De Knesset, het Israëlische parlement, heeft op maandagavond wetgeving aangenomen die de activiteiten van UNRWA, de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen, ernstig beperkt.
De wetgeving verbiedt UNRWA te opereren in Israël. Het hoofdkantoor van UNRWA is in Oost-Jeruzalem, vanuit waar het diensten in de bezette Palestijnse gebieden coördineert. Oost-Jeruzalem ligt op de bezette Westelijke Jordaanoever, maar werd door Israël illegaal geannexeerd en dus als onderdeel van zijn grondgebied beschouwd.
Daarnaast is er een wet aangenomen waarmee Israël alle diplomatieke banden met UNRWA verbreekt en daarbij zaken als diplomatieke status, belastingvoordeel en immuniteit intrekt. Regeringsvertegenwoordigers mogen er geen contant meer mee hebben.
Een woordvoerder van UNRWA, Adnan Abu Hasna, zei in een reactie tegenover Al-Jazeera dat hiermee alle humanitaire hulp die de organisatie biedt, in feite stil komt te liggen. Hij sprak van „een escalatie zonder precedent”.
Onteigening UNRWA-complex in Oost-Jeruzalem
Eerder deze maand kondigde de Israëlische minister van Volkshuisvesting aan dat het UNRWA-complex in Oost-Jeruzalem zou worden onteigend voor de bouw van een woonwijk. In mei moest het kantoor al tijdelijk dicht wegens brandstichting bij het complex door Israëliërs.
Het is niet duidelijk hoe de diensten die UNRWA verzorgt in bezet Palestina, kunnen worden vervangen. UNRWA dateert uit 1949 en speelt sindsdien een cruciale rol bij onder meer onderwijs, huisvesting en medische diensten voor Palestijnse vluchtelingen. Behalve in Gaza, de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem is UNRWA ook actief in Jordanië, Libanon en Syrië.
De wetgeving komt terwijl in Gaza door het Israëlische optreden een catastrofale humanitaire situatie is ontstaan. Dat geldt zeker voor het noorden. Daar is Israël bezig is met een hernieuwd offensief, waarbij het de regio vrijwel volledig heeft afgesloten van humanitaire en medische hulp. Vanuit de VS en diverse Europese landen was eerder kritiek geuit op de wetsvoorstellen tegen UNRWA.
In Gaza is UNRWA momenteel de enige organisatie die nog structurele humanitaire diensten kan bieden. De organisatie heeft daar circa dertienduizend medewerkers, van wie er het afgelopen jaar ruim tweehonderd zijn gedood. Ook waren er diverse luchtaanvallen op UNRWA-scholen.
Israël verdenkt UNRWA-medewerkers van banden met de militante tak van Hamas. Begin dit jaar beschuldigde Israël twaalf UNRWA-medewerkers, van wie enkelen inmiddels zijn gedood in Gaza, van deelname aan de door Hamas-geleide aanval in het zuiden van Israël op 7 oktober 2023. Hierop besloten diverse landen hun financiering van de VN-organisatie op te schorten, waaronder Nederland. In juni kwam een onafhankelijk VN-onderzoek tot de conclusie dat er onvoldoende onderbouwing was voor Israëls aantijgingen. In augustus maakten de VN bekend dat alsnog negen medewerkers zijn ontslagen.
‘Criminaliseren ngo’s’
De Israëlische aantijgingen jegens UNRWA gaan verder terug dan 7 oktober vorig jaar. De nieuwe wetgeving past binnen een tendens in Israël om hulporganisaties en ngo’s te criminaliseren. Bovendien bestempelt het de VN al jaren als bevooroordeeld. In 2021 beriep Israël zich op een antiterrorismewet uit 2016 om zeven Palestijnse ngo’s tot terroristische organisaties uit te roepen, waarmee het maatschappelijk middenveld in Palestina aanzienlijk werd ondermijnd. In 2022 werden bovendien hun kantoren gesloten door Israël.
Hierop werd de buitenlandse financiering voor deze organisaties, waaronder die door de EU, tijdelijk opgeschort. Israëls aantijgingen waren ongefundeerd, concludeerden de EU en diverse EU-lidstaten, waaronder Nederland, in 2022. Een voorstel eerder dit jaar om ook UNRWA als terroristische organisatie aan te merken, is in de maandag aangenomen wetgeving afgezwakt.
Israël geeft sinds het begin van de oorlog in oktober vorig jaar geen werkvisa meer af aan medwerkers van internationale hulporganisaties, volgens de Israëlische autoriteiten om bureaucratische redenen. Een deel van de medewerkers van deze organisaties werkt sindsdien vanuit Jordanië, of elders in het buitenland.
Vrees voor Hoven in Den Haag
Mensenrechtenorganisaties en advocaten zien een verband tussen het criminaliseren van ngo’s en hulporganisaties, en Israëls vrees voor lopende zaken in het Internationaal Strafhof en het Internationaal Gerechtshof in Den Haag wegens Israëls optreden in de bezette gebieden. Daar leunen deze hoven onder meer op openbare informatie van UNRWA en organisaties als de Palestijnse ngo Al-Haq.
De wetgeving om UNRWA in de ban te doen staat haaks op het tussentijdse vonnis van het Internationaal Gerechtshof in de genocidezaak van Zuid-Afrika, in januari, dat bepaalde dat Israël alles in het werk moet stellen om genocide tegen de Palestijnen in Gaza te voorkomen en humanitaire hulp moet faciliteren.
„Midden in de voortdurende genocidale aanval van Israël op Gaza en het escalerende geweld op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, probeert Israël nu een vitale levensader voor miljoenen Palestijnse vluchtelingen in de bezette Palestijnse gebieden te ontmantelen”, schreef de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Adalah in reactie op de wetgeving, vlak voor de stemming in de Knesset.
EU-lidstaten, waaronder Nederland, zijn de belangrijke donors van UNRWA. Hoewel Nederland besloot de reguliere bijdrage aan UNRWA te continueren, geeft het vooralsnog geen extra steun aan de organisatie. In een recent rapport van de Adviescommissie Internationale Vraagstukken wordt minister van Buitenlandse Zaken Casper Veldkamp geadviseerd om de financiële steun aan UNRWA op te schroeven „nu het onderzoek naar de betrokkenheid van sommige medewerkers bij de terroristische aanval van 7 oktober 2023 is afgerond”.
De voormalige woordvoerder van UNRWA Chris Gunnes noemde de wetgeving in een interview met Al Jazeera een „humanitaire apocalyps” voor Palestijnen, en „opnieuw een ernstige aanval op de internationale rechtsorde”. Ook is de wetgeving „illegaal”, zei Gunnes, vanwege de schending van het handvest van de VN, de privileges van VN-organisaties, en Israëls verantwoordelijkheid voor het verlenen van diensten aan de bevolking onder de bezetting.