De Puerto Ricaanse reggaeton-artiest Nicky Jam, die een maand geleden nog verscheen op een campagnebijeenkomst van Donald Trump, heeft zijn steun aan de Republikeinse presidentskandidaat ingetrokken. In een video op zijn Instagram-pagina zegt hij tegen zijn 43,5 miljoen volgers beledigd te zijn door de grappen over Puerto Rico die tijdens een Trump-rally werden gemaakt.
„De reden waarom ik Donald Trump steunde, was omdat ik dacht dat hij het beste was voor de economie in de Verenigde Staten, waar veel Latino’s wonen, […] veel immigranten die lijden onder de economie en ik dacht dat hij als zakenman de beste zet was”, zei Nicky Jam in het Spaans in de video. „Nooit in mijn leven had ik gedacht dat een maand later een komiek slecht zou spreken over mijn land. Daarom zie ik af van elke steun voor Donald Trump. Respecteer Puerto Rico.”
Komiek Tony Hinchcliffe noemde Puerto Rico „een drijvend eiland van vuilnis” tijdens een campagnebijeenkomst in New York eerder deze week. De gevolgen van zijn grappen zijn voelbaar in de artiestenwereld: onder anderen zanger Ricky Martin en Bad Bunny, reggaeton-ster en een van de bekendste artiesten van het moment, spraken zich uit tegen Trump en voor Democratisch kandidaat Kamala Harris.
Of de uitspraken ook effect zullen hebben op de campagne van Donald Trump is nog niet bekend. De Republikeinse oud-president betrad woensdag tijdens een bijeenkomst in Wisconsin het podium in een oranje-geel hesje, dat gedragen wordt door vuilnisverwerkers in de VS. Hij zei daarmee te verwijzen naar de uitspraken van president Joe Biden, die reageerde op de Puerto Rico-grappen door te zeggen dat Trump-supporters „afval” zijn.
Wie trekt zich iets aan van de bekende waarschuwing voor geweld en grof taalgebruik? Vooral Amerikaanse podcasts beginnen er regelmatig mee. Teergevoelig, overdreven gedoe. Bijna altijd. Maar niet bij Root of Evil. The True Story of the Hodel Family and the Black Dahlia. Een waarschuwing is bij deze serie op zijn plaats. De acht afleveringen tonen de gruwelijkheden waartoe mensen in staat zijn, in een vertelling opgerakeld door de twee achterkleindochters van een welbespraakte, maatschappelijk succesvolle en zelfs artistieke moordenaar, George Hodel (1907-1999). Hun moeder ontsprong de dans, maar hun tante laat op weinig bemoedigende wijze zien hoe intergenerationeel trauma kan werken.
De tamelijk subtiele en zelfs opgewekte wijze waarop achterkleinkinderen Yvette Gentile en Rasha Pecoraro de luisteraar meevoeren naar een diepe, bijkans onpeilbare poel van verderf is bijzonder. En de luisteraar krijgt terloops nog een lesje kunstgeschiedenis ook. Want de moordenaar, een in zijn ambities gefnuikte fotograaf, zou wel eens de collage-foto’s van zijn vriend Man Ray (1890-1976) voor ogen hebben gehad bij het misvormen van zijn slachtoffers.
Als op het eiland Malta de journalist Daphne Caruana Galizia met auto en al de lucht in vliegt, denkt haar zoon Matthew meteen: „de rotzakken, ze hebben haar te pakken.” Dit vertelt hij aan de in Nederland geboren, Britse journalist Stephen Grey. In zes afleveringen ontrafelt die het verhaal achter de autobom. Zelfs de moordenaar staat hem te woord.
Malta is kleiner dan Schouwen-Duiveland dus nagenoeg iedereen kent elkaar in deze mini-staat. En dus komt Grey ver in zijn zoektocht naar de „rotzakken” en de motieven om de op het eiland beroemde, beruchte en gevreesde journalist te vermoorden. Vraag die de luisteraar door de serie trekt: van hoe hoog komt de opdracht? Vanuit de regering, dat is wel zeker. En zou zelfs de premier betrokken zijn geweest bij de moord op een vrouw die geheimen onthulde van een corrupte elite? Ook hem krijgt Grey te spreken.
Zuchtend zwart. Borstelig zwart. Aaibaar zwart. Kraszwart. Gebroken zwart. Kraaizwart. Slobberzwart. Zwart als een omhelzing – en zwart als een muur.
Het zijn nogal wat zwartschakeringen die je te verwerken krijgt op de tentoonstelling Nachtdieren, nu te zien in het Kunstmuseum in Den Haag. Zoveel tinten, dat sommige zich alleen met een fantasienaam laten beschrijven. Ze zeggen dat zwart geen kleur is, maar kleur is een eigenschap van licht – en dit zwart geeft (soms) een klein beetje licht terug.
Nachtdieren is een dubbeltentoonstelling met werk van de Gentse fotograaf Dirk Braeckman (1958) en de Oostendense schilder Léon Spilliaert (1881-1946). Hoewel er soms ruim een eeuw tussen hun werk ligt, en hun medium (en de afmetingen ervan) drastisch verschilt, is hun beeldtaal opvallend vergelijkbaar. Ze delen een fascinatie voor duisternis, voor de mysteries van de nacht, voor verlaten straten en lege interieurs – voor de donkere zee. De thematische tentoonstelling is opgebouwd via het verloop van de nacht: van avondschemer tot dageraad. Braeckman werkt vaak groot en monumentaal, de grotendeels autodidactische Spilliaert (wiens werk in Nederland te weinig te zien is) tekende en schilderde vaak kleiner en op papier. Bij allebei loopt de figuratie soms over in abstractie: de stille, donkere zee verandert in ongrijpbare zwart-grijze massa.
Op zijn zelfportret uit 1907 beeldt Spilliaert zichzelf af met een bleke huid, en priemende ogen. Hij heeft donkere wallen onder zijn ogen, een donkerblauwe waas kleurt zijn wangen. Hier staat geen vrolijke man. De jonge schilder wordt geplaagd door pijnlijke maagzweren, waardoor hij moeilijk in slaap kan komen. Daarom dwaalt de kunstenaar ’s nachts door de verlaten straten van kustplaats Oostende, en doet hij inspiratie op voor de verschilde landschappen die hij schildert.
Het werk van Spilliaert wordt wel in verband gebracht met het symbolisme, waarbij kunstenaars de waarneembare realiteit gebruiken om uitdrukking te geven aan de innerlijke wereld. In een brief uit 1920 schreef Spilliaert over Oostende: „Ik leef in een echte fantasmagorie (..) overal om me heen dromen en luchtspiegelingen.” In Spilliaerts desolate straten en kustlandschappen zie je de beklemmende uitgestrektheid die de nachtelijke piekeraar kan overvallen: de avond biedt zoveel ruimte, zoveel tijd – en tegelijkertijd ben je alleen en veroordeeld tot je eigen zorgen. Prachtig is wat dat betreft Hofstraat Oostende (1908): een verlaten straat, met een fel lichtpuntje op het einde, en donkere gevels aan weerszijde, met een mysterieuze, licht giftige blauwe gloed. Somber, maar toch ook troostrijk.
Politiefoto’s
Fotografie heeft de reputatie een meer ‘objectief’ medium te zijn, dat is iets waar Braeckman ook mee speelt door zijn foto’s geen titels met woorden maar met ingewikkelde coderingen te geven (‘B.J. D.U. 12’). Maar ook zijn donkere landschappen en interieurs (uitgebreid nabewerkt in de donkere kamer en vaak iets claustrofobischer dan die van Spilliaert) hebben een duidelijke psychologische lading. Een venstergalerij in de duisternis, een donker gordijn, een verduisterde schilderijengalerij – het zijn allemaal plaatsen waarvan je je af gaat vragen: wat is hier gebeurd?
Een belangrijke sleutel naar het werk van Braeckman ligt in een vitrine ergens halverwege de tentoonstelling. Daar ligt het boekje Evidence: NYPD Crime Scene Photographs: 1914-1918: een bundeling van historische zwart-wit politiefoto’s uit de gemeentelijke archieven van New York. Deze ongepolijste foto’s tonen de plaatsen waarop een misdrijf heeft plaatsgevonden, zonder enige artistieke pretentie. Braeckman ontdekte het boekje toen hij in de jaren 80 veel tijd doorbracht in New York. Zijn foto’s hebben dezelfde ‘terloopse’ kwaliteit, en delen het onheilspellende gevoel. Ze zijn minder de uitdrukking van een individuele belevingswereld, meer de verkenning van de associaties die ze bij de toeschouwer kunnen oproepen.
Bijzonder middelpunt van de tentoonstelling is de grote vijfhoekige zaal met zeegezichten: de monumentale zeereflecties van Braeckman hangen naast de steeds meer geometrische kustlandschappen vol diagonale lijnen van Spillieart. De duisternis loopt over in de zee, je ziet hier dat beide kunstenaars ook een bijna romantisch verlangen hebben op te gaan in die ongrijpbare nacht.
Lichtpuntjes in de hoofdrol
Spillieart werkte vooral met gewassen oost-indische inkt, met krijt, kleurpotlood en pastel: waardoor hij een bijzonder soort transparantie kan bereiken. Dat zie je bijvoorbeeld op De Flacons (1909), een rij transparante glazen flessen, mogelijk een verwijzing naar het beroep van zijn vader die parfumeur was. Het hangt in het Kunstmuseum prachtig naast B.P.-P.A.-96 (1996) van Braeckman: een hard geflitste muur met kleine tegeltjes: de witte schittering op de flesjes van Spilliaert rijmt mooi met de harde witte weerkaatsing op die tegels.
Sowieso krijgt het licht regelmatig een spectaculaire hoofdrol in de duisternis. Zoals in Spilliaerts magistrale Interieur. Slaapkamer met lichtinval (1908). We zien een verduisterde slaapkamer, met op de muur een halve witte cirkel. Het is waarschijnlijk het licht van een vuurtoren die het licht in de slaapkamer slaat: je ziet de harde reflectie op een zilveren bol bovenaan het bedframe, op de spierwitte lakens, en – mooi detail – op het ronde wiel van het bed.
In de laatste zaal doet het licht z’n intrede in het werk van Spilliaert. Hij gaat lichter werk maken, soms zelfs een beetje magisch of frivool: een donker geklede dame aan een waterkant vol heerlijk cirkelende waterlijntjes. De zaaltekst verklaart het aan de hand van de verbeterde omstandigheden voor Spilliaert: hij trouwt en krijgt een dochter. De belangstelling voor zijn kunst neemt toe, en hij bouwt een kring op van bevriende schrijvers, kunstenaars en bewonderaars.
De duisternis in het werk van Braeckman blijft. Aangrijpend is het vierluik dat is opgedragen aan een 19-jarige fotografe van wie Braeckman de mentor was. Vorig jaar werd haar euthanasiewens voor ondraaglijk psychisch lijden ingewilligd. Op Braeckmans vierluik V.C.-L.M.-24 (2024) zie je donkere boomtakken voor een grijze lucht. Door de foto’s heen lopen hoekige, spierwitte kraslijnen, waarschijnlijk in de nabewerking op de foto’s gekrast. Soms biedt het licht ook geen troost.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Léon Spilliaert, Hofstraat Oostende, 1908 (Gewassen Oost-Indische inkt, penseel en kleurpotlood op papier, 63,7 x 48,9 cm).” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Léon Spilliaert, Hofstraat Oostende, 1908 (Gewassen Oost-Indische inkt, penseel en kleurpotlood op papier, 63,7 x 48,9 cm).” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/tussen-troost-en-onbehagen-de-nachten-van-schilder-leon-spilliaert-en-fotograaf-dirk-braeckman-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/07150449/data124034486-7674f9.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/tussen-troost-en-onbehagen-de-nachten-van-schilder-leon-spilliaert-en-fotograaf-dirk-braeckman-21.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/tussen-troost-en-onbehagen-de-nachten-van-schilder-leon-spilliaert-en-fotograaf-dirk-braeckman-19.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/tussen-troost-en-onbehagen-de-nachten-van-schilder-leon-spilliaert-en-fotograaf-dirk-braeckman-20.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/tussen-troost-en-onbehagen-de-nachten-van-schilder-leon-spilliaert-en-fotograaf-dirk-braeckman-21.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/tussen-troost-en-onbehagen-de-nachten-van-schilder-leon-spilliaert-en-fotograaf-dirk-braeckman-22.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/1zNA2mFkZMSXKWXsBXdoNWGUdJM=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/07150449/data124034486-7674f9.jpg 1920w”>Léon Spilliaert, Hofstraat Oostende, 1908 (Gewassen Oost-Indische inkt, penseel en kleurpotlood op papier, 63,7 x 48,9 cm).Cedric Verhelst