Wat hebben nierstenen te maken met de ecologische crisis? In docu ‘Apple Cider Vinegar’ van alles

Je herkent misschien m’n stem, zegt de verteller van Apple Cider Vinegar aan het begin van de film. En dat is het nou juist. Haar stem klinkt bekend. Maar herkennen? Hij stond jarenlang bekend als ‘de stem van onze planeet’, zegt ze. Wacht. Was er nog een vrouwelijke pendant van natuurfilmer David Attenborough?

Na jarenlang natuurdocumentaires gemaakt te hebben, gaat ze nog een keer op pad, de vrouw van de stem. Ze maakt inderdaad natuurdocumentaires. Ze heeft nierstenen en bekijkt ze met dezelfde nieuwsgierigheid als ze onze natuurlijke wereld bekijkt. Ze raakt geïnteresseerd in stenen en mineralen, ziet allerlei parallellen tussen wat er in het menselijk lichaam groeit en wat er daarbuiten gebeurt. Nierstenen zijn een soort koraalriffen, betoogt ze, alarmsystemen van lichaam en aarde. En flits. Daar bevinden we ons in gezelschap van forensisch detective Lorna Dawson, die sporenonderzoek doet. En hop. Daar staan we in een steengroeve in Palestina. Of bovenop een vulkaan in Kaapverdië. „Net als vulkanen had ik nieuwe landmassa gemaakt”, zegt ze.

Als er een vrouwelijke David Attenborough was dan had ze precies het soort films gemaakt als Apple Cider Vinegar van de Belgische cineast Sofie Benoot (1985): zorgvuldig in elkaar gepuzzelde mozaïeken van bizarre toevalligheden, ongewone hoofdpersonen en grillige associaties. Apple Cider Vinegar is een essayistische documentaire. Alles is waar, behalve het begin. Dat is verdichting. De documentairemaker is een fictieve stand-in voor Benoot. Ze heeft de stem van actrice Siân Phillips, een van de grande dames van het Britse theater. Daarom klinkt ze natuurlijk zo hypnotiserend. De niersteen is een excuus om een poëtisch-ecologisch onderzoek te doen naar stenen en gesteenten. Het is het kiezeltje dat in de vijver wordt geworpen. De film volgt de kringen. En geeft gelegenheid om na te denken over geopolitieke en ecologische vragen.

Benoot heeft deze manier van filmmaken niet bedacht. De Franse filmmaker Agnès Varda was er meesterlijk in. Geestig en lichtvoetig begon zij bijvoorbeeld met afgedankte hartvormige aardappels op het land, en maakte dan een film over kunst en armoede (Les glaneurs et la glaneuse, 2000). Benoot reist als een dochter van Werner Herzog de wereld rond met haar niersteen in de hand. Herzog is waarschijnlijk de enige andere filmmaker die een film over sedimenten en erosie zo grappig en zo spannend kan maken als Benoot doet.

Voor een toeschouwer heeft die manier van filmmaken iets heilzaams. Je leert allerlei dingen. En je gaat er beter door kijken. De verteller is bijvoorbeeld dol op wildcam-filmpjes (camera’s gericht op dieren en natuurgebieden). Namelijk omdat er zomaar iets kan gebeuren, een leeuw kan bij wijze van spreken plotseling het beeld binnenlopen. Terwijl ze dat zegt zien we een besneeuwde spoorwegovergang. Een kleine tijgerkat springt over de rails. En weg is ze weer. En zo zit dit bijzondere filmische kleinood vol met allerlei onverwachte cadeautjes.