Na 58 jaar kiezen Botswanen voor een andere koers van het land. De regerende partij, Botswaanse Democratische Partij (BDP), verliest voor het eerst sinds Botswana een democratie is, de verkiezingen en daarmee haar meerderheid in het parlement. Mokgweetsi Masisi, de huidige president, erkende zijn verlies op een persconferentie deze vrijdag, twee dagen na de verkiezingen. „Ik ben trots op onze democratische processen. Hoewel ik een tweede termijn wilde, zal ik opstappen en deelnemen aan een soepele transitie”, zei Masisi.
Nog niet alle stemmen zijn geteld, maar de centrum-linkse partij Umbrella for Democratic Change (UDC) lijkt aan kop te gaan, terwijl de BDP flink verliest. De 54-jarige advocaat Duma Boko, die de UDC leidt en hoogstwaarschijnlijk de nieuwe Botswaanse president wordt, heeft nog niet in het openbaar gesproken. Op vrijdagochtend moesten er nog dertien stembussen geteld worden, volgens Mmegi, een nationale krant in Botswana. Volgens de Botswaanse radio had de BPD maar één kiesdistrict had gewonnen, terwijl UDC er 25 won, meldt persbureau Reuters.
Diamanten en democratie
Botswana werd onafhankelijk in 1966, na jarenlange Britse koloniale bezetting. Sindsdien is Botswaanse Democratische Partij aan de macht in Botswana. In 2019 wonnen ze nog 38 zetels, een meerderheid in het Botswaanse parlement.
Volgens Freedom House, een Amerikaanse ngo die onderzoek doet naar democratie, politieke vrijheid en mensrenrechten, is Botswana één van de meest stabiele democratieën in Afrika. Het land wordt voornamelijk gekenmerkt door een prominente rol in de diamantenindustrie, wat jarenlang voor een relatief sterke economie zorgt. Volgens de World Bank behelzen diamanten meer dan negentig procent van de exportproducten van Botswana. De wereldwijde daling van de diamantindustrie, heeft een enorme impact op het land.
Het boeddhisme is in trek, zeker in het Westen – maar wat is het eigenlijk? Een religie, een vorm van psychologische wetenschap, een meditatiepraktijk?
Hoogleraar Aziatische talen en culturen Paul van der Velde, een bekend auteur over boeddhisme, geeft stof tot denken – en soms antwoorden – op al die vragen in dit beknopte, heldere boekje. Aan bod komen leven en leer (dharma) van de historische Boeddha, het scholastieke ‘kleine voertuig’ (hinayana) en het meer volkse, ‘grote’ (mahayana), theoretisch en in praktijk.
Leerzaam en prikkelend is vooral het slothoofdstuk over ‘modern boeddhisme’ en de verschillen met het klassiek-Aziatische. In uitwisseling met de golf van Europese en Amerikaanse belangstellenden sinds de negentiende (theosofie) en twintigste eeuw (de hippiecultuur) is een nieuwe variant ontstaan die wel het navayana wordt genoemd, het ‘nieuwe voertuig’.
Kenmerkend voor dat moderne boeddhisme is dat het „zwaar gepsychologiseerd” is en meditatie veel belangrijker vindt dan gebruikelijk was in Aziatische culturen, waar rituelen een grote rol speelden. Ook ziet hij een „vermenselijking” van de Boeddha, die traditioneel een bovenmenselijke status kent, en nadruk op boeddhistisch atheïsme.
Dat laatste is een misverstand, onderstreept Van der Velde, het boeddhisme ziet verlossing weliswaar niet als versmelting met iets goddelijks, maar kent wel degelijk een veelheid aan geesten, goden, hel en hemel. Alleen: ook de goden gaan een keer dood.
Van der Velde relativeert ook een aantal andere gemeenplaatsen, zoals het idee dat het boeddhisme de kastensamenleving verwerpt (dat gold alleen in het kloosterleven) of dat het boeddhisme wars is van geweld. Tal van oorlogen werden gevoerd met goedkeuring van boeddhistische geestelijken. Verschillende dalai lama’s in Tibet maakten zich schuldig aan grof geweld. In Myanmar wordt de haat tegen de Rohingya’s aangeblazen door een boeddhistische monnik.
Tekenend is dit verschil: moderne boeddhisten zijn vooral geïnteresseerd in geluk, mindfulness of verlichting in het hier en nu. Dat ligt in Azië „beduidend anders”, aldus Van der Velde, daar zijn „de meeste boeddhisten bezig door het opbouwen van positief karma een beter leven te verkrijgen na de dood”. Zoeken naar geluk in dit leven is immers ook een vorm van streven en hechten. Op hun beurt houden moderne boeddhisten soms vol dat hun sobere, puur op meditatie gerichte versie van het boeddhisme de bedoelingen van de Boeddha beter benadert dan de populaire religie die Aziatische culturen ervan hebben gemaakt. Een overtuiging die vooral ingegeven lijkt door de moderne afkeer van collectieve religie.
Van der Velde stelt dit alles nuchter vast, zonder te oordelen. Het boeddhisme heeft een „open einde”. Het opnieuw ontdekken en interpreteren van de dharma „zal nog lang doorgaan”, meent hij – zoals de boeddhistische overlevering zelf al wist.
Een „ongekend en krachtig mandaat” noemde Donald Trump zijn verkiezingsoverwinning woensdagochtend vanaf een feest in Florida. Niets, zei de voormalige en toekomstige president van de Verenigde Staten, „zal mij stoppen in het nakomen van mijn belofte”.
Die onbeteugelde ambitie geeft een eerste indruk van een presidentschap dat in veel opzichten de Amerikaanse rechtsstaat en democratie onder druk kan gaan zetten. Het kan normen in de Amerikaanse politiek transformeren en van Trump een machtiger president kan maken dan Amerika eerder kende.
Daarmee hebben de Verenigde Staten een afslag genomen naar een onontgonnen pad in de geschiedenis van het land. Sinds de Amerikanen in 1776 met een revolutie een republiek stichtten koos het land met bijvoorbeeld Andrew Jackson (1828 en 1832) en Richard Nixon (1968 en 1972) vaker voor presidenten die instituties testten of grenzen overschreden. Maar nooit eerder verkoos het een president met zulke openlijk autoritaire ambities als Donald Trump.
Lees ook
deze analyse over de overwinning van Trump
Niet alleen heeft Trump geweigerd Joe Biden als winnaar van de verkiezingen van 2020 te erkennen. Zijn campagne, en de plannen die hij en zijn medestanders de afgelopen jaren maakten, wierpen een duistere schaduw vooruit over de Amerikaanse democratie. Trump, en radicalere activisten in zijn achterban, hebben revanche aangekondigd tegen vrijwel iedereen die hem de afgelopen jaren onwelwillend gezind was. De Amerikaanse publieke omroep NPR telde alleen al in de laatste twee jaar ruim honderd dreigementen van Trump om tegenstanders aan te pakken.
Hillary de cel in
„De vijand van binnenuit”, claimde Trump tijdens de campagne, zal worden uitgeroeid. Hij heeft eerder al strafrechtelijke onderzoeken aangekondigd tegen onder meer zijn voorganger Joe Biden, erop gezinspeeld dat Hillary Clinton de cel in zal gaan en gesuggereerd dat het leger ingezet kan worden tegen politieke tegenstanders. Ook streeft hij een veel grotere concentratie van politieke macht in zijn Oval Office na.
Trump raakt daarmee een fundamentele paradox in het Amerikaanse stelsel, die instituties zwakker bestand maakt tegen autocratische neigingen dan op het eerste oog gedacht. Dat stelsel is enerzijds gebouwd om te ontsnappen aan tirannie, maar kan het ook gemakkelijker maken voor autocraten om hun wil door te drukken.
De Amerikaanse macht is namelijk gebouwd rond een krachtige president, die veel speelruimte heeft om besluiten te nemen en door te drukken. Hij is onder meer opperbevelhebber van het leger, kan presidentiële bevelen uitvaardigen en duizenden ambtenaren op politieke affiniteit laten aannemen (of ontslaan). De Founding Fathers van de Verenigde Staten geloofden dat veel uitvoerende macht in de handen van één president noodzakelijk was voor goed bestuur. Juist één leider zou makkelijker te controleren zijn voor het volk dan macht die was verdeeld over meerdere politieke lagen en leiders.
Daarom geloofden ze ook dat die macht in de praktijk niet zou leiden tot de absolute monarchie waarvan ze zich hadden los gevochten. Integendeel: ze hadden zo’n groot vertrouwen in het vermogen van het systeem om checks and balances te organiseren en in de gezindheid van politici om de uitvoerende macht te beperken dat die beperkingen veelal niet op papier zijn vastgelegd. Behalve dan het recht om een president bij wangedrag af te zetten, of hem bij verkiezingen weg te stemmen.
Normen, geen wetten
Dat maakt de politieke macht die een president verzamelt en inzet dan ook grotendeels een kwestie van normen. Zo valt het Amerikaanse ministerie van Justitie onder politieke sturing van de president, maar is sinds de jaren zestig de gewoonte ontstaan dat die president zich grotendeels afzijdig houdt van de besluiten wie wel of niet strafrechtelijk vervolgd worden. Die relatieve zelfstandigheid is dus een kwestie van gebruiken, niet van constitutionele beperkingen aan presidentiële macht.
Lees ook
deze analyse over de verschuiving in het Congres
Anders gezegd: als Trump belooft politieke tegenstanders te gaan vervolgen, dan ligt dat ook in zijn macht. Híj kan aanklagers aanstellen, híj kan onderzoeken bevelen, híj kan vervolgingen laten instellen. Het is aan rechters om die politieke beïnvloeding te beperken – of niet.
En Trump heeft meer plannen om zijn politieke macht uit te breiden, beschreef de New York Times ruim een jaar geleden al. Zo wil hij de ambtenarij zuiveren van „de zieke politieke klasse die ons land haat”. En hij wil diensten en delen van de Amerikaanse overheid onder zijn controle brengen die lange tijd juist van directe politieke sturing gevrijwaard waren. Het gaat bijvoorbeeld om onafhankelijke instanties als de Federal Communications Commission, dat regels maakt voor televisie- en internetbedrijven, en mededingingsautoriteit FTC onder directe politieke controle brengen. In de praktijk kan het betekenen dat hij politieke tegenstanders, in de media en in de economie, hard kan laten aanpakken.
Onder Republikeinse juristen heeft de afgelopen jaren de opvatting postgevat dat presidentiële macht min of meer ongelimiteerd is. Al tijdens Trumps eerste termijn beriepen hij en andere Republikeinen zich op het „absolute recht” dat de president zou hebben om beslissingen te nemen. Trump zal zich in dat recht gesterkt voelen door een uitspraak van het Hooggerechtshof eerder dit jaar, waarin de conservatieve meerderheid stelde dat presidenten vrijwel immuun zijn voor strafvervolging. „Bij elk gebruik van zijn officiële macht is de president nu een koning die boven de wet staat”, schreef de liberale rechter Sonio Sotomayor in een juridisch weerwoord op de meerderheidsopvatting.
Een belangrijk verschil tussen Trumps eerste presidentiële termijn en zijn aanstaande, zal bovendien zijn dat hij minder omringd wordt door krachten die hem matigen en de inzet van zijn presidentiële macht beperken. Toen lukte het gevestigde Republikeinen als stafchefs Reince Preibus en John Kelly en familieleden als Ivanka Trump en haar man Jared Kushner nog om Trumps impulsen enigszins te bedwingen.
Op cruciale momenten zeiden adviseurs en politieke ondergeschikten ‘nee’ als Trump ‘ja’ eiste. Zo weerstond vicepresident Mike Pence de eis van Trump dat hij de uitslag van de presidentsverkiezingen van 2020 in de Senaat in Republikeins voordeel om zou buigen. Maar inmiddels zijn Ivanka’s radicale broers belangrijker geworden in Trumps inner circle en heeft Kelly Trump een ‘fascist’ genoemd – net als oud-bevelhebber van de strijdkrachten Mark Milley, die onder Trump diende. Voormalig medewerkers die zich van hem hebben afgekeerd vrezen (gewelddadige) wraak, zeiden enkelen van hen tijdens de campagne.
Critici zijn verdwenen
En waar Trump in 2016 nog een buitenstaander was binnen de Republikeinen, is de partij inmiddels rond zijn persoon en zijn ideeën gevormd. Aanstaand vicepresident J.D. Vance symboliseert die ommezwaai. In 2016 noemde hij Trump nog een „Amerikaanse Hitler”, maar als senator van de staat Ohio toonde hij zich één van Trumps grootste loyalisten. Als híj in 2020 vicepresident was geweest, zei Vance tijdens de campagne, dan had hij Trumps eis om Bidens overwinning te blokkeren wél ingewilligd.
Trump zal in het Congres bovendien op meer medewerking kunnen rekenen. In zijn eerste twee jaar had hij met name in de Senaat nog te maken met kritische senatoren. Maar veel van hen, zoals oud-presidentskandidaten Mitt Romney en John McCain, zijn opgestapt of overleden. Ook het Republikeinse deel van het Huis van Afgevaardigden is ‘MAGAfied‘, heeft zich achter het trumpisme geschaard. Met de Republikeinse voorzitter van het Huis in zijn eerste jaren, Paul Ryan, had Trump een moeizame relatie; de huidige speaker Mike Johnson is een loyalist. Als de Republikeinen behalve in de Senaat ook een meerderheid winnen in het Huis, dan heeft Trump vrijwel ongelimiteerde ruimte om zijn macht te vergroten en tegenstanders aan te pakken.
De kandidaat kon het amper geloven. Hij had zich met zijn getrouwen teruggetrokken in zijn werkkamer, hing achterover in zijn stoel en stak net een pijp op. Maar in plaats van de voorspelde ruime winst, verloor de partij 21 zetels in het parlement. De verbijsterde kandidaat was CDU-kanselier Helmut Kohl. Hij won de verkiezingen in 1987, maar verloor een groot deel van de Frauenwahl. En niemand die daaraan had gedacht. Dat de vrouwen ineens anders, linkser zouden gaan stemmen. Terwijl dat proces al sinds 1972 gaande was.
In het Verenigd Koninkrijk werd er in december 1918 een grote chaos voorspeld. De vrouwen zouden voor het eerst gaan stemmen, en daarmee zouden alle emoties op hol slaan. Verslaggevers bij de stembureaus hielden hun hart vast. Andere correspondenten meenden juist dat vrouwen helemaal geen hoofd voor politiek hadden, en toch niet zouden gaan stemmen. Maar niets van dat alles: ze kwamen in „groteren getale opdagen dan de mannen, en maakten er weinig ophef over”. De „women’s vote […] is an absolutely incalculable quantity”, verzuchtte een journalist in 1918.
De stille kracht
Het lijkt erop dat we ruim een eeuw later niet veel verder zijn gekomen dan die verzuchting. De women’s vote, de Frauenwahl, de vote des femmes: het blijft in alle landen een geheim hoe de stille kracht ervan in de verkiezingen zal uitpakken.
En dat terwijl deze stem dikwijls de doorslag gaf, en het aantal vrouwen dat ging stemmen toenam en zelfs net iets hoger kwam te liggen dan dat van de mannen. In de Bondsrepubliek stemde dat grote cohort vrouwen decennialang in meerderheid conservatief. Kinder, Küche, Kirche, zo werd de stabiele positie van CDU/CSU verklaard. Maar na 1972 kantelde het beeld, de meerderheid van de vrouwen onder de 44 stemde ineens links, eerst SPD, daarna Groenen. Vrouwen ontsnapten aan het patriarchaat, kregen zelf banen, er kwamen meer eenverdieners. Gescheiden en alleenstaande vrouwen bleken eerder op links te stemmen, zoals in de jaren tachtig ook uit onderzoek in het Verenigd Koninkrijk bleek. Ook in de VS is dit beeld te zien: vrouwen stemden aanvankelijk conservatief, daarna begonnen delen van het vrouwenelectoraat de Democratische Partij te omarmen. In 1996 won Bill Clinton dankzij de vrouwen (en dat terwijl hij verloor bij de mannen). In 2012 werd Obama’s winst ook aan de women’s vote toegeschreven.
Die ontwikkeling heeft commentatoren ertoe verleid te denken dat vrouwen sinds de jaren zeventig in de welvarende, postindustriële landen van het Westen eerder zouden stemmen op partijen en kandidaten die opkomen voor vrouwenrechten. Inderdaad lijkt Obama in 2008 geprofiteerd te hebben van het feit dat bij hem toegang tot abortus en conceptie in veiliger handen leken te zijn dan bij zijn tegenkandidaat Romney.
Maar die aanname gaat ervan uit dat het geheim van de vrouwenstem makkelijk te ontsleutelen is, en dat het zou bestaan uit slechts een enkel element: vrouwen stemmen voor vrouwenrechten. Of nog simplistischer: vrouwen stemmen op vrouwen. Quod non.
Ik geef het toe, ik kon me al in 2016 niet goed voorstellen dat vrouwen op zo’n hork als Trump zouden stemmen. En eerder deze week waren de vooruitzichten voor Harris’ ticket via de vrouwenstem nog best rooskleurig. Tot ook dat een illusie bleek. Want, zoals ik een vrouwelijke gast in een talkshow hoorde zeggen: „Het is beledigend om te denken dat vrouwen op Harris stemmen omdat ze een vrouw is, of omdat ze voor abortus op komt.”
Mobiliserende kwestie
De vrouwenstem is geen single-issuebeweging. Het is geen verenigde sisterhood die als indertijd de suffragettes opkomt voor de rechten van de vrijgevochten vrouw. Vrouw-zijn is niet een politiek programma. Soms is abortus een mobiliserende kwestie. Maar in staten waar die rechten vanuit het perspectief van de vrouwelijke bevolking redelijk goed zijn geregeld (zoals in swing state Georgia), gaat het toch echt over andere zaken. „Vrouwen praten aan de keukentafel niet over abortus, maar over de vraag waar ze het goedkoopste boodschappen kunt doen.” Ja, ook de meeste vrouwelijke Trump-stemmers vinden hem heel vervelend en bot, maar dat is niet hun belangrijkste zorg. Economie, inflatie, veiligheid, dat geeft voor hen de doorslag.
Er is een gender gap, zonder twijfel. En die is in veel landen gegroeid, waaronder in de VS, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, maar ook in Nederland. Alleen, de verschillen binnen de genders zijn groter dan tussen de genders. Bovendien, de vrouwenstem is ook gebonden aan andere variabelen: leeftijd, economische positie, sociale status, religie.
Kortom, voordat we de bro’s vote en de women’s vote gaan politiseren en de polarisatie verder aanscherpen, is het tijd om iets anders te doen. We moeten de male gaze op de verkiezingen doorbreken. Veel (mannelijke?) experts hebben te weinig bij de richting van het vrouwelijke electoraat stilgestaan, en verzuchten hoogstens na de verkiezingen dat die vrouwen zo onvoorspelbaar zijn. (Ik zag een bekende mannelijke reporter stomverbaasd opmerken dat hij het zo raar vond dat veel zwarte vrouwen in New York op Trump stemden). Maar: zo mysterieus zijn vrouwen helemaal niet. Wel zijn ze wat minder uitgesproken. Dus moeten we beter ons best doen ze eerder te begrijpen en beter te onderzoeken – en er niet pas een paar dagen voor de verkiezingen over te beginnen.
De gezondheidszorg en de autoindustrie hebben al erkend dat er decennialang te weinig aandacht voor en onderzoek naar de vrouwelijke klant is geweest. Nu de verkiezingsindustrie nog.
Beatrice de Graaf is hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen in Utrecht.