Opinie | Weg met het woord ‘schaamlippen’. Taal doet er toe

Twee vingers van mijn rechterhand bevonden zich in de vagina van mijn docent. Een week later zou ik beginnen aan mijn co-schap gynaecologie. Terwijl ik het zogeheten vaginaal toucher op haar oefende, legde ze rustig uit dat mijn vingers eerst linksaf moesten slaan en vervolgens naar boven moesten krullen. Tegelijkertijd moest mijn linkerhand tijdens haar uitademing stevig op de onderbuik drukken, om zo de eierstokken te kunnen voelen (als die al voelbaar zouden zijn: liever niet, want dat zou weinig goeds betekenen).

Niet dat dit alles goed tot mij doordrong. Met mijn gedachten was ik namelijk blijven hangen bij een moment vlak daarvoor; een andere docent had ons, drie studenten, met een wattenstaafje de anatomie rondom de vagina onderwezen. Daarbij had ze het over „de grote en kleine schaamlippen”.

Daar ging het mis. Want waarom heten ze eigenlijk ‘schaamlippen’? Schaam? Lippen? Schaamlippen? Schaamstreek? Schaamhaar? De absurditeit ervan kreeg ik niet meer uit mijn hoofd. De gynaecologen die ik de weken daarna ontmoette, vertelden mij desgevraagd niet eerder bij de opmerkelijke benaming stilgestaan te hebben.

Schaamtevolle woordkeuze

Onderzoek leerde mij dat het Nederlands vrij eenzaam is in zijn benaming. Van alle Indo-Europese talen kennen alleen het Duits en Deens een ‘schaam’-element. Deze ‘schaamtevolle’ woordkeuze zou ergens in de late middeleeuwen en renaissance ontstaan moeten zijn, mogelijk gerelateerd aan de ontwikkeling van het Christendom, dat in Europa gedurende de middeleeuwen de maatgevende religie was geworden. Onder de geneesheren der Lage Landen, die tot dan toe hun kennis en taalgebruik baseerden op de Romeinen (en dus de oude Grieken), ontstond de overtuiging dat hun Latijnse benamingen van delen van het menselijk lichaam een gelijkwaardig equivalent dienden te krijgen die ook door leken en patiënten begrepen kon worden. Woorden als ‘baarmoeder’, ‘slokdarm’ en ‘ongesteldheid’ ontstonden naast ‘uterus’, ‘oesophagus’ en ‘menstruatie’.

Maar waar ten tijde van de oude Grieken de uitwendige genitalia van zowel man als vrouw nog beschreven werden als iets neutraals en isomorfs met het Griekse woord ‘aidoion’, heeft in de middeleeuwen de verbastering plaatsgevonden naar ‘labia pudenda’ – afgeleid van het Latijnse ‘pudere’: ‘zich schamen’. Dit resulteerde vervolgens vanaf het jaar 1500 in vertalingen voor de volksmond zoals ‘scamelheyt’ en ‘schaemel-hayr’ en uiteindelijk in ‘schaamlippen’. Wonderlijk overigens; de mannelijke voorhuid en ballen zijn deze dans ontsprongen.

‘Vulvalippen’ dan?

De filosofen Foucault en Butler leerden mij dat taal suggestief is en onze perceptie van de werkelijkheid en ons zelfbeeld vormt. Het ‘schaam’-aspect aan het woord ‘schaamlippen’ heeft een negatieve bijklank en is daarmee schadelijk voor ons (seksuele) zelfbeeld. Onwenselijk, maar wij houden onbewust dit beeld zelf in stand; taal is gebaseerd op culturele en sociale normen en op traditie. Volgens Butler zijn normen en waarden, maar bovenal taal, gebaseerd op ‘variaties/mutaties’; taal is continu aan verandering onderhevig. Dit biedt perspectief. Het zou namelijk betekenen dat er altijd weer een nieuwe variatie kan ontstaan op een woord, en zo ook op het woord ‘schaamlippen’.

De mannelijke voorhuid en ballen zijn de dans ontsprongen

Hoogleraar Ellen Laan (1962-2022), psychologe, seksuologe en feministisch activist, stelde in 2021 al ‘vulvalippen’ voor als anatomisch meer correcte benaming (de ‘vulva’ omvat namelijk onder meer ook echt onze ‘schaamlippen’, en niet alleen het binnenste deel van de vrouwelijke ‘schede’: de vagina). Vooralsnog heeft dit echter in de volksmond nog niet tot verandering geleid. Zijn er nog andere opties? ‘Trotslippen’? Grappig, maar wellicht niet neutraal genoeg. ‘Labia majora en minora’? Lijkt een stap terug in begrijpelijk taalgebruik. ‘Venuslippen’ dan? Naar de godin van de liefde en schoonheid en passend bij ‘venusheuvel’; zou prachtig zijn geweest, maar doet niet geheel recht aan de anatomie.

‘Vulvalippen’ lijkt inderdaad de anatomisch correcte en bovendien meest haalbare optie. Bij introductie hiervan kunnen dan de toevoegingen ‘kleine’ en ‘grote’ direct vervangen worden door ‘binnenste’ en ‘buitenste’. Weer een pijnpunt minder. Daarnaast zou ‘schaamstreek’ vervangen kunnen worden door ‘genitaalstreek’ en ‘schaamhaar’ tot ‘piemel- en vulvahaar’ (of ‘venushaar’).

Bewustwording

Het blijkt lastig om conclusies te trekken over de oorsprong van het woord ‘schaamlippen’; ik ben geen taalkundige, semanticus of gynaecoloog. Wel denk ik dat geconcludeerd kan worden dat de huidige benaming onnodig beschamend en niet meer van deze tijd is.

De discussie over de benaming van ‘schaamlippen’ bestaat al langer, maar verandering blijft vooralsnog uit.

Verandering begint met bewustwording. Daarom dit stuk. Want volgens mij schamen veel vrouwen zich onterecht nog altijd voor alles daar beneden en beschadigt dit hun zelfbeeld en seksuele gezondheid. En dat is zonde.


Lees ook

De oud-Griekse dichter Sappho kan ons iets vertellen over het dichten van de orgasmekloof, denkt theatergroep Club Lam

Ayla Çekin Satijn, Marloes IJpelaar en Ella Kamerbeek van Club Lam


Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’