Bijna 70 procent van de doden in Gaza bestaat uit vrouwen en kinderen. Dat stelt het bureau voor mensenrechten van de Verenigde Naties (OHCHR) vrijdag op basis van een eigen onderzoek. Het OHCHR spreekt van een „systematische schending van de fundamentele principes van het internationale mensenrecht”.
De VN houden sinds het begin van de oorlog op 7 oktober 2023 een telling bij. Deze telling is met 8.119 doden veel lager dan de ruim 43.500 Palestijnen die volgens het ministerie van Volksgezondheid zijn omgekomen in Gaza. Dat komt doordat de VN een andere telmethode hanteren: iemands overlijden moet door drie onafhankelijke bronnen worden bevestigd.
Het ministerie van Volksgezondheid in Gaza heeft volgens de meeste onafhankelijke deskundigen overigens een tamelijk solide reputatie als het gaat om de berichtgeving omtrent dodentallen.
‘Schijnbare onverschilligheid’
Het OHCHR meldt dat de meeste geverifieerde doden kinderen zijn, onder wie kinderen van 5 tot 9 jaar het vaakst omkwamen. „Het geweld moet onmiddellijk stoppen, de gijzelaars en degenen die onwillekeurig zijn vastgehouden moeten worden vrijgelaten en we moeten ons concentreren op het overspoelen van Gaza met humanitaire hulp”, zei de Oostenrijkse commissaris van de OHCHR, Volker Türk.
Volgens het OHCHR laten de aanvallen waarbij de Palestijnse bevolking wordt gedood „een schijnbare onverschilligheid” zien bij de Israëliërs ten aanzien van de dood van Palestijnse burgers.
De Poolse film Trains van regisseur Maciej J. Drygas is de grote winnaar van het International Documentary Filmfestival Amsterdam. De film kreeg donderdagavond in het Internationaal Theater Amsterdam van de internationale jury twee prijzen, voor beste film en voor beste montage.
Treinen rijden al vanaf het begin van de filmgeschiedenis over het doek en symboliseren vaak de filmkunst zelf. Daarom is het opmerkelijk dat de geheel uit archiefmateriaal samengestelde film zo urgent en innovatief is. Uit ogenschijnlijk nostalgische beelden worden al snel sporen getrokken naar het industriële karakter van moderne oorlogen door beelden van treinen die oorlogsmaterieel en militairen vervoeren, die mensen naar vernietigingskampen brengen en later vluchtelingen mee terug nemen. Zo trekt Trains stipte lijnen van het verleden naar het heden.
Het 37ste IDFA is de laatste editie van directeur Orwa Nyrabia, die het maatschappelijk geëngageerde festival persoonlijker maakte door zelf als begaafd verhalenverteller op de voorgrond te treden. Verder droeg hij bij aan de inclusiviteit met lange nagesprekken, geleid door moderatoren met een breed palet aan achtergronden en expertises.
Ook de winnaar van de competitie voor Nederlandse documentaires maakt gebruik van bestaand filmmateriaal om het heden een spiegel voor te houden. Regisseur Luuk Bouwman tekende eerder in Allen tegen allen een landkaart van de splinterpartijen van het Nederlandse fascisme voor de oorlog. Nu keert hij met De propagandist terug naar die periode en portretteerde filmmaker Jan Teunissen, die wel de ‘Nederlandse Leni Riefenstahl’ werd genoemd door de propagandafilms die hij maakte als hoofd van de filmafdeling van NSB en SS. De jury merkte op dat van alle verhalen die in Nederland over de oorlog verteld zijn, deze vanwege de vergeten (en uitgewiste) geschiedenis het meest verblufte.
De films die in de hoofdcompetitie werden bekroond voor beste regie en beste camera vonden in Pennsylvania en de ‘green zone’ tussen Polen en Belarus een zenit voor hedendaagse oorlogen. An American Pastoral van Auberi Edler volgt de cultuurstrijd die in het Amerikaanse Elizabethtown gaande is over het lesprogramma van een openbare school. Doordat het schoolbestuur herkozen moet worden voeren extreemrechtse en fundamentalistische kandidaten keihard campagne.Al snel wordt deze microkosmos een symbool voor de vele samenlevingen waar mensen niet meer dezelfde taal spreken en volwassenen de vrijheid van kinderen inzet maken van een politieke strijd. In The Guest van Zvika Gregory Portnoy en Zuzanna Solakiewicz zien we hoe de Poolse Maciek met gevaar voor zijn gezin een Syrische vluchteling heeft opgenomen. Die is het slachtoffer van de vele pushbacks die het gevolg zijn van een gemene politieke oorlog tussen Wit-Rusland en Polen. Hulpverlening is strafbaar, dus wat moet Maciek doen als Alhyder weer op krachten is gekomen? Het is een vraag die de barmhartige Samaritaan in iedere toeschouwer aanspreekt.
Nederlandse producties trokken verder de aandacht in de immersieve competitie van DocLab en bewijzen de Nederlandse voortrekkersrol op het gebied van innovatieve documentaire. De prijs voor beste immersieve non-fictie ging naar Liza Schamlé. Zij gebruikt performance en video in de installatie Me, a Depiction, en neemt de toeschouwer mee in een meditatie over seksualiteit en het vrouwenlichaam. Is het spektakel of object van verlangen? Geluidskunstwerk The Liminal van Alaa al Minawi kreeg een speciale vermelding. Dit work in progress in de vorm van een muur vol verhalen laat horen wat we om tal van redenen niet kunnen zien in samenlevingen die door letterlijke of mentale muren van elkaar zijn gescheiden.
Wie wil weten hoe het er in verpleeghuizen aan toegaat, moet zeker de wekelijkse column daarover van Thomas van der Meer in de Volkskrant lezen. Ik deed dat pas – en zo zal het menigeen vergaan – toen mijn eigen vrouw in zo’n huis werd opgenomen. Het is een onderwerp dat je, zolang je zelf en je naasten nog gezond zijn, het liefst zo lang mogelijk uit de weg gaat.
Deze boeiende columns zijn nu gebundeld in een boek onder de titel Zullen we dan maar heel lang leven. Van der Meer heeft zijn columns geschreven vanuit het perspectief van de zorgverlener die hij zelf nog steeds in zo’n tehuis is. (Als schrijver debuteerde hij in 2020 met de roman Welkom bij de club.) Sommige columns gaan ook over zijn werk in een psychiatrische kliniek en in de thuiszorg, maar het verpleeghuis staat centraal. Dat is voor een schrijver een ideale biotoop, waarmee ik niet wil zeggen dat Van der Meer daarom dit beroep gekozen heeft.
Van der Meer beschrijft in een sobere, indringende stijl toestanden waarvan de bezoeker geen idee kan hebben. Zo constateert hij dat er nogal wat haat en nijd is op de werkvloer in het verpleeghuis. Op elke nieuwe afdeling waar hij komt ervaart hij zijn werk de eerste maanden als „een hel”. Collega’s zijn het aardigst, concludeert hij, als ze plezier hebben in hun werk, en dat kan alleen als „ze zich serieus genomen voelen door hun organisatie en trots zijn op hun werk”. Hij vindt dat er over het algemeen te weinig waardering is voor hun werk. „De ouderenzorg wordt misschien wel gezien als een sympathiek beroep, maar niet als een complex beroep. Niet als een beroep waar je iets voor moet kunnen.”
Zeer ten onrechte, kan ik uit eigen ervaring beamen, want ik bewonder de zorgverleners vaak om hun engelengeduld en handigheid waarmee ze lastige bewoners uit nare situaties bevrijden. Het is een onderschat en onderbetaald beroep. Te meer omdat ze ook nog te maken kunnen krijgen met ongewenst gedrag van de bezoekende familieleden of vrienden. „Elke afdeling heeft wel een familie die de boel terroriseert (….).” Dat ook het verpleeghuis niet kan ontkomen aan hedendaagse terreur, was me nog niet bekend.
De bewoners zelf kampen vaak met zulke psychische problemen, dat ze moeilijk te verzorgen zijn. „Voor mensen met dementie is het moeilijk om continu gedesoriënteerd te zijn en hun omgeving niet meer te begrijpen, en daardoor kunnen er een heleboel andere problemen ontstaan: angst, achterdocht, dwaalgedrag, agressie.”
In de column ‘Dit is misschien spinazie’ beschrijft Van der Meer hoe hij een uitgemergelde patiënte behandelt. „’s Ochtends leg ik mijn ene hand op het puntige bot van haar heup en de andere op haar benige schouder, en dan draai ik haar op haar zij om haar achterwerk te wassen. Ze weegt niets.” Meteen na deze beschrijving komt hij tot de volgende verzuchting: „Voor pampus liggen in een verpleeghuis, dat wil ik later dus écht niet. Ik moet ervoor zorgen dat ik voor die tijd dood ben.”
Dat is exact dezelfde gewaarwording die mij al na enkele bezoeken aan zo’n verpleeghuis spontaan overviel. Een verblijf daar leek me een vorm van zinloos lijden, een dwaaltocht door een labyrint vol ellende, ook al zijn de patiënten zelf al te ver heen om dat ten volle te kunnen beseffen – gelukkig maar.
Na de ongeregeldheden van 8 november is één ding zeker: de Amsterdamse politie had het geweld tegen de Israëlische supporters van Maccabi Tel Aviv niet voorzien. En misschien, zei minister van Justitie David van Weel (VVD) donderdag in de Volkskrant, was dat anders geweest als de politie had kunnen meekijken met Telegram-groepen waarin mogelijk al van tevoren werd opgeroepen tot geweld. Want de minister ziet „echt een uitdaging” als het gaat om de vraag: wat mag de politie nou wanneer het gaat om openbare orde en dit soort online chatgroepen? „Dan is het antwoord: niet zo heel veel.”
Voor een beter zicht op mogelijke plannen voor ordeverstoring en gebruik van geweld pleit Van Weel in het interview voor verruiming van de bevoegdheden voor de politie om online informatie te verzamelen. Want nu kan ze dat pas na concrete aanwijzingen voor een strafbaar feit en met toestemming van de officier van justitie. „Heel vaak is het leed dan al geschied”. Wat Van Weel betreft zou de politie met „toezicht” en de nodige waarborgen voor „privacy” ook preventief in appgroepen moeten kunnen meekijken. De minister kondigde direct een wetsvoorstel aan dat hij nog voor de zomer wil indienen – „de nood is hoog”.
Je ziet in de politiek al langer de wens om inlichtingenmogelijkheden te verruimen
Voor Jan-Jaap Oerlemans, bijzonder hoogleraar Inlichtingen en Recht aan de Universiteit Utrecht, komt zo’n voorstel niet helemaal uit de lucht vallen. „Er is in Kamerdebatten al vaker over gepraat en je ziet in de politiek al langer de wens om inlichtingenmogelijkheden te verruimen.” Maar op basis van het interview heeft Oerlemans nu toch vooral veel vragen. „Dient zo’n wetsvoorstel het handhaven van de openbare orde, ook een issue voor de burgemeester, of de vervolging van mogelijk strafbare feiten, waar het Openbaar Ministerie over gaat? Voor beiden geldt andere wet- en regelgeving. En wie gaat het uitvoeren? En hoe regel je het toezicht?”
Opsporingsbevoegdheid
Een online openbare bron mag iedereen – ook de politie – bekijken. Maar voor afgeschermde accounts op Instagram of chatgroepen zoals op Facebook, Whatsapp of Telegram is een opsporingsbevoegdheid van de officier van justitie vereist – en daarmee de verdenking van een strafbaar feit. Je zomaar voordoen als een ander in de chat mag de politie niet, dan zal ze moeten voldoen aan de – relatief zware – normen voor dekmanteloperaties. Meepraten heet ‘infiltratie’ en wie wat langer mee kijkt op een account moet voldoen aan waarborgen voor ‘stelselmatige observatie’ of ‘stelselmatig inwinnen van informatie’.
De normen voor inlichtingenverzameling zijn bedacht in een offline wereld, toen internet nog niet bestond, en al twintig jaar klinkt daarover in de politiek regelmatig gemor. Het juridisch kader is er niet specifiek voor bedoeld: het is een tijdelijke noodoplossing die al jaren duurt. In het nieuwe Wetboek van Strafvordering zal voor online gegevensvergaring wel een specifieke grondslag zijn opgenomen, alleen dat duurt nog wel een paar jaar.
Zo’n wet die de minister nu voorstelt luistert nauw, zegt Bert-Jaap Koops, hoogleraar regulering van technologie aan Tilburg University. „De ontwikkelingen op technologisch gebied gaan snel, dus hoe formuleer je? Noem je – heel gedetailleerd – ‘Telegram’? Mogelijk bestaat de chatdienst over vijf jaar niet meer. Maar als je algemeen formuleert loop je de kans dat er te veel toepassingen onder vallen, en dat gaat ten koste van de rechtszekerheid.”
Terughoudend opstellen
Preventief rondneuzen in gesloten chatgroepen, dat maakt inbreuk op de privacy. Maar óók op de vrijheid van meningsuiting, zegt Koops. „Er kan een verkillend effect van uitgaan, zeker als de politie dit zonder verdenking van strafbare feiten zou kunnen doen.” Dan zouden niet alleen hooligans, maar ook kwetsbare mensen in andere appgroepen zich mogelijk terughoudend gaan opstellen in wat ze delen.
Je hebt een oplossing, maar voor welk probleem precies?
En is de nood voor nieuwe wetgeving wel zo hoog, vraagt Jaap Timmer zich af. „Oei een probleem, we gaan er een wet voor bedenken. Dat heet de risico-regel-reflex”, zegt Timmer, politiesocioloog aan de Vrije Universiteit Amsterdam. „Je hebt een oplossing, maar voor welk probleem precies? En soms zijn er ongewenste effecten, zoals bij de Toeslagenaffaire.”
Eerst maar eens bekijken of binnen bestaande wetgeving niet meer mogelijk is, vindt hij. De informatieverzameling bij demonstraties of bij voetbalwedstrijden als die tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv op 7 november is in handen van het Team Openbare Orde Inlichtingen (TOOI) van de politie. Die kunnen „kletsen met hooligans of met organisatoren van evenementen”, maar ze kunnen ook al met OSINT-technieken informatie verzamelen over potentiële relschoppers uit openbare bronnen. „Voordat je wetgeving bedenkt moet je eerst onderzoeken hoe ze dat beter kunnen doen.”