Waarom blijft Donald Trump onverminderd populair bij zijn achterban? Waarom is het niet ondenkbaar dat deze 78-jarige narcist – ondanks alle schandalen, aanklachten en veroordelingen, ondanks alle niet mis te verstane waarschuwingen van voormalige medewerkers en vertrouwelingen – volgende week opnieuw tot president van de Verenigde Staten verkozen gaat worden?
In de bioscoop zag ik onlangs The Apprentice, die gaat over de opkomst van de vastgoedman Trump in het New York van de jaren zeventig en tachtig. Zo’n beetje alle mensen in die film, afgezien van Trumps vrouw Ivana, gedragen zich moreel verwerpelijk – en genieten daar met volle teugen van. Van zijn leermeester, de cynische advocaat Roy Cohn, leert de jonge Trump dat de wereld enkel uit winnaars en verliezers bestaat, dat je altijd de aanval moet kiezen, nooit je verlies moet toegeven. Het wordt Trumps persoonlijke evangelie. Aanvankelijk steekt een onzekere Trump nog bleekjes af bij de volleerde schoft Cohn, aan het eind van film laat hij hem in opportunisme ver achter zich.
Je ziet hoe de jonge Trump zijn alcoholistische broer verraadt, zijn vrouw na een echtelijke twist dwingt tot seks en zijn eigen vader, voor wie hij nooit goed genoeg is geweest, financieel probeert te naaien. Ook de doodzieke Roy Cohn, een homoseksuele homohater die in 1986 aan aids sterft, laat hij vallen als een baksteen. Leerling overtreft leermeester.
Trump is zonder twijfel een monster, maar hij is ook – en daar beginnen de problemen – een fenomeen. In The Apprentice wordt zijn onstuitbare opkomst als icoon van kapitalistisch Amerika gecontrasteerd met de achtergrond van een verloederd en bankroet New York. Daardoor begrijp je beter hoe Trump zo groot kon worden: tegenover de grauwheid van een stad die bezwijkt onder collectieve lasten en krachteloze politici plaatst deze vastgoedman onverdroten zijn hotels en glanzende torens, een glanzend visioen van luxe en bling bling. Het is grotendeels illusie, het verkopen van imago. Daar is veel blufpoker voor nodig, liegen met een stalen gezicht. Maar voor blufpoker moet je ook talent hebben.
Magneet voor aandacht
In recensies op de filmsite Rotten Tomatoes, waar The Apprentice een hoge waardering krijgt, las ik dat het personage Trump (gespeeld door Sebastian Stan) weliswaar menselijke trekjes krijgt, maar wees gerust, zijn slechtheid wordt nergens vergoelijkt. Je hoeft geen sympathie voor hem te voelen. Dat is ongetwijfeld geruststellend bedoeld. Je kijkt gefascineerd naar een monster van een man, maar je zou wel gek zijn als je op hem ging stemmen.
Toch?
Ik ben er niet zeker van. Ongeacht de goede bedoelingen van de makers voedt ook deze film toch weer de fascinatie met het fenomeen Trump. Zelfs in zijn verdorvenheid is hij een magneet voor aandacht.
Over Kamala Harris, dacht ik terwijl ik The Apprentice zag, zou je nooit zo’n film kunnen maken. Dat is veelzeggend. Bij haar stel ik me hoogstens een documentaire voor, over haar achtergrond en werk als openbaar aanklager. Waarschijnlijk zou die eerder interessant dan fascinerend zijn.
Wat is opwindender dan al je gevoelens van miskenning in te ruilen voor onbeschaamd machtsvertoon?
Toen Trump in 2020 de verkiezingen van Joe Biden verloor, dacht voormalig president Barack Obama de Amerikanen gerust te stellen door te wijzen op de bedaagdheid van Biden, die de rust en redelijkheid zou terugbrengen. De komende jaren zouden Amerikanen, stelde hij, niet dagelijks lastig worden gevallen met de uitzinnigheden van Trump, de krankjorume uitspraken, de schandalige besluiten, heel de constante stroom persoonlijke beledigingen.
Oplichter
Dat was typisch vanuit het politieke establishment geredeneerd. Als iemand consequent Trump verkeerd heeft ingeschat, is het Obama geweest.
Het begon al met zijn vrolijk denigrerende grappen over Trump tijdens het White House Correspondents’ Dinner in 2011, waar Trump bij aanwezig was. Die publieke vernedering heeft Trump, zo wordt beweerd, ertoe gebracht zich verkiesbaar te stellen voor het presidentschap. In 2016 grapte Obama tijdens een toespraak over een Trump die steaks verkocht en zelfs wijn. Stel je voor! Obama: „How good can that wine be?”
Dat olijke snobisme was opnieuw een misrekening, omdat het de aard van Trumps aantrekkingskracht op een grote massa mensen miskende. Het imago van Donald Trump, zoals ook The Apprentice laat zien, is altijd chic voor mensen zonder goede smaak geweest, luxe voor mensen die van huis uit geen luxe gewend zijn.
Tot aan de verkiezingen volgende week is in het Forum Groningen nog de ‘installatie’ te zien die de bekende Amerikaanse fotograaf Andres Serrano maakte met de titel The Game: All Things Trump. Serrano verzamelde meer dan duizend objecten die Trump gerelateerd waren, sleutelhangers, hotel- en casinosouvenirs, gesigneerde foto’s, het Trump-bordspel en, inderdaad, de Trump-wijn. Maar anders dan Obama wil Serrano laten zien hoe aanwezig Trump de afgelopen decennia in de Amerikaanse cultuur is geweest, hoezeer zijn persoonlijke ego-cultus de aspiraties spiegelde van gewone mensen die omhoog wilden, die wilden ruiken aan een leven van luxe maar zich dat niet echt konden veroorloven.
Gezien vanuit de klasse die zich dat wel kon veroorloven is Trump nooit iets anders geweest dan een oplichter, een conman. Iedereen weet ook dat dat klopt, hij is een oplichter, maar dat is het punt niet. Zijn aanhang geniet daar juist van, zoals Italianen jarenlang genoten van Berlusconi. Daarom heeft hem ontmaskeren ook geen zin.
Zijn fritesbakken voor de camera’s bij een McDonald’s-filiaal onlangs werd in kritische media meteen afgeserveerd als een holle publiciteitsstunt, want: het filiaal was speciaal voor de gelegenheid gesloten, de klanten waren zorgvuldig geselecteerde groupies. Fake! Maar in de tijdlijn van mijn telefoon ging het over niks anders. Als performance was het voor zijn fans uitermate geslaagd. Net als zijn uitspraak over hoe illegale migranten huisdieren zouden opeten. Leugen en waarheid zijn voor hen allang geen reële categorieën meer.
Smalend op Trump neerkijken, zoals Obama steeds zo opzichtig heeft gedaan, is voor hen olie op het vuur – ook als hij gelijk heeft, juist omdat hij gelijk heeft. Niets triggert mensen zozeer als wanneer je ze het gevoel geeft dat ze net niet goed genoeg zijn, er net niet bijhoren, net niet weten hoe het hoort.
Miskenning
De Franse denker René Girard (1923-2015), die in deze gepolariseerde tijden opnieuw populair is, spreekt van mimetische begeerte. Mensen doen vanuit zichzelf niets, ze imiteren anderen. Je kijkt tegen iemand op omdat hij iets heeft of kan wat jij ook wilt hebben of kunnen. Die doe je na, je wilt zoals hem worden. Maar als wat je nastreeft buiten je bereik blijft, als je beseft dat je er nooit echt bij zult horen, ga je het object van je bewondering haten.
Denk aan de afgewezen minnaar.
Niets maakt zo woedend als je afgewezen voelen door degene wiens erkenning je zocht. In een tijd waarin individuele zelfontplooiing als het dragende ideaal wordt beschouwd, voelt een ieder zich ook eerder door een ander gedwarsboomd. Daarom wordt het gevoel van miskenning, van je gekrenkt voelen, afgewezen worden, ook heel snel persoonlijk. Daarom ook zullen radicale politici ook altijd personen als doelwit kiezen, de boel eindeloos opjutten tegen bepaalde mensen, meestal vrouwen, die tot het symbool van jouw gevoel van miskenning worden. Dat is, even tussendoor, de functie van de tweets van Geert Wilders. En daarom ook zal hij er nooit mee ophouden.
Je kunt zeggen dat Trump dat gevoel van miskenning, het je niet gezien en erkend voelen, politiek massaal heeft weten te mobiliseren.
Obama had het daarom opnieuw bij het verkeerde eind; de rust is sinds 2020 allesbehalve teruggekeerd. Trump heeft in die jaren het hele Republikeinse establishment op de knieën gekregen.
Zelfs een zichtbaar aan mentaal verval onderhevige Trump, die steeds wilder om zich heen slaat, die keer op keer ontmaskerd wordt als heulend met vijandige machten en ronduit staatsgevaarlijk is, blijft ruwweg de helft van het Amerikaanse electoraat gijzelen.
De Republikeinen die van hem afhankelijk zijn doen zichzelf keer op keer geweld aan, omdat ze nu eenmaal een pact met de duivel hebben gesloten. Zo’n acht jaar geleden was ik erbij toen de toenmalige presidentskandidaat Marco Rubio een diner in New Hampshire bezocht om stemmen te winnen. Hij was toen een wat gladde, maar niet onsympathieke man, hij ging vrijuit met de ontbijtende aanwezigen in debat. Als ik hem nu de laatste uitzinnigheden van Trump zie goedpraten bij Fox News, en ik zie hoe hij de Republikeinen die wel durven waarschuwen voor een tweede termijn van Trump met een stalen gezicht voor de bus gooit, herken ik hem nauwelijks.
Immigratiearmageddon
Brave politieke beschouwers zoeken naar rationele verklaringen voor de aanhoudende populariteit van Trump en komen dan meestal snel uit bij de economie – onder Trump zou het economisch beter gegaan zijn, en kijk eens naar de inflatie. Er is een tendens, op rechts maar zeker ook op links, om je uit te putten in excuses voor de Trump-stemmer, omdat het geen pas heeft om de gewone man dom of kwaadaardig te noemen. De doorsnee Trump-stemmer zou op Trump stemmen ondanks Trump. Men ziet hem als vluchtheuvel enkel en alleen omdat de traditionele politiek het er zo vreselijk bij heeft laten zitten. Die redenering kom je overigens overal tegen wanneer het succes van radicaal-rechtse politici in het Westen verklaard moet worden. Ooit was er misschien grond voor, inmiddels is het een slap excuus. Iedereen die langer dan twee seconden nadenkt, beseft dat Trump zich niet bekommert om de gewone man. Niet voor niks is hij groot geworden met casino’s, dé plek waar gewone mensen de illusie hebben dat ze rijk kunnen worden, terwijl hun zakken leeg geklopt worden.
Er is een tendens, op rechts maar zeker ook op links, om je uit te putten in excuses voor de Trump-stemmer
Na de eerste, onverwachte overwinning van Trump zwaaide men driftig met de memoir Hillbilly Elegy van J.D. Vance als verklaring waarom men helemaal onder aan de maatschappelijke ladder gevallen was voor de verraderlijke charme van snake oil salesman Trump. De auteur, zelf opgegroeid in schrijnende armoede, waarschuwde eerst nog dat Trump het foute antwoord was op echt maatschappelijk leed, zelfs dat Trump het in zich had om „America’s Hitler” te worden. Nu heeft hij zich slaafs aan Trump onderworpen en is zijn gedoodverfde vice-president.
Juist in de bekering van J.D. Vance, opportunistisch als die is, vind je wellicht een verklaring voor Trumps aantrekkingskracht. Wellicht geloofde Vance aanvankelijk echt in een meer sociale betrokkenheid van de politiek voor mensen die over het hoofd gezien worden, inmiddels is dat voor hem, net als voor Trump zelf, een excuus om het heersende ressentiment aan te wakkeren. Trump dwarsboomde op afstand steun voor een door Democraten én Republikeinen voorgesteld beleid voor een strengere grensbeveiliging, simpelweg omdat hij de notie van een immigratiearmageddon nodig heeft in zijn retorische ondergangsvisioenen.
Veel mensen stemmen niet op Trump ondanks zijn wanstaltige gedrag, ondanks zijn dreigen met chaos en geweld, maar juist omdat ze er met volle teugen van genieten. Het is naïef – of hypocriet – om te denken dat dat niet zo is. Trump is de ultieme wraakfantasie. Zijn politiek is zuiver antipolitiek. De dictatoriale afrekening met het politieke establishment die hij zijn kiezers voorschotelt, is domweg voor een groot deel van het electoraat woest aantrekkelijk.
Wat is er verleidelijker dan de belofte dat je voortaan de lakens kunt uitdelen zonder door scrupules gehinderd te worden? Wat is er opwindender dan al je gevoelens van miskenning in te ruilen voor onbeschaamd machtsvertoon? Ook Trumps infantiele geldingsdrang, zijn obsessie met getallen, met de grootste zijn, met domineren en vernederen, is voor veel mensen (mannen?) herkenbaar. Vraag het Andrew Tate maar. Het gaat allang niet meer om een afrekening met een elite die de boel heeft laten verslonzen, het is de belofte van een totale nieuwe, autocratische orde, waarin de cynische geloofsartikelen van Roy Cohn de rechtsorde zullen vervangen.
‘Lovefest’
Tijdens de bijeenkomst in een volgepakt Madison Square Garden ging het er afgelopen week retorisch heftiger aan toe, stelden Amerikaanse commentatoren onthutst vast, dan op een gemiddelde nazi-bijeenkomst in de jaren dertig. Een onleuke komiek maakte onverbloemd racistische grappen. Trump fulmineerde tegen de enemy within waarmee hard moet worden afgerekend. Een zakenman noemde Kamala Harris de antichrist. Ze werd ook een hoer genoemd. Het was een groot feest van haat en agressie.
Zelf noemde Trump het achteraf een „lovefest”.
Zijn opponenten, waaronder ook veel voormalige medestanders, stellen hem nu onverbloemd voor als fascistoïde en als een gevaar voor de democratie. Terecht, Trump is een gevaar voor democratie en rechtsstaat. Maar voor een groot deel van zijn aanhang is dat inmiddels juist een aanbeveling.
Dat is wat Trump de afgelopen jaren voor elkaar heeft gekregen. Zelfs als Kamala Harris volgende week wint, wat allerminst zeker is, zal het een dubbeltje op zijn kant zijn.
Lees ook
Wat verklaart de opkomst van het trumpisme? Deze boeken geven een antwoord