Een latere diagnose, een kleinere overlevingskans en vaker pijn: als je een laag inkomen hebt en kanker krijgt, ben je slechter af dan met een hoog inkomen. Dat bleek deze week uit onderzoek van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Mensen met een laag inkomen hebben bijvoorbeeld 10 procent minder kans om na vijf jaar kanker te overleven dan degenen met een hoog inkomen. Ook is de levenskwaliteit voor die eerste groep minder indien ze de ziekte wél overleven, omdat ze meer last van pijn en vermoeidheid hebben en vaker hun baan verliezen.
Dat tussen arm en rijk een gezondheidskloof bestaat, is geen nieuws: al vorig jaar stelde de Sociaal-Economische Raad dat 20 procent van de welvarendste mensen in Nederland gemiddeld 8 jaar langer leeft, plus 24 jaar langer in goede gezondheid, in vergelijking met de 20 procent minst welvarende mensen. Daarom is Frank van Lenthe, hoogleraar sociale epidemiologie en onderzoeker sociaal-economische gezondheidsverschillen aan het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, dan ook „helaas niet verbaasd” dat ook na een kankerdiagnose hun overlevingskansen en levenskwaliteit lager uitvallen.
„Hoe schrijnend ook, het zou raar zijn als het helemaal gelijk was. Mensen in lagere sociaal-economische groepen hebben een grotere kans op allerlei vormen van kanker en andere chronische aandoeningen. Daar zitten bepaalde mechanismen achter die niet verdwijnen na hun diagnose.”
De oplossing voor sociaal-economische verschillen wordt vaak in het medische gezocht, maar sociaal beleid is belangrijker
Wat voor mechanismen zijn dat?
„Dat gaat over de directe omstandigheden uit het dagelijks leven die invloed hebben op de gezondheid. Bijvoorbeeld materiële levensomstandigheden, zoals moeite met rondkomen. Maar ook woon- of werkomstandigheden. Baanonzekerheid, onregelmatig werk, leefbaarheid van de wijk. Die veroorzaken allemaal stress, wat kan leiden tot ongezonder gedrag, waardoor mensen vaak al ongezonder de spreekkamer inkomen. Daardoor kunnen de gevolgen van ziekte ook groter zijn.
Gedrag kun je veranderen, zou je denken, maar dat is ontzettend ingewikkeld. En factoren die leiden tot bepaald gedrag liggen lang niet altijd binnen de eigen invloed. Je woon- en werkomstandigheden kun je meestal niet op slag veranderen na een diagnose.”
Lees ook
Lager inkomen en kanker? Dan wordt de tumor minder vaak behandeld
Mensen met een lagere sociaal-economische status worden vaak in een later stadium gediagnosticeerd en bij hen worden tumoren minder vaak verwijderd. Krijgen ze slechtere zorg?
„Die uitspraak zou ik niet willen doen. Ik denk dat verschillende factoren meespelen. Zo kan ik me voorstellen dat mensen met een hoger inkomen, die vaak ook een hogere opleiding hebben genoten, de vaardigheden hebben om zichzelf meer te verdiepen. Hoe voorbereid je aan een gesprek met een arts begint – hoeveel kennis je hebt verzameld over behandelmogelijkheden , bijvoorbeeld – kan het verloop van dat gesprek beïnvloeden en ook hoe wordt nagedacht over oplossingen.
En wat kan meespelen: mensen met veel betere levensomstandigheden hebben misschien een andere houding. Namelijk: ‘Ik wil er alles uithalen, alles proberen.’ Mensen met slechtere levensomstandigheden hebben wellicht een wat fatalistischer perspectief en denken: ‘Het is zoals het is: je hebt er maar mee om te gaan.’ Omdat ze die houding gewend zijn geraakt, bijvoorbeeld rondom werk en inkomen.”
Houden artsen wel genoeg rekening met de omstandigheden van de patiënt?
„Ik schat in dat een arts elke patiënt over het algemeen gelijk behandelt. De vraag is of dat wel moet, als we deze verschillen kleiner willen maken. En of we niet veel alerter moeten zijn op de achtergrond van de patiënt, ons beter moeten realiseren dat sommige patiënten door hun leefomstandigheden veel beter met een ziekte kunnen omgaan dan andere.
Dat is denk ik niet alleen aan de arts. De oplossing voor sociaal-economische verschillen wordt vaak in het medische gezocht, maar sociaal beleid is eigenlijk belangrijker. Ziekte kan de sociaal-economische status verder verslechteren, bijvoorbeeld door baanverlies of inkomensterugval bij arbeidsongeschiktheid. Dat houdt gezondheidsverschillen in stand. Gericht beleid kan helpen de consequenties te verkleinen. De dieperliggende oorzaken voor deze verschillen liggen buiten het ziekenhuis.”
Mensen met slechtere levensomstandigheden hebben wellicht een wat fatalistischer perspectief en denken: ‘Het is zoals het is’
Uit het onderzoek blijkt dat mensen met een lagere sociaal-economische status minder nazorg krijgen – zoals fysiotherapie – en vaker blijven roken nadat de diagnose is gesteld. Kunnen artsen dat voorkomen?
„De een vindt de weg naar de juiste hulpverlening makkelijker dan de ander. Je zou die laatste groep daarin strakker kunnen begeleiden. Een algemeen advies te stoppen met roken heeft bij iemand met meer middelen en minder stress een hogere slagingskans dan bij iemand met kopzorgen over de huur, die publieke instanties minder vertrouwt – ook dat speelt vaak mee. Daarbij, dezelfde redenen waarom mensen met een lager inkomen vaker roken, verkleinen hun kans om het verslavende effect te verslaan.”
Kan dat ook tot zorgmijding en daarmee tot bijvoorbeeld een latere diagnose leiden?
„Niet zozeer zorgmijding als wel er later bij zijn. Iedereen zegt: mijn gezondheid is mijn belangrijkste bezit. Maar als je alles goed op een rijtje hebt – werk, financiën, woning – kan iets kleins eerder aanleiding zijn even naar de huisarts te gaan. Verkeer je daarentegen in zwaardere levensomstandigheden, dan zeg je eerder: ik wacht het even af. Dat geldt voor gezondheidsverschillen in het algemeen: het klinkt als een kwestie van keuzes, maar die zijn eigenlijk gevolg van substantiële verschillen in de levens van mensen met hogere en lagere inkomens.
Wat nazorg betreft was een van de factoren uit het rapport bijvoorbeeld reistijd. Als je minder tijd en geld hebt, zul je na een behandeling eerder een controle overslaan. Meestal is dat geen heel bewuste keuze, maar iets wat door die omstandigheden wordt ingegeven.”
Lees ook
Arme patiënten gaan sneller dood aan kanker, ervaren meer pijn én verliezen vaker hun baan