Bij „verschillende geweldsincidenten” in Amsterdam zijn in de nacht van donderdag op vrijdag Israëlische supporters gewond geraakt. Dat heeft de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema (GroenLinks) vrijdagochtend bevestigd in een persbericht dat ze namens de veiligheidsdriehoek van Amsterdam heeft uitgestuurd. „Relschoppers zijn actief op zoek gegaan naar Israëlische supporters om hen aan te vallen en te mishandelen.”
„Op meerdere plaatsen in de stad zijn supporters belaagd, mishandeld en met vuurwerk bekogeld”, schrijft Halsema. Ze stelt dat dit is gebeurd „ondanks de massale politie-inzet in de stad”. De burgemeester bevestigt dat de Mobiele Eenheid (ME) verschillende keren heeft ingegrepen. Ook zou de ME Israëlische supporters hebben „beschermd” en naar hotels hebben „begeleid”.
De driehoek meldt dat het aantal slachtoffers en aanhoudingen vrijdag in kaart wordt gebracht. Ook stellen de autoriteiten dat „de omvang van de incidenten” wordt bekeken. Halsema schrijft ook dat ze contact heeft met de Nederlandse regering, de ambassade van Israël en de Joodse gemeenschap in Amsterdam „die zich grote zorgen maakt over de situatie”.
Halsema veroordeelt het geweld dat „alle grenzen te buiten” gaat en „op geen enkele manier te verdedigen” is. „Er is geen enkel excuus voor antisemitisch gedrag dat vannacht is vertoond.” De burgemeester meldt ook dat de komende dagen extra politie op de been is in de hoofdstad en dat er „extra aandacht” is voor de „extra beveiliging” van Joodse instellingen en objecten.
Om 12.00 uur houdt de Amsterdamse driehoek een persconferentie.
Hoe kun je een juridische abstractie als het Verdrag inzake de Rechten van het Kind tot leven wekken? Door het door jonge kinderen te laten voorlezen, zo blijkt bij de voorstelling Ouderpardon van theatergezelschap Minoux. Plots klinken die dorre voorschriften als oprechte en kwetsbare kreten die jonge levens kunnen en moeten beschermen. Zoals recht op zorg, recht op vrijheid, recht op een eigen mening, recht op onderwijs. Het zijn er 54, en dat internationale verdrag kwam er (pas) in 1989.
Ouderpardon is een mengeling van documentair theater, documentaire filmbeelden, operazang, publieksinteractie en kinderspel, onder leiding van cabaretier en theatermaker Minou Bosua. Centraal staat de vraag of mensen wel voorbereid zijn op hun taak als ouders. Voor die kwestie tuigt Bosua een rechtbank op en klaagt ze haar ouders aan. Want haar moeder riep al bij haar geboorte: „Dit kind gaat mij gelukkig maken.” Die verwachting werd een last waar Bosua haar leven lang onder gebukt ging. „Bij mij is geschonden: het recht op privé, het recht op een eigen mening en het recht op ontwikkeling.”
Mezzosopraan Merlijn Runia en bariton Dominic Kraemer spelen haar ouders, die onder meer in aria’s reageren op wat Bosua hen voor de voeten werpt. Die stukjes opera werken vervreemdend, in wat toch al een bonte, chaotische avond is. Want naar eigen zeggen is Bosua door haar opvoeding uitgegroeid tot een „neurotisch personage”. En dat blijkt. Haar gedrevenheid is innemend, maar ze springt van de hak op de tak, terwijl de voorstelling toch al lukraak wisselt tussen korte scènes, gedoe met de grote groep kinderen op de vloer, vragen aan het publiek en filmbeelden.
Die documentaire filmbeelden zijn de grote attractie van de voorstelling. Te zien zijn zowel een handvol jongvolwassenen als een handvol ouders op leeftijd, van wie steeds alleen hun pratende hoofd in beeld komt.
Hartbrekend
Met „er zijn nog meer aanklagers” introduceert Bosua de jongvolwassenen. Die vertellen hoe hun rechten zijn geschonden: hun ouders gaven hun kinderen de schuld van hun ruzies of ongelukkige leven, pleegden fysiek geweld of vertoonden een gebrek aan zorg en aandacht. „Ik heb vaak het gevoel gehad dat ik geen mens meer was”, zegt een van hen. Hartbrekend is dat deze kinderen inmiddels in staat zijn terug te blikken en te vertellen hoeveel schade hun ouders hen hebben berokkend. Ze lijden aan allerlei angsten, pijn en twijfels en meerdere van hen hebben niet meer willen leven.
Tussendoor zijn er ook beelden van een groepje ouders, die schoorvoetend toegeven dat ze maar wat deden als ouder, niet wisten waar ze aan begonnen en/of weinig interesse in hun kinderen hadden. Dat staaft het idee van Bosua dat ouders beter voorbereid en begeleid dienen te worden.
Om dat te bekrachtigen haalt ze een oud-kinderrechter het toneel op, die haar suggestie steunt om aanstaande ouders een contract te laten tekenen waarin ze beloven de rechten van het kind te eerbiedigen. „Ouders zijn welwillende amateurs”, verklaart de rechter.
Met Ouderpardon behandelt Bosua een groot en onverminderd prangend probleem. Want als er ergens een crisis is, dan toch in de jeugdzorg. Deze week nog schreef NRC dat „kwetsbare kinderen in Nederland onvoldoende worden beschermd”. En zelfs dat „het systeem van kinder- en jeugdbescherming failliet is”. Voor wie dat abstract aandoet: Ouderpardon maakt die schrijnende werkelijkheid bij vlagen krachtig invoelbaar.
Lees ook
‘Ouderpardon’ is deel 3 van een trilogie over ouderschap. Lees hier de recensie van deel 1.
Een latere diagnose, een kleinere overlevingskans en vaker pijn: als je een laag inkomen hebt en kanker krijgt, ben je slechter af dan met een hoog inkomen. Dat bleek deze week uit onderzoek van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Mensen met een laag inkomen hebben bijvoorbeeld 10 procent minder kans om na vijf jaar kanker te overleven dan degenen met een hoog inkomen. Ook is de levenskwaliteit voor die eerste groep minder indien ze de ziekte wél overleven, omdat ze meer last van pijn en vermoeidheid hebben en vaker hun baan verliezen.
Dat tussen arm en rijk een gezondheidskloof bestaat, is geen nieuws: al vorig jaar stelde de Sociaal-Economische Raad dat 20 procent van de welvarendste mensen in Nederland gemiddeld 8 jaar langer leeft, plus 24 jaar langer in goede gezondheid, in vergelijking met de 20 procent minst welvarende mensen. Daarom is Frank van Lenthe, hoogleraar sociale epidemiologie en onderzoeker sociaal-economische gezondheidsverschillen aan het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, dan ook „helaas niet verbaasd” dat ook na een kankerdiagnose hun overlevingskansen en levenskwaliteit lager uitvallen.
„Hoe schrijnend ook, het zou raar zijn als het helemaal gelijk was. Mensen in lagere sociaal-economische groepen hebben een grotere kans op allerlei vormen van kanker en andere chronische aandoeningen. Daar zitten bepaalde mechanismen achter die niet verdwijnen na hun diagnose.”
De oplossing voor sociaal-economische verschillen wordt vaak in het medische gezocht, maar sociaal beleid is belangrijker
Wat voor mechanismen zijn dat?
„Dat gaat over de directe omstandigheden uit het dagelijks leven die invloed hebben op de gezondheid. Bijvoorbeeld materiële levensomstandigheden, zoals moeite met rondkomen. Maar ook woon- of werkomstandigheden. Baanonzekerheid, onregelmatig werk, leefbaarheid van de wijk. Die veroorzaken allemaal stress, wat kan leiden tot ongezonder gedrag, waardoor mensen vaak al ongezonder de spreekkamer inkomen. Daardoor kunnen de gevolgen van ziekte ook groter zijn.
Gedrag kun je veranderen, zou je denken, maar dat is ontzettend ingewikkeld. En factoren die leiden tot bepaald gedrag liggen lang niet altijd binnen de eigen invloed. Je woon- en werkomstandigheden kun je meestal niet op slag veranderen na een diagnose.”
Lees ook
Lager inkomen en kanker? Dan wordt de tumor minder vaak behandeld
Mensen met een lagere sociaal-economische status worden vaak in een later stadium gediagnosticeerd en bij hen worden tumoren minder vaak verwijderd. Krijgen ze slechtere zorg?
„Die uitspraak zou ik niet willen doen. Ik denk dat verschillende factoren meespelen. Zo kan ik me voorstellen dat mensen met een hoger inkomen, die vaak ook een hogere opleiding hebben genoten, de vaardigheden hebben om zichzelf meer te verdiepen. Hoe voorbereid je aan een gesprek met een arts begint – hoeveel kennis je hebt verzameld over behandelmogelijkheden , bijvoorbeeld – kan het verloop van dat gesprek beïnvloeden en ook hoe wordt nagedacht over oplossingen.
En wat kan meespelen: mensen met veel betere levensomstandigheden hebben misschien een andere houding. Namelijk: ‘Ik wil er alles uithalen, alles proberen.’ Mensen met slechtere levensomstandigheden hebben wellicht een wat fatalistischer perspectief en denken: ‘Het is zoals het is: je hebt er maar mee om te gaan.’ Omdat ze die houding gewend zijn geraakt, bijvoorbeeld rondom werk en inkomen.”
Houden artsen wel genoeg rekening met de omstandigheden van de patiënt?
„Ik schat in dat een arts elke patiënt over het algemeen gelijk behandelt. De vraag is of dat wel moet, als we deze verschillen kleiner willen maken. En of we niet veel alerter moeten zijn op de achtergrond van de patiënt, ons beter moeten realiseren dat sommige patiënten door hun leefomstandigheden veel beter met een ziekte kunnen omgaan dan andere.
Dat is denk ik niet alleen aan de arts. De oplossing voor sociaal-economische verschillen wordt vaak in het medische gezocht, maar sociaal beleid is eigenlijk belangrijker. Ziekte kan de sociaal-economische status verder verslechteren, bijvoorbeeld door baanverlies of inkomensterugval bij arbeidsongeschiktheid. Dat houdt gezondheidsverschillen in stand. Gericht beleid kan helpen de consequenties te verkleinen. De dieperliggende oorzaken voor deze verschillen liggen buiten het ziekenhuis.”
Mensen met slechtere levensomstandigheden hebben wellicht een wat fatalistischer perspectief en denken: ‘Het is zoals het is’
Uit het onderzoek blijkt dat mensen met een lagere sociaal-economische status minder nazorg krijgen – zoals fysiotherapie – en vaker blijven roken nadat de diagnose is gesteld. Kunnen artsen dat voorkomen?
„De een vindt de weg naar de juiste hulpverlening makkelijker dan de ander. Je zou die laatste groep daarin strakker kunnen begeleiden. Een algemeen advies te stoppen met roken heeft bij iemand met meer middelen en minder stress een hogere slagingskans dan bij iemand met kopzorgen over de huur, die publieke instanties minder vertrouwt – ook dat speelt vaak mee. Daarbij, dezelfde redenen waarom mensen met een lager inkomen vaker roken, verkleinen hun kans om het verslavende effect te verslaan.”
Kan dat ook tot zorgmijding en daarmee tot bijvoorbeeld een latere diagnose leiden?
„Niet zozeer zorgmijding als wel er later bij zijn. Iedereen zegt: mijn gezondheid is mijn belangrijkste bezit. Maar als je alles goed op een rijtje hebt – werk, financiën, woning – kan iets kleins eerder aanleiding zijn even naar de huisarts te gaan. Verkeer je daarentegen in zwaardere levensomstandigheden, dan zeg je eerder: ik wacht het even af. Dat geldt voor gezondheidsverschillen in het algemeen: het klinkt als een kwestie van keuzes, maar die zijn eigenlijk gevolg van substantiële verschillen in de levens van mensen met hogere en lagere inkomens.
Wat nazorg betreft was een van de factoren uit het rapport bijvoorbeeld reistijd. Als je minder tijd en geld hebt, zul je na een behandeling eerder een controle overslaan. Meestal is dat geen heel bewuste keuze, maar iets wat door die omstandigheden wordt ingegeven.”
Lees ook
Arme patiënten gaan sneller dood aan kanker, ervaren meer pijn én verliezen vaker hun baan
„Dit is Amsterdam! Amsterdam dat opkomt voor Jeruzalem!” Talkshow Bar Laat (NPO1) opende met een tv-fragment uit 1967 waarin de toenmalige PvdA-leider Joop den Uyl bij een manifestatie de onvoorwaardelijke Nederlandse steun aan Israël verwoordde – steun waar de aanwezige, huidige PvdA-leider Frans Timmermans ook nu nog aan vasthoudt.
Vlak hierna liet een man uit het publiek horen dat de tijden zijn veranderd. Tegen presentator Jeroen Pauw zei hij: „Het is een schandaal dat je geen podium geeft aan anti-genocide-demonstranten en alles wegzet als antisemitisme terwijl er kinderen levend worden verbrand in Gaza.” Hij noemde Pauw een „staatsjournalist” die zelfcensuur toepast. Timmermans verweet hij de genocide in Gaza te ontkennen. De activist werd door de bewaking afgevoerd.
Hierna gebeurde iets geks: Pauw ging nauwelijks in op deze verstoring. Hij liet het programma gewoon door rollen alsof er niets gebeurd was. We kregen Joe Biden, het asieldebat, schaatsen. Pas toen kwam de onderdrukking van de Palestijnen weer ter sprake, zonder dat het eerdere incident werd aangehaald.
Aanleiding was de uitzending komende maandag van Andere Tijden over een groep Palestijnse gastarbeiders die na de Zesdaagse Oorlog van 1967 niet meer terug naar huis konden. Een van hen was de vader van programmamaker Kefah Allush, die in Bar Laat te gast was. Hij vertelde dat hij de Israëlische bezetting aan de lijve had ondervonden. En hoe geïsoleerd het gezin zich hier voelde omdat ze thuis en heel ander beeld van Israël hadden dan de rest van Nederland. Allush herinnerde zich: „Papa die boos is naar de televisie, papa die staat te roepen naar de televisie.” Ja, nu staat Allush zelf ook wel eens tegen de televisie te schreeuwen. „Ik loop vast in mijn hoofd en mijn buik en mijn hart.”
En toen moest in Amsterdam de nacht nog beginnen, de nacht waarin Israëlische supporters van voetbalclub Maccabi Tel Aviv werden aangevallen door pro-Palestijnse demonstranten. Israëlische politici noemden het een „pogrom”. De Amsterdamse politie sprak van „wat opstootjes”.
Fris Amsterdam
Voor een romantischer beeld van Amsterdam zorgde Bij ons op de Wallen (NPO3). Deze leuke realityserie laat de Amsterdamse buurt zien als een schoon en fris oord van feesten en plezier. In het begin van de reeks zaten boze buurtbewoners die zelf optreden tegen de geluidsoverlast en de rotzooi in hun straat. Maar daklozen, straatdealers en dronken toeristen blijven buiten beeld.
Bij ons op de Wallen draait om vier stereotype personages. De bejaarde Lidia die met haar scootmobiel van kroeg naar kroeg zwiert terwijl ze vrolijk „tuut tuut!” roept, is een „rasechte Amsterdammer” volgens het boekje. Ook de erotisch e artiest Kyla die optreedt in de kink- en fetisj-scene, is een opgeruimde, ambitieuze vrouw zoals we die graag zien. Haar moeder brengt haar met de auto naar optredens. De twee andere personages krijgen een twist mee. Zingende barman Syad die iedere avond een feestje bouwt in zijn kroeg is van huis uit een Afghaanse vluchteling. Raamexploitant Pim is een Zuidas-type die over zijn bedrijf praat alsof hij vergaderruimtes verhuurt.
In zijn verhaal schemert wel iets door van de politieke strijd om de Wallen. Burgemeester Halsema wil de raamprostitutie op de Wallen niet alleen stevig reguleren – waar Pim van profiteert – maar ook verminderen. Met dit doel bouwt ze aan de Zuidas een omstreden Erotisch Centrum. Pim betoogde eerder in Het Parool dat raamprostitutie veiliger is dan huisprostitutie en bordelen, die zich meer aan het zicht van de gemeente onttrekken. Bestrijding van de raamprostitutie jaagt sekswerkers juist de illegaliteit in.
Dat kun je allemaal tussen de regels lezen. Verder is dit reality, en die heeft niet zoveel met de werkelijkheid te maken.