtklasse. Ongeveer terzelfdertijd transformeerde Cassius Clay in Muhammad Ali, een toegewijd volgeling van de Nation of Islam.
Die naamsverandering trok de aandacht, maar vooral toch dat openlijk grootspreken over zichzelf. Dat hoorde niet, dat getuigde van slechte smaak, en was Clay geen bokser geweest, afkomstig uit de zwaar gediscrimineerde Afro-Amerikaanse hoek, maar bijvoorbeeld een wit politicus, die het land wilde besturen – het zou hem zwaar zijn aangerekend. Toen.
Nu is er Donald Trump, voor de tweede keer president van nog steeds het machtigste land ter wereld, en Clays ‘Greatest’ klinkt je nu grappig en ook sardonisch in de oren, omdat Clay op het moment van spreken geen feitelijke macht had, anders dan zijn eigendunk en lenige vechtkracht. Clay, later Ali, was de underdog, die dwars tegen de raciale repressie in zichzelf tot koning uitriep: het was toen de wereld op zijn kop, en alleen daarom kon Clay/Ali op wereldwijde sympathie rekenen, of op z’n minst op een gnuivend soort bijval. Het hielp ook dat hij fantastisch kon boksen.
Maar Trump the greatest? Wat is daar de tournure, of, om het in een jarenzestig-idioom te zeggen: wat is daar camp aan? Niets. Trump is de machtigste man, zijn land is ook al the greatest, en nog niet eens zo lang geleden zou deze openlijke snoeverij hem bij voorbaat kansloos hebben gemaakt.
Trump eist dat iedereen in knuffelende babytaal over hem spreekt
Zoals columnist Heleen Mees schrijft in de Volkskrantover Trump en zijn ‘One Big Beautiful Bill Act’, net aangenomen: het „is een vorm van hielenlikkerij die in Pyongyang niet zou misstaan”. Want niet alleen Trump praat zelfverliefd over zijn eigen politiek, hij eist dat iedereen uitsluitend in knuffelende babytaal over hem spreekt. ‘Eigen roem stinkt’, heette dat vroeger. Die eigen roem is kennelijk zo besmettelijk als de pest, want overal volgen politici Trumps voorbeeld en daarom riekt het zo ontstellend in de wereld.
Ja, Mark Rutte heeft als secretaris-generaal de NAVO bij elkaar weten te houden, maar al doende en likkende heeft hij ook die stank verspreid.
Die openlijke borstklopperij kennen we enigszins uit de wat ruwere sportwereld, martial arts, uit de hiphopscene, jaren tachtig. Maar het was vooral ook kenmerkend voor totalitaire regimes, inderdaad van Pyongyang, Noord-Korea tot aan het Irak van Saddam Hoessein. Je kon niet kijken of luisteren naar zo’n opgewonden nieuwslezer, die de ene geweldige nationale overwinning aan een nog grotere paarde, zonder het uit te proesten. Ik vroeg met altijd af: zouden die inwoners dat werkelijk geloven? Ik weet nu het antwoord: geloof of ongeloof, dat is de kwestie niet. In de Verenigde Staten – en niet enkel daar – is de stijlfiguur van de voortdurende zelffelicitatie deel geworden van het dagelijkse spraakgebruik. Het is gewoon nu, zoiets heet gewenning.
Trump is de karikatuur van een communistische dictator, van een beginnend hiphoptalent, en hij zal en wil genoemd worden: Vredesvorst, Nobelprijswaardig.
Het pochen, de eigen roem, zijn sindsdien endemisch geworden, we missen helemaal geen Oostblok, want die triomfantelijke slechte smaak hebben we geïmporteerd en geperfectioneerd in wat vroeger wel ‘het Westen’ werd genoemd.
Over smaak valt niet te twisten? Het is simpelweg burgerplicht om daar voortdurend en vasthoudend over te twisten.
Het is een doos vol kleurige kralen waaruit het onmogelijk kiezen is. North Sea Jazz lijkt de laatste paar jaar een stapje terug te hebben gedaan in het aantal in het oog springende wereldsterren, maar het blijft een festival dat bezoekers muzikaal graag voor dilemma’s stelt. Veters vast en rennen, ruim 150 optredens, 17 podia in en rond Rotterdam Ahoy. Snel iets meepikken van Sheila E. om daarna nog iets te kunnen zien van gitarist Julian Lage. Of toch Judith Hill aan het werk zien, en weten dat je de zaal van legende Herbie Hancock dan niet meer in komt? In kleinere zalen zong het rond over artiesten als Ganavya, Aja Monet en de prachtige compositieopdracht van saxofonist Kika Sprangers met het Nederlands kamerkoor.
Mooi en hoopvol was het hoeveel artiesten op het podium – van Celeste tot Jacob Collier of het Maas-zaal plat spelende Ezra Collective – zeiden ooit legendarische NSJ-shows als voorbeeld te hebben gekeken, om er nu eindelijk zelf te staan. North Sea Jazz verandert, op zowel de podia als in de gangen; en het publiek beweegt op de stroom mee.
Het is onmogelijk alles te zien. Tien echte North Sea Jazz-momenten van de vrijdag en zaterdag:
Concert van Celeste op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
1Celeste
Diep raakt ze, echt diep. De Britse zangeres Celeste schuurt en streelt tegelijk, zaterdagavond. Haar stem is bitterzoet en bluesy, rauw en nasaal – een expressief instrument waarmee ze onmacht, verlatingsangst en de zoektocht naar rust blootlegt. Ze spuugt haar woorden haast uit, met wijd uitgestrekte armen en trillend lichaam. Even later slaat de sfeer abrupt om in een uptempo rocknummer, scherp en direct. Het publiek in de volgepakte Maas-zaal houdt de adem in. Dit is Celeste in haar nieuwe glorie: open, intens, niet langer ongenaakbaar, maar kwetsbaar en krachtig tegelijk.
Tamelijk onverwacht wordt Celeste een adembenemende ster op North Sea Jazz. Wat een vocale kracht demonstreerde ze op het randje van het podium, zo dichtbij en persoonlijk dat het bijna ongemakkelijk werd. Gekleed in een hoofdtooi van veiligheidsspelden met een sluier en donkere, uitgeveegde zwarte oogmake-up, straalde ze broze intensiteit uit die deed denken aan Billie Holiday, Nina Simone en Amy Winehouse, met wie ze ook haar melancholische diepgang deelt. Celeste is niet langer de zangeres die zich achter perfectie verschuilt. En dus klinkt haar muziek steviger dan ooit, een retrosoulrock Woodstock gevoel. Een Bond-sfeer in ‘This Is Who I Am’, oude hit ‘Love Is Back’ klinkt optimistisch, bijna retro. Het absolute hoogtepunt? De titelsong ‘Woman of Faces’ gaat voluit en wordt emotioneel uitgekleed tot op het bot.
Sheila E. op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
2De vader van Sheila E.
Wij leerden Sheila E. via Prince kennen, maar in Rotterdam staat ze naast een man die ze nóg beter kent: haar vader Pete E(scovedo). Een lekker losse percussionist – speelde met Tito Puente en Santana – die fier rechtop staand uitermate goed meekan met de denderende funktrein van zijn dochter. In Europa optreden was een bucketlist-item dat hij twee dagen voor zijn negentigste (!) verjaardag kan afstrepen, in een show vol aanstekelijke, dik aangezette latin funk. „I’m happy to be here. I’m happy to be anywhere at ninety!”
Jacob Collier op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
3Zingen met Jacob Collier
Onderdeel zijn van het publiekskoor van Jacob Collier. Dat wil je niet per se, maar zie het maar eens te weerstaan als iedereen om je heen op zijn subtiele vingeraanwijzingen al in verschillende toonsoorten ‘Here Comes the Sun’ meezingt. De Brit toont zich deze editie een van de meest bezielde huisartiesten – niemand weet publiek zo intensief bij zijn optredens te betrekken als hij. Naast zijn concerten met band en het Metropole Orkest, ontstonden er muzikale kettingen in de geest van Bobby McFerrin’s circle singing in het publiek.
Jazzlegende Herbie Hancock op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
4De springende jazzlegende Hancock
Een sterrenstelsel aan jazztitanen dooft langzaam uit – des te meer wil men de laatsten nog zien. Herbie Hancock is er nog, en hoe: 85, vitaal, scherp, met gevoel voor show. De zaal stroomt over, tot ver buiten de dichte deuren. Hancock speelt frisse arrangementen van zijn klassiekers: ‘Actual Proof’ met de Headhunters, ‘Footprints’ eert zijn overleden vriend Wayne Shorter. Maar een hoogtepunt is de opgefriste hit ‘Rock It’. Als Hancock zijn campy keytar om zijn schouders gooit en samen met gitarist Lionel Loueke springend losgaat, lijkt hij plots weer die jonge jazzgod van toen.
DeWolff heeft hun bingokaart met festivals wel zo’n beetje vol. DeWolff kan overal. Maar als ze bij North Sea Jazz het podium opkomen zit de charismatische frontman Pablo van de Poel in een rolstoel. Een Kurt Cobaintje? Nee: hij is in Groningen van een podium gelazerd en scheurde zijn enkelband, maar rockt (en rollt) niet minder. Hilarisch hoe hij door twee man over het podium heen en weer wordt geracet tijdens zijn gitaarsolo’s.
Eerbetoon aan Wayne Shorter op North Sea Jazz. Op de foto dirigent Clark Rundell, bassist John Patitucci en drummer Terri Lyne Carrington.
Foto Andreas Terlaak
6Ode aan Wayne
De in 2023 overleden Wayne Shorter zette bij het componeren geregeld CNN aan. De wereld staat in brand. Zijn antwoord was ontsnapping, voor zijn jazzensembles mét symfonieorkest schreef hij stukken die eerder reizen leken dan composities: naar verre planeten, naar binnenwerelden. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest, voor het eerst duikend in Shorters abstracte maar gelaagde muzikale taal, klinkt aanvankelijk wat aftastend. Toch ontstaat er onder leiding van dirigent Clark Rundell een spanningsveld, geholpen door Shorters bandleden en bevriende musici als Terri Lyne Carrington. Dat in dit eerbetoon de partituur leidt, schept afstand. Maar als saxofonist Tineke Postma voor de solo haar ogen sluit weet je: dit voert terug op herinneringen.
Concert van Judith Hill
Foto Andreas Terlaak
7Het mysterie van de Congo
De Congo-tent is een beetje mysterieus: verscholen in een verre hoek achter de grootste podia. Maar als je de hoek omgaat weet je meteen of het áán is daar, dan puilt het uit en dromt de massa zich tussen de terrasstoeltjes om erbij te zijn. Zo was het vrijdag bij de funkrock van Judith Hill, voormalig Michael Jackson- en Prince-protegé met een ontzettend krachtige stem, waarvoor je een paar extra haringen in de tent zou willen slaan. Of een dag later bij de Spaanse hiphopflamenco van Queralt Lahoz, die haar stem mooi laat slangen als Rosalía, en dan weer een vette trap-beat opzoekt. En anders bij echte dansbands Ghost Note en Steam Down. De Congo blijkt ook dit jaar vaak dé plek waar het gebeurt.
Aja Monet op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
8Jazzactivisme van Aya Monet
Lange rijen voor dichter, performer, activist Aya Monet zijn logisch, ze is on fire. Met lange blauwe dreadlocks staat ze strijdbaar achter een desk vol bloemen, haar jazzband onderstreept haar woorden. De bevlogen poëzie stuitert alle kanten op: urgent, overvol, soms wat veel tegelijk. Er passeren tientallen thema’s, soms in één gedicht: racisme, feminisme, nood in Gaza, Soedan, en hoe de zorg voor de aarde veel te vaak over het hoofd wordt gezien. Maar ook: de zoete, wellustige liefde, als echtgenoot, drummer Justin Brown – „to whom I make love every night” – aansluit.
Mary J. Blige op North Sea Jazz.
Foto Andreas Terlaak
9De tijdmachines van Mary J Blige en Maxwell
Twee keer jaren negentig top-r&b op North Sea Jazz, maar wel wisselend van kwaliteit. De niet altijd toonvaste, soms zelfs schreeuwerige Mary J. Blige blijkt het meest in die tijd blijven hangen, met een band vol spierbundels, dansers met Backstreet Boys-pasjes, en gare visuals. Goed voor de tijdmachine, maar het wordt cringe als ze beelden laat zien van de gevolgen van klimaatverandering, en meteen erna een video van hoe ze zelf in haar privéjet stapt. Alles „for the fans”, zei ze.
Maar Maxwell stond écht voor zijn fans: een batterij blazende ventilatoren die zijn wapperjas een uur lang horizontaal liet staan. „De meesten van jullie heb ik in 1996 ontmoet.” Heerlijke smelt-en-glij bij tophit ‘Ascension (Don’t Ever Wonder)’.
10De klimaathamer van Anohni
Dolende visjes, een depressieve inktvis, kaal koraal. Het zijn treurige beelden die de Engelse zangeres Anohni heeft meegenomen, waarmee ze inslaat op haar publiek. „Hopelessness, I feel the hopelessness”, zingt ze. Haar kracht zit in haar sterke, ijlhoge en soulvolle stem en in de veelzijdige band The Johnsons, maar ook in de herhaling waarmee ze er op blijft hameren: de catastrofe komt sneller dan je denkt. Een artiest die je niet meteen verwacht hier, maar met de sterke boodschap (ondanks de blazende airco…) en onmiskenbare muzikaliteit een erg goede match.