Een stijging naar 3,6 procent. Dat was donderdag het slechte nieuws over de Nederlandse inflatie in de maand oktober. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakte de eerste raming voor de inflatie over afgelopen maand bekend, en in plaats van te dalen, is de inflatie verder gestegen. Met name voedingsmiddelen, alcohol en tabak (plus 6 procent) en diensten (plus 5,4 procent) droegen bij aan de stijging, zo blijkt uit de cijfers. Ook industriële goederen werden duurder, zij het mondjesmaat (0,5 procent).
Binnen de eurozone scoren alleen België, Estland en Kroatië slechter qua inflatie dan Nederland. De grote vraag is wat de hoge Nederlandse geldontwaarding zo hardnekkig maakt. Voor een deel is die hardnekkigheid terug te voeren op overheidsbeleid (hogere accijnzen op tabak en alcohol bijvoorbeeld). Ook de hogere lonen die in de nasleep van de piekinflatie van twee jaar geleden in cao’s werden afgesproken, dragen nog bij aan de hoge inflatie. Een vraag die al sinds 2022 wordt gesteld, is of bedrijven de periode van toch al forse prijsstijgingen niet misbruiken om hun winsten op te vijzelen.
‘Rockets and feathers’
Onderzoeken naar deze zogenoemde graaiflatie (waarbij de brutowinstmarge harder steeg dan de kostenratio) lieten een gemengd beeld zien. Er is wel een effect zichtbaar (het CPB constateerde vorig jaar dat de winsten van bedrijven de grootste bijdrage leverden aan het totale inflatiecijfer), maar echte uitwassen bleven uit. De economen van de Rabobank wezen eerder al een paar concrete sectoren aan waar de winstmarges wel erg fors waren opgelopen: delfstoffen, horeca en de energiesector.
In een artikel in economenblad ESB komen drie economen deze week terug op de energiesector, aan de hand van de economische theorie van rockets and feathers (raketten en veertjes). Die gaat in essentie over asymmetrische prijsdoorgave en is een bekend fenomeen dat bijvoorbeeld is aangetoond bij benzinepompen. Als de prijs van ruwe olie stijgt, als gevolg van geopolitieke onrust of productiebeperkingen, dan wordt die prijsstijging pijlsnel doorberekend aan de pomp. Daalt de prijs van ruwe olie, dan geven oliemaatschappijen die lagere inkoopprijs veel trager terug aan de pomp. Prijsstijgingen van grondstof stuwen de consumentenprijs als een raket omhoog, prijsdalingen van grondstof dwarrelen als een veertje heel langzaam naar beneden. Iets vergelijkbaars zie je bij rentes van commerciële banken: als de beleidsrentes stijgen, wordt geld lenen heel snel duurder, maar de spaarrentes gaan maar heel langzaam omhoog.
Het gevolg is duidelijk: bedrijven profiteren zo langer van de hogere prijzen, hun brutomarge is langer hoger. Zo hebben klanten in het geval van de oliemaatschappijen dankzij de rockets and feathers tussen 2007 en 2023 omgerekend 2,2 tot 4,8 cent per liter te veel betaald. Na de inval in Oekraïne werd gevreesd dat energiemaatschappijen ook gebruik zouden maken van deze vorm van klantenmisleiding. Consumenten waren gewend aan jarenlang min of meer stabiele energieprijzen en waren nu overgeleverd aan de nieuwe werkelijkheid van torenhoge prijzen voor gas en elektriciteit. Juist in zo’n periode van grote onzekerheid kan een bedrijf profiteren van een gebrek aan kennis bij de consument.
Geen misbruik, wel hoge prijzen
Op last van de Tweede Kamer keek de toezichthouder Autoriteit Consument en Markt daarom al direct streng mee of energiebedrijven geen misbruik van hun positie maakten. Een rapport uit 2023 stelde dat de prijzen weliswaar hoog waren, maar dat de energiebedrijven zichzelf geen hogere marges hadden toegerekend.
De inflatie begon in de nasleep van de coronacrisis en verhevigde na de inval van Rusland in Oekraïne in 2022. Nederland krijgt haar er maar moeilijk onder. Elders in Europa gaat dat beter, zo maakte Eurostat bekend. De inflatie in de eurozone bedroeg afgelopen maand 2 procent, precies het doel dat de Europese Centrale Bank zich gesteld heeft. Wel is de trend ietwat stijgend, waarmee nieuwe grote renteverlagingen, waar investeerders op hopen, weer een stukje onwaarschijnlijker geworden.
Het onderzoek in ESB, dat keek naar de energiebedrijven Essent, Eneco Consumenten, Vattenfall, Budget Thuis, ENGIE Retail en ENGIE United Consumers, bevestigt dat beeld. De grondstofprijzen (energie, gas) gingen vanaf eind 2021, begin 2022 fors omhoog. Pas vanaf het late voorjaar van 2022 werden die hogere inkoopkosten stapsgewijs doorberekend aan de consument. En toen de grondstofprijzen begin 2023 weer begonnen te dalen, volgden een paar maanden daarna ook de consumentenprijzen. De periode tussen hogere inkoopkosten en consumentenprijsstijgingen en lagere inkoopkosten en consumentenprijsdalingen was min of meer hetzelfde, blijkt uit het ESB-onderzoek. En ook week de ‘vertraging’ in het verhogen en verlagen van de prijzen niet af van wat normaal is in de sector. Als er kortom al sprake was van rockets and feathers, dan heeft de energiecrisis die niet verergerd.
Dat is op zich goed nieuws: de consument is niet extra de dupe geworden van snelle prijsstijgingen en trage prijsdalingen. Tegelijkertijd zegt het uitblijven van hogere brutomarges niets over de pijn die wel degelijk gevoeld wordt als gevolg van de inflatie. Elektriciteit en gas zijn nog altijd respectievelijk 50 en 70 procent duurder dan tot 2020 gebruikelijk was, aldus het ESB-onderzoek. Want dat is de echte ellende met inflatie: cijfermatig keert de rust inmiddels weer een beetje terug, maar de prijsverhogingen van afgelopen jaren zijn nooit teruggedraaid. Die tellen nog dagelijks mee in de boodschappen en de energierekening.