Effectiviteit mag geen criterium zijn in klimaatrechtszaken

Klimaatzaken Bedrijven worden steeds vaker voor de rechter gebracht vanwege gebrekkige klimaatplannen. Volgens critici schieten dat soort zaken nogal eens hun doel voorbij, ze vinden dat de rechter een effectiviteitseis zou moeten hanteren. Volgens Elbert de Jong is dat geen goed idee.

Demonstratie bij Holwerd tegen Shell en de gaswinning in de Waddenzee.
Demonstratie bij Holwerd tegen Shell en de gaswinning in de Waddenzee.

Foto Anton Kappers/Hollandse Hoogte

Nadat Milieudefensie de rechtszaak tegen Shell had gewonnen, stuurde de organisatie een brief aan dertig grote Nederlandse bedrijven. Het was een uitnodiging om zich ook te committeren aan de reductieverplichtingen, en tegelijkertijd een dreiging van rechtszaken aan het adres van, in de ogen van Milieudefensie, onwillige bedrijven.

Je zou denken: voor het klimaat is de inzet van rechtszaken en de dreiging daarmee géén slechte ontwikkeling, een goede manier om bedrijven aan te sporen tot maatschappelijke verandering. Het IPCC onderschrijft dat. In een van zijn recente rapporten staat dat rechtszaken een bijdrage kunnen leveren aan het tegengaan van klimaatverandering.

Maar er klinken ook tegengeluiden. Zowel op het Urgenda-arrest als op het Shell-vonnis kwam de kritiek dat deze uitspraken ineffectief zijn. En sterker nog: soms zelfs contraproductief in het behalen van de klimaatdoelen waarvoor de zaken worden gevoerd. Onderzoeker Benoit Mayer stelt bijvoorbeeld dat beide zaken leiden tot een (lichte) toename in de wereldwijde broeikasgassenuitstoot.

Ook wordt gewezen op een substitutie-effect: als Shell minder gas en olie aanbiedt, worden consumenten mogelijk gedwongen om voor een andere partij te kiezen die het klimaat (nog) minder serieus neemt. Verschillende auteurs stellen daarom dat rechters rekening moeten houden met de (in)effectiviteit van een (voorgenomen) uitspraak.

Contraproductief

Op het eerste gezicht valt hier weinig tegen in te brengen. Niemand zit te wachten op klimaatprocedures die niet écht helpen en zélfs slecht kunnen zijn voor het klimaat. Maar het ligt gecompliceerder. Want wanneer is een uitspraak effectief, en hoe stel je vast of een uitspraak onbedoelde (contraproductieve) effecten heeft?

Ik zie meerdere problemen als de rechter de effectiviteit van zijn oordeel gaat meewegen in zijn oordeelsvorming. Ik licht er enkele uit. Het spreekt allereerst voor zich dat een rechter oog moet hebben voor álle mogelijke (directe en indirecte) effecten die een procedure kan hebben. Dat is nog niet zo gemakkelijk, zo niet onmogelijk op dit moment. Het vereist voldoende kennis en zekerheid over de (mogelijke) gevolgen van een uitspraak. Maar hoe komt de rechter daaraan?

Er is simpelweg nog te weinig onderzoek gedaan naar de effecten en impact van klimaatprocedures om een volledig beeld te krijgen van hun effectiviteit. Dat maakt het lastig om in te schatten wat de effecten van een vonnis zijn. Het is al helemaal lastig te voorspellen wat de toekomstige effecten van een nog te wijzen vonnis kunnen zijn. Er bestaat een risico dat de rechter op basis van onvolledig of zelfs speculatief bewijs effecten van zijn uitspraak gaat inschatten, of dat er in de procedure langdurige discussies ontstaan over mogelijke gevolgen van een uitspraak. Of die discussies leiden tot een juist beeld is nog maar de vraag.

Een ander probleem is dat niet gemakkelijk is vast te stellen wat de relatie is tussen een specifieke uitspraak én bepaalde effecten. Het gebrek aan effectiviteit of zelfs contraproductiviteit van een uitspraak kan ook komen door de beleidskeuzes in reactie op een uitspraak, bijvoorbeeld doordat het aansprakelijke bedrijf of de verantwoordelijke overheid niet handelt in de geest van de uitspraak.

Niemand zit te wachten op klimaatprocedures die niet echt helpen

Zo heeft de Nederlandse overheid verschillende maatregelen genomen om de Urgenda-norm te implementeren. Maar achteraf blijken die onvoldoende om de norm te halen. Dat lukte alleen dankzij de pandemie en de zachte winter. Je kunt dan cynisch vaststellen dat de Urgenda-uitspraak niet tot het vereiste beleid heeft geleid en dus niet effectief is geweest. Maar het is realistischer om te benadrukken dat de beleidsmatige reactie op Urgenda te laat kwam en niet adequaat is geweest. Er was dus sprake van een gebrek aan wil om de rechterlijke uitspraak na te leven. Dat mag niet te gemakkelijk worden beloond.

Bovendien hechten we ook op andere vlakken weinig waarde aan het effectiviteitsargument. Het zou vreemd zijn om milieuvervuiling van het ene bedrijf goed te keuren op de enkele grond dat het andere bedrijf ook vervuilt. Zo’n verweer gaat uit van een nogal cynisch mensbeeld: ‘ik heb geen verantwoordelijkheid omdat anderen hun verantwoordelijkheid ook niet nemen en daartoe ook niet bereid zijn’.

De eis dat een klimaatvonnis effectief moet zijn is daarom niet verstandig. Zo’n eis is bovendien praktisch niet uitvoerbaar in de context van een civiele procedure. Het stellen van zo’n eis kan, paradoxaal genoeg, de effectiviteit van het recht verminderen. Dat is gezien de staat van het klimaat, het gegeven dát bedrijven een verantwoordelijkheid hebben om klimaatverandering tegen te gaan, en de wereldwijde onmacht om adequate klimaatregulering aan te nemen geen aanlokkelijk perspectief.