Momenteel zit ik even op Bali en wanneer ik met de scooter rondtoer vallen me naast de tempels en bloemenbomen vooral de werkzaamheden op. Om de paar kilometer lijkt er wel een bouwput te zijn, klinken er cirkelzagen en betonboren en wordt de hemel gespietst door een hijskraan. Het is bijna jaloersmakend hoe er hier – letterlijk – aan de weg wordt getimmerd, vooral wanneer je zelf uit een land komt waar er een woningnood van jewelste heerst.
Een van de ondernemers is I., een vrolijke Javaan die ik jaren geleden leerde kennen bij een poëzie-avond in Yogyakarta. Hij komt uit een steenrijke familie en bouwt met behulp van een erfenis een resort halverwege het eiland. Hele rijstvelden heeft hij inmiddels opgekocht en trots laat hij me de bouwtekeningen zien.
„Vroeger verdiende je in Indonesië grof geld met plantages, maar tegenwoordig zijn gebouwen het meest lucratieve gewas!”, glimlacht hij.
De grond is voor hem een akker waarop je beton plant en biljetten oogst. Hij neemt me voor een drankje mee naar zijn villa. Zijn Australische vriendin kijkt me geïntrigeerd aan als ze hoort waar ik vandaan kom.
„You’re Dutch? Do you know Wim Hof?”
Ik leg uit dat ik helaas niet alle Nederlanders persoonlijk ken en voeg eraan toe dat bij ons warm douchen weer helemaal in is. Ze noteert het in haar telefoon en schenkt me nog wat lotuswater bij.
Tegen het einde van de middag, wanneer het iets koeler is geworden, neemt I. me mee naar het veld achter zijn huis. Hij heeft er een tropische tuin laten aanleggen, compleet met prieeltjes, watervallen en vijvers die uitpuilen van de brokaatkarpers.
„Vind je het niet zonde van al die grond?”, vraag ik plagerig. „Je had hier ook vakantiewoningen kunnen neerzetten. Deze achtertuin kan je maandelijks duizenden dollars opleveren!”
„Dit is voor mij juist het toppunt van weelde”, zegt hij, „dat je het je op een gegeven moment kan permitteren om schoonheid te verkiezen boven inkomsten.”
We nemen afscheid en ik stap weer op de scooter. Terwijl ik door de schemering sjees, denk ik na over al die werkzaamheden. Veel mensen komen naar Bali vanwege de mooie velden, de ongerepte natuur, maar als er steeds maar meer wordt bijgebouwd staan de heuvels straks vol met appartementen, worden de bossen en bronnen gereduceerd tot minireservaatjes en maakt de laatste sawa plaats voor een ondergrondse parkeergarage. Wie weet, peins ik, wint de schoonheid het hier op een gegeven moment alsnog van de inkomsten. Maar de hele weg terug wapperen de afzetlinten, flikkeren bouwlampen als poolsterren aan de horizon.
Ellen Deckwitz schrijft elke week op deze plek een column.