Tussen het eerste album Alles Moet Beter (2020) en het tweede, Er Is Hoop*, is er wat veranderd bij Hang Youth. De groep rond zanger Abel van Gijlswijk, is een explosief gezelschap dat veel overhoop haalt, zowel muzikaal als in het theater, op straat, in boekvorm of op demonstraties.
Op hun debuut vielen vorm en inhoud samen: tekst en muziek klonken razend. Er waren straffe drumroffels, opgefokte gitaarakkoorden en het geluid was zo ruw alsof ze bij de buren in een oefenhok stonden. Voor polijsten was geen tijd, nummers duurden slechts een minuut, vaak niet veel langer dan het uitspreken van de titel (‘De tabaksindustrie kan de kanker krijgen’).
De 34-jarige Van Gijlswijk is inmiddels een professionele stokebrand. Hij schreeuwt, rapt (bijvoorbeeld met Sef op hun recente album IJsland) of houdt een monoloog, zoals in zijn theaterstuk Rebranding Anarchisme, en volgend jaar in toneelstuk Ja en Nee.
Onvermoeibaar, met licht verkouden stemgeluid schiet hij met hagel op de misstanden die hij ziet, zijn plat-Amsterdamse lettergrepen geselen de belastingdienst, het bedrijfsleven, rücksichtslose industriëlen en de witte cis-man in het algemeen. Daar hoort hij zelf ook bij, trouwens, geeft hij licht besmuikt toe op het nieuwe album, „Ik ben vier witte cissen met een punkgitaar”.
Die regel komt uit ‘Vanaaf’, een van de topnummers op Er Is Hoop*. Op het nieuwe album hebben de vier muzikanten tijd genomen om arrangementen en instrumentaties bij te slijpen. Onder leiding van een nieuwe producer, de muzikant Thomas Azier, werden glimmende accenten gelegd, hier en daar een galm, een extra laag bas of gewoon even niets. Muziek en zang klinken afwisselender, dynamischer, en ook netter. Maar nog steeds vurig. De punk van eerst is geëvolueerd tot salonfähige rock, zonder zijn modderschoenen uit te trekken.
De liedjes zijn langer dan vroeger, één duurt zelfs 3.19, en biedt toevallig ook een andere Hang Youth-primeur: het is een aanlokkelijk liefdeslied, ‘Geef Mij Je Liefde’.
Er zitten nog meer verrassingen in de muziek, zoals een saxofoonsolo van Candy Dulfer, in ‘Vuilnisbak’ die zwenkt en kronkelt in omhelzing met Abels zanglijn. Er zijn citaten, zoals de gitaarakkoorden die halverwege invallen in ‘Genocide’, geleend van Nirvana’s ‘Smells Like Teen Spirit’. De openingszin van ‘Vanaaf’ komt van Spinvis: „Ik ben een vrouw van veertig met een sigaret.”
Ondertussen wordt ‘straat’, als symbool voor de maatschappij, in de gaten gehouden. De imposante hoesfoto – een oud-Hollandse molen in lichterlaaie – belooft onheil. Van Gijlswijk heeft het over huisjesmelken en problemen in de zorg, in het sluipend klinkende maar onthutsende ‘Duizendjarig Witte Rijk’ .
Toch is het activisme minder letterlijk dan voorheen: de onderwerpen waarover de groep nu zingschreeuwt worden niet direct verbonden met de actualiteit zoals gebeurde op de ep Tata Steel, uit 2023, („Er worden mensen vermoord in Velsen-Noord/ ’T is even mysterieus als ongehoord”). Van Gijlswijk spreekt zich nu op algemenere manier uit over maatschappelijk kwaad. En hij beschrijft de invloed ervan op het persoonlijke gemoed: „Misschien ken je dit, dat je vel niet lekker zit.” Maar ‘er is hoop’: „Denk en wordt opnieuw verliefd/ schud je los van ideologie.”
Jussens brengen een klein doosje zoete, muzikale bonbons
Dromerige muziek in hapklare stukjes, dat is het recept van de nieuwste release van Lucas en Arthur Jussen. Zes Franse kleurstukjes, vooral walsen en wiegeliedjes, zijn bij elkaar goed voor nog geen kwartier aan muziek. Het langste werk duurt nog geen vier minuten, het kortste anderhalf. De ep Rêve laat zich beluisteren als een klein doosje muzikale bonbons: een zoet en verleidelijk tussendoortje dat iedereen lust, maar verfijnd in elkaar is gezet door twee goed op elkaar ingespeelde meesterchocolatiers.
De smaken zijn misschien herkenbaar en het idioom is lekker toegankelijk, maar er klinkt hier geen platgespeelde muziek. „Voor Rêve zijn we op zoek gegaan naar Frans, impressionistisch repertoire van wat minder bekende componisten”, schrijven de pianobroers in hun toelichting. Namen als Charles Koechlin, Germaine Tailleferre en Benjamin Godard zie je inderdaad niet zo vaak op de concertaffiches. Reynaldo Hahn wel, maar vooruit, dat is eerder vanwege zijn liederen dan om zijn (vierhandige) pianowerk.
Met Hahns wals voor twee piano’s Décrets indolents du hasard val je meteen midden in een schemerige droom. Miniatuurtjes zijn misschien makkelijker weg te spelen dan het ‘grote’ pianorepertoire, maar je moet wel in een paar seconden een overtuigende klanksfeer oproepen. Lucas en Arthur Jussen kunnen dat: door het mooi subtiele rubato zit er altijd lucht in de frases en het pulserende volume trekt je hun droomwereld in. Een onrustige droom, kennelijk, want je kunt de pianokruk horen meekraken.
Met de intensiteit van een gordijn dat plots wordt opengetrokken, klinken de openingsseconden van Benjamin Godards Berceuse uit de opera Jocelyn, hier als bewerking voor quatre-mains. Ritselend en sprankelend is het Andantino con moto uit Koechlins Suite voor twee piano’s, de Valse lente van Tailleferre simpel maar harmonisch onderhoudend. Hoe de herfst als een koel briesje stiekem door het open raam naar binnen glipt laten de Jussens horen in Hahns Berceuse des soirs d’automne.
Het voordeel van zulk weinig gespeeld repertoire is dat Rêve niet alleen als geheel een aantrekkelijk bundeltje is, maar dat de uitvoeringen van de losse stukjes ook meteen behoren tot de beste opnames ervan. Gevoelig, kleurrijk en warm geschakeerd. De Franse klanktaal is de Jussens dan ook niet onbekend, op eerdere albums speelden ze al muziek van Poulenc, Ravel, Fauré en Saint-Saëns. Op Rêve klinkt als toetje Debussy: het golvende En bateau uit de Petite suite.
De ep is het eerste paneeltje van een muzikaal drieluik, waarvan volgend jaar de twee andere delen verschijnen. Wat daarin de rode draad vormt, is niet helemaal duidelijk (miniatuurtjes?) maar wel dat daarop muziek zal klinken van barokcomponisten en van Edvard Grieg.
Wie de Jussens nog dit jaar wil horen spelen, kan 1 december terecht in Den Haag. Volgende week keren ze terug in de serie Grote Pianisten van het Concertgebouw.
Marnix Bilderbeek
Pop
Charlot
Lost Like Alice
Met een ramvolle zaal, waar men vanuit de gang nog iets van het concert probeerde mee te pikken, had Charlot op Noorderslag begin dit jaar de hype waar elke beginnende artiest van droomt. Nu is er een prachtig debuut om die belofte na te komen: zoemende electropop tussen Robin Kester en Eefje de Visser in, met een fijnzinnige barokke inslag die aan Agnes Obel doet denken. (Peter van der Ploeg)
Dance
Two Shell
Two Shell
Brits producersduo Two Shell maakt non-stop domme grappen, zoals invallers naar interviews en optredens sturen. Dit debuut bevat veel van die knipogen, maar het is ook prachtig. Het zit stampvol mierzoete verknipte stemmetjes, struikelbeats die zo van een Londense piratenradio geript lijken, samples uit oude games. Maar alles met een melancholische ondertoon, voor zowel koptelefoons als high-tech geluidsystemen in clubs. (Ralph-Hermen Huiskamp)
pop
Wende
Vrijplaats
Op haar nieuwe ep, ter ere van haar huidige concertreeks in Carré, lijkt Wende zich in te houden. De muziek komt uitsluitend van piano, haar hoge klaterende stem leunt tegen zachtaardige akkoorden, in eigen nummers en in covers van Toon Hermans (‘Als De Liefde Niet Bestond’) en Thé Lau’s ‘Blauw’. Gemist wordt hier de navrante klank die doorgaans haar composities kleuren door tekst en instrumentatie. (Hester Carvalho)
Soul
Jake Isaac
Benjamin
De stem van de Britse Jake Isaac is als een fluwelen handschoen die zich moeiteloos schuift over de hem omringende afgeronde trompet, de gedempt klinkende piano, de ouderwets knerpende gitaar. Zijn liedjes golven richting subtiele soul en dromerige pop, met steeds een kern van kalme hunkering. (HC)
Folk
De Mannen Broeders
Sober Maal
Ze lijken misschien lichtjaren van elkaar te zijn verwijderd, maar samen zijn Colin H. van Eeckhout en Tonnie Dieleman – respectievelijk zanger van de hardste metalband van Vlaanderen (Amenra) en de zachtste folktroubadour uit Zeeland (broeder Dieleman) – méér dan de som der delen. Als duo De Mannen Broeders maken ze de meest troostende liturgie uit de Lage Landen. Draailier + banjo (+ dameskoor) = ultieme verlossing van al uw zielenpijn. Amen. (Frank Provoost)