Theatervoorstelling ‘The horse of Jenin’ is een zwartkomisch portret van een leven onder de Israëlische bezetting

Dansend komt Alaa Shehada het podium op in een vol Paradiso. De entertainende toon van de eerste paar minuten van The horse of Jenin staat in sterk contrast met het thema van de voorstelling: Shehada’s jeugd in Jenin, dat als stad in de Westelijke Jordaanoever dagelijks te lijden heeft onder de Israëlische bezetter.

Na een paar voor de hand liggende grappen over Amsterdam, waar het publiek lauwtjes op reageert, begint Shehada zijn verhaal bij zijn geboorte. De maker blijkt een geestig verteller, die slim speelt met zowel Arabische clichés (als hij als baby individueel door zijn ‘40 tantes en 66 ooms’ moet worden gekeurd) als met Palestijnse galgenhumor (als hij door wat jongens in elkaar is geslagen omdat hij met hun zus heeft geflirt, kan hij de zorgen van zijn moeder wegnemen door te zeggen dat de Israëli’s hem hebben mishandeld).

Door enkele personages larger-than-life neer te zetten geeft Shehada een mooi, impressionistisch beeld van zijn jonge jaren. Van een basisschooldocent met een van de eerste mobiele telefoons, die zo groot is dat hij door de kinderen ‘the fridge’ wordt genoemd, tot de burgemeester die voor alle goede dingen die in Jenin gebeuren de eer probeert op te strijken. Regelmatig onderbreekt Shehada zijn verhaal met maskerspel, waarin hij de personages in commedia dell’arte-stijl neerzet en zo nog sterker een gevoel oproept van half-vervlogen herinneringen door de ogen van een kind.

Apartheidssituatie

Naarmate Shehada ouder wordt, groeit ook het besef van de apartheidssituatie waarin hij leeft. Als hij zijn docent vraagt waarom hij nou zo nodig Engels moet leren, is het antwoord: „Omdat je de wereld moet kunnen vertellen wat hier gebeurt.” Als hij elf jaar oud is, begint de Tweede Intifada – gedurende die periode is hij getuige van een Israëlische raketaanval op een ziekenwagen, als die na een bombardement weigert te vertrekken („De avondklok geldt ook voor ambulances!”, roepen de soldaten terwijl de slachtoffers creperen).

Steeds weet Shehada echter goed het midden te houden tussen de gruwelen van de bezetting en het feit dat je als Palestijns kind ook gewoon je leven leidt – en je eerste verliefdheid beleeft bij voorbeeld. Het symbool van die levenslust is het kunstwerk dat de Duitse kunstenaar Thomas Kilpper in 2003 samen met de bevolking van Jenin bouwde: een levensgroot paard, gemaakt van de brokstukken van de Israëlische verwoestingen. Hilarisch verhaalt Shehada over hoe het paard door de bevolking van Jenin door de Westelijke Jordaanoever op tour werd genomen, tot verwarring van de Israëlische soldaten bij de checkpoints (‘Ze betastten het paard overal, om er zeker van te zijn dat het Paard van Jenin geen Trojaans Paard was’).

Hoewel sommige scènes net wat te lang duren en de overgangen tussen maskerscènes en vertelling de vaart uit de voorstelling halen, weet Shehada het in een verpletterend slot allemaal samen te brengen. Het paard van Jenin, zo vertelt hij, werd in november 2023 door het Israëlische leger met een bulldozer verwijderd. Maar een symbool van vrijheid en verzet kun je misschien vernietigen, het idee erachter niet – een idee dat Shehada zijn publiek als kwetsbaar kleinood overhandigt. Op de dag dat de Knesset het werk van de hulporganisatie UNRWA verbood, en daarmee de laatste levenslijn van veel Palestijnen doorknipte, komt Shehada’s vraag om zorg te dragen voor dat kleinood des te harder binnen.