‘Mijn eerste idee was om deze voorstelling te spelen tussen de landingsbanen van Schiphol. Het is moeilijk om uit te leggen wat ADHD is, dus het leek me fijn als het publiek zou kunnen ervaren hoe het is om de hele tijd te worden afgeleid door teringherrie. Want een groot deel van wat zich in mijn hoofd afspeelt is van die teringherrie.”
Tien jaar na zijn laatste optreden als cabaretier is Thomas van Luyn terug met een show over hoe het is om ADHD te hebben: De Grote ADHD Experivaganza. Hoewel hij als een stuiterbal door het leven trok, werd pas twee jaar geleden de diagnose ADHD bij hem vastgesteld. Om lotgenoten een hart onder de riem te steken, maakt hij dit programma, vertelt hij in een café in Amsterdam.
Hij werd gevraagd om deze voorstelling te maken. Zoals hij altijd overal voor wordt gevraagd: columns schrijven in de Volkskrant, kinderprogramma Studio Snugger presenteren, podcasts maken, de Top 2000 Quiz presenteren. Hij stemde toe. „De diagnose was nog vers en het onderwerp emotioneerde mij meteen. Want er zijn veel dingen die ik niet wist over ADHD en die veel mensen niet weten. Dat kan ik ze vertellen nu ik research heb gedaan. Hoe destructief deze stoornis is. Dat is belangrijk om te weten.”
Waarom is dat belangrijk?
„Omdat je denkt dat je een slecht mens bent. Je hebt een negatief zelfbeeld, omdat je voortdurend dingen niet kan die anderen wel kunnen. Op tijd komen, weten waar je sleutels zijn. Het idee dat je dat niet kan, is vrij onverdraaglijk.
„Het verwarrende, voor jezelf en je omgeving: soms lukt het wel. Dat wekt achterdocht. Ben je niet gewoon lui? Is het dan toch een kwestie van wilskracht?”
De ironie in zijn stem bij die laatste zin valt niet te missen. De kwestie wat bij iemand wilskracht is en wat niet, raakt de kern van zijn voorstelling: de vraag in hoeverre ADHD bepaalt wie je bent, wat je doet en hoe je omgeving naar je kijkt.
Van Luyn vertelt in zijn programma over zijn ervaringen en laat tussendoor wetenschapsjournalist Anna Gimbrère aan het woord. Zij geeft wetenschappelijke context en beantwoordt zijn vragen over de varianten van de stoornis, de voor- en nadelen, de remedie.
Grappig doen is een manier van copen. Dan ga je maar grappen maken. Maar dat is uit onvermogen. Het is vluchten.
Met je zelfbeeld heb je geworsteld, vertel je in de voorstelling. Hoe was dat?
Van Luyn slikt even iets weg, maar hij herpakt zich snel en zegt: „Het is een leven lang in kringetjes ronddraaien. Financiële problemen. Relationele problemen. Je krijgt de verwijten steeds opnieuw te horen. Of het is positief commentaar. Dan ben je die rare, malle gast. Ook niet iets wat je altijd wil zijn.
„Ik vergeet namen en gezichten. Mensen denken dat het erbij hoort, omdat ik artiest ben. Mijn motoriek is onhandig, maar dat heet clownesk te zijn. Terwijl ik struikel omdat ik vergeet waar die stoel stond. Die misverstanden laat ik bestaan. Dat is ook een facet: ik laat vrij veel gaan.
„Grappig doen is een manier van copen. Dan ga je maar grappen maken. Maar dat is uit onvermogen. Het is vluchten.”
In een ruimte achter ons begint op dat moment iemand hard te timmeren. Na een tijd te hebben gewacht tot het stopt, roept Van Luyn: „Houd eens op!” Meteen is het een paar seconden stil, maar als hij weer gaat praten, wordt hij overstemd door het indringende geluid van een boor. Van Luyn slaat dubbel van het lachen. „Dit is precies hoe ik de voorstelling wil maken. Dit is hem. Jij bent de enige die hem krijgt zoals hij bedoeld is. Dit is niet te regisseren. Dit is mijn leven: stug volhouden door iets storends heen.”
Als we zijn gaan verzitten, vervolgt Van Luyn: „Mensen besluiten dat je een soort van ontoerekeningsvatbaar bent. En dat besluit je zelf ook. Ondertussen loop je je hele leven rond met een geheim.”
Dat je niet kan zijn wie je bent?
„Het is al een inspanning om stil te zitten en mensen aan te kijken. Als ik dat doe, voelt dat als een toneelstukje, want in mijn hoofd ben ik ergens anders dan hier. Sociale interactie is lastiger dan je aan mij afziet.”
Tot nu toe gaat het uitstekend.
Hij lacht. „Ik kan dat toneelstukje heel goed. En luister, het is niet altijd zo. Als ik lekker aan de babbel ben, gaat het prima. Dan kan ik surfen op de prikkels in mijn hoofd. Maar ik kan niet altijd kiezen waar mijn aandacht heen gaat. Dus die is vaak ergens anders dan waar hij hoort te zijn.”
Is het een pijnlijk geheim?
Hij haalt diep adem. „Sociaal wel. Mensen vinden het niet leuk als je er niet zo bij bent. Dat is voor iedereen irritant, en als je samenwoont en kinderen hebt, is het helemaal belangrijk.”
Het raadsel is dat de juiste diagnose zo lang op zich liet wachten.
„Alles wat ik moeilijk vind, vindt iedereen moeilijk. Je aandacht erbij houden, een belastingformulier invullen, onthouden waar je je fiets hebt neergezet. Dat maakt dat een correcte diagnose lang op zich liet wachten.
„Ik was bang voor wat ik zou kunnen hebben. Er was duidelijk iets niet in orde, maar ik had het geplaatst in mijn jeugd. Ik heb een traumaatje hier en een afwijzinkje daar. Eerdere therapeuten wezen naar een moeder met kanker, een scheiding. Bovendien was ik snel angstig. Zenuwachtig en nerveus. Maar wat voor monster mij zo veel angst aanjoeg wist ik niet. Eens in de zoveel jaar kreeg ik een aanval van wanhoop en dan ging ik weer in therapie.
„Tot ik twee jaar geleden met een therapeute sprak die me al na een minuut onderbrak, omdat ze negen aanwijzingen voor ADHD voorbij had zien komen.
„ADHD herkennen zat vroeger niet in de opleiding van psychotherapeuten, zei ze. Het is een diagnose-inhaalslag. Schrijf je dat woord aan elkaar? Zou mooi zijn. Het was een stoornis voor kinderen.”
Wat gebeurde er daarna?
„Na de diagnose volgde eerst de twijfel. Is dit het echt? Je durft het jezelf niet te gunnen. Dan is er blijdschap. Wow, ik heb dit, we gaan het aanpakken. Alles komt goed. Dan komt het slechte nieuws. Het is ongeneselijk.
„Wat kan ik doen? Drie dingen. Verlichting van symptomen door medicatie en meditatie. Dexamfetamine helpt goed. Had ik er een vraag bij, want voor wie neem ik die pillen eigenlijk? Voor mezelf of voor de samenleving? Mijn jongste heeft ook ADHD. Hij heeft even pillen gekregen om te kunnen functioneren in de klas. Klopt dat wel? Gelukkig wilde hij het zelf niet meer, dus dat morele probleem werd me uit handen genomen.
„Stap twee en drie zijn je omgeving opvoeden en je omgeving inrichten. Mensen vertellen dat je ADHD hebt en je leven afstemmen op wat je wel en niet kan.”
Hoe is het om die diagnose als vijftiger te horen?
„Emotioneel. Vanwege dat zelfbeeld. Na al die jaren zo geworsteld te hebben en me eenzaam te hebben gevoeld. Ik ging er alles over lezen en zag: What the fuck? Dit is mijn verhaal.”
Terwijl je oppervlakkig bezien altijd hebt gefunctioneerd.
„Mijn carrière is nooit een groot probleem geweest. Ik ben niet volkomen incompetent. Hoe groter de problemen, hoe beter ik ze kan oplossen. Dat klinkt gek, maar is wel zo. Met een pistool tegen mijn hoofd kan ik alles. ADHD’ers zijn goed in hoge-stressberoepen.”
Ik begrijp ook niet waarom het me nog steeds zo emotioneert
Wat als het niet lukte?
„Ik heb vaak genoeg met mijn kop tegen de muur gebonkt om iets wat ik nou weer had gezegd of had laten liggen. Dit” – hij geeft zichzelf een mep tegen het hoofd – „heb ik echt vaak gedaan. Ik heb zo vaak tegen mezelf gezegd: waarom overkomt mij dit altijd?” Raillerend: „Ja Thomas, waarom overkomt jou dit eigenlijk altijd? Zou het iets met jou te maken hebben?’
„Ik ben mijn hele leven al op zoek naar een ringtone die zegt: ‘Maak je geen zorgen! Het is een vriendelijk belletje.’ Want altijd als de telefoon gaat, kan ik alleen maar denken: ‘Wie ben ik nou weer vergeten?’
„Ik kon ook zacht voor mezelf zijn, maar ik wist niet altijd even goed hoe. Wat ik wel kan: lekker een zak chips voor mezelf kopen, genieten van het zonnetje. In de kern weet ik dat ik liefde waard ben.
„In de voorstelling vertel ik dat ik op mijn veertigste nog steeds geen post kon openmaken, waardoor er deurwaarders langskwamen, terwijl ik toch een hoop geld had. Toen heb ik iemand in dienst genomen om dat voor me te doen. Veertig is de leeftijd dat je beseft dat je niet meer gaat veranderen.” Weer slikt hij iets weg. „Dus daarom is het relevant erover te vertellen. Van de cijfers over verslaving en zelfmoord schrok ik. Maar ik kan me beide levendig voorstellen.”
Het is in de voorstelling ook even schrikken als je begint over suïcide.
„Als statistiek. Dat moet benoemd worden, maar ik maak er meteen een grapje van want ik wil niet dat mensen denken dat ik een knetterdepressieve patiënt ben. Suïcidaal ben ik nooit geweest.
„Ik heb wel de fantasie gehad over een pin door mijn hoofd. Maar dat was omdat ik rust wou. Mensen plegen zelfmoord omdat ze geen uitweg zien uit hun lijden. Ik heb altijd gedacht: het zal wel beter worden. Gewoon even dit uitzitten. En tussendoor was ik gelukkig. Lachen, films, muziek, liefde, spelen, gezelligheid en een zonnetje.”
Hoe gaat het sinds de diagnose?
„Alles is enorm verbeterd. Punt uit. Ten eerste is er de enorme zak vergiffenis die ik mezelf heb geschonken. Ook al kom ik soms nog steeds te laat en is er nog steeds iemand boos.
„Het begon met die jongen …” Een snik ontsnapt hem. „Ik snap ook niet waarom het me nog steeds zo emotioneert. Maar bij een lezing die ik voor studenten gaf, vroeg een jongen me: ‘Mag ik mijn ADHD als excuus gebruiken?’ Ik antwoordde: ‘Welke keuze heb je?’ Want het is wat het is.
„Aanvankelijk gaf de diagnose mij een high: ‘Hey! Tata! Het is niet allemaal mijn schuld!’ Maar dat ligt toch genuanceerder. Het is geen verlaat-de-gevangenis-zonder-te-betalen. Die vrijbrief heb je niet. En die krijg je ook nooit. Wel meer begrip.”
Wil je met deze show ook zeggen: ik ben normaal?
„Tuurlijk. Dat is altijd mijn humor geweest. Beweren dat het nou eenmaal zo is: ‘Het leven is kut. Dan ga je dood.’ Dan werd er gelachen. Ik normaliseer ADHD. Het is emancipatie, in de zin van jezelf vrij maken. Dit is het nieuwe normaal. Inclusief. Divers.”