N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Syriërs in Nederland In Syrië zijn door de aardbeving flats ingestort en hele families overleden. Nederlandse Syriërs proberen hun familie te bereiken. „Ze hebben dekens en eten nodig.”
De familie van de Amersfoortse Zeinab Shichali (19) woont in Afrin, een Koerdisch dorp in Syrië. Drie gezinnen naast elkaar. De drie huizen zijn maandag ingestort. „In mijn familie zijn nu zeventien mensen dakloos. Zij slapen in een tent. Het is koud. Ze hebben geen warme kleding of dekens en bijna geen voedsel meer.” De jongsten zijn een tweeling van vijf maanden oud.
Ze hebben melk en luiers nodig. Shichali en haar gevluchte ouders wonen sinds 2016 in Nederland.
Help elkaar, een ander doet het niet. Na twaalf jaar burgeroorlog zijn Syriërs niet anders gewend. Op buitenlandse steun hoeven ze niet te rekenen, het regime van president Assad houdt vrijwel alles tegen – ook nu het land door de aardbevingen verder in puin ligt. En ja, dat voelt eenzaam, want Syriërs staan er alleen voor. „Dat beseffen we ook”, zegt Utrechter Rami Ramou (49), zeven jaar geleden naar Nederland gevlucht.
Syriërs staan er alleen voor. „Dat beseffen we ook”
Rami Ramou (49) zeven jaar geleden naar Nederland gevlucht
Zeker nu anderhalf miljoen Syriërs direct hulp nodig hebben en net aan de andere kant van de grens, in Turkije, die noodhulp stilaan wél op gang komt. Geld, vrachtwagens, vliegtuigen.
En in Syrië? Vrijwel niets. Ramou sprak zijn zus in Latakia, een havenstad, waar de flats van zeven verdiepingen in puin liggen en mensen proberen met handen en een schop hun familieleden eronder vandaan te halen, „wat niet lukt met ingestort beton”. Gisteravond kwamen er voor het eerst honden en graafmachines bij, van het Russische leger.
Elkaar helpen maar hoe?
Terwijl nieuwszenders in Turkije continu berichten over de ramp, zijn journalisten in Syrië niet welkom. Ramou blijft op de hoogte via zijn zus en hij volgt de Facebookpagina van Latakia, dat telkens nieuwe namen van overledenen vermeldt.
Zo hoorde Ramou ook van straten waarin iedereen is omgekomen, maar waar de lijken niet kunnen worden geïdentificeerd omdat er niemand meer in leven is die ze hebben gekend. Sommige Syriërs zeggen – „het is bijna grappig” – gelukkig te zijn dat ze toch al in tenten leefden omdat ze waren gevlucht en het daardoor hebben overleefd. Maar ook voor hen geldt: hulp is nodig, want ook winkels, magazijnen en ziekenhuizen zijn ingestort. Er is een tekort aan alles: eten, drinken, materialen voor operaties. „Er zijn heel veel gebroken botten.”
Elkaar helpen, dat willen ook Syriërs in Nederland. Maar hoe?
Zie eerst maar eens je familie te beréíken. Tamer Alalloush, een Syrische Nederlander, weet nu dat zijn familie in de buurt van Hama – midden-Syrië – veilig is. De ravage is er minder ernstig dan in het noorden en inmiddels heeft hij af en toe contact met zijn broer, die uit veiligheid een tent voor zijn huis heeft neergezet. Maar het weer is slecht. „Het is lastig om hem te spreken. Hij heeft geen elektriciteit om de telefoon op te laden en ook internet is zwak.” Soms lukt het even, via WhatsApp.
Spullen sturen? „Heeft weinig zin”, zegt Alalloush. „Het zijn niet altijd de juiste spullen, soms is het oude troep. Of mensen bedoelen het goed en kopen een mooie jurk of schoenen die niet handig zijn net na een aardbeving.”
Maandelijks container uit Utrecht
Rami Ramou is vrijwilliger bij Het Syrische Comité en verstuurt vanuit een magazijn in Utrecht maandelijks een container met goederen naar Syrië. Maar zo’n container doet er negen dagen over en dat is nu te lang. Bovendien is dat duur – 4.000 euro per transport en nog eens 500 euro te betalen aan rebellen bij de grens – en moeten vrachtwagens aan de Syrische grens vaak dagen wachten.
Geld inzamelen en sturen, dat is de enige optie. „Zo kun je iets doen met je pijn”, zegt Hanin Ballan (26) uit Amsterdam. Een van haar ooms vertelde op woensdagochtend tijdens een online familiegesprek dat hij maandagochtend net wakker was toen het hele huis begon te schudden. Met vrouw en kinderen is hij gaan schuilen in een klein kamertje.
Ook geld sturen is niet eenvoudig, zegt Ballan. „Er is amper infrastructuur. De meeste Syriërs in Nederland sturen al langer geld naar familie, dus we weten hoe dat moet. Maar dat is niet even een tikkie.” Je moet, vertelt Ballan, iemand daar kennen die het geld kan brengen naar je familie.
Met geld van inzamelingsacties wil het Syrische Comité spullen inkopen in Turkije die acuut nodig zijn, zoals eten en melk voor kinderen, en dat over de grens naar Syrië brengen. Maar ook dat verloopt volgens Ramou nog niet zoals gepland. „Veel vrijwilligers in Turkije hebben zelf familie verloren, die hebben geen tijd om ook de Syriërs te helpen.”
Turkije heeft de noodvoorzieningen net zo hard nodig. Inmiddels heeft het Syrische Comité met een ingezameld bedrag van 20.000 euro al tien vrachtwagens gevuld met eten. Maar in Syrië vraagt iedereen waar ze blijven, ze staan al dagen stil. „Ze mogen de grens niet over.”