Paulien Cornelisse over haar nieuwe boek: ‘Bij cavia’s heb ik het gevoel dat het leven hun overkomt’

Paulien Cornelisse heeft een nieuw boek uit: De verwarde cavia. Terug op kantoor. Net als in het succesvolle De verwarde cavia (2016) gaat het over Cavia, een cavia die op een kantoor werkt, tussen mensen met zulke lekkere eigenaardigheden dat een cavia er tamelijk normaal bij afsteekt. Eén collega slaapt vooral, een ander is passief-zeer-agressief en weer een ander heeft een obsessie met wapens en „Wee-O-Twee”. Cornelisse heeft ook het Boekenweekessay 2025 al geschreven (zie inzet). En nu is ze een quilt, een gevoerde lappendeken, aan het maken van ziekenhuispyjama’s en operatiejasjes die ze zelf heeft gedragen en daarna mocht meenemen.

In haar werkkamer thuis in Amsterdam laat ze het zien: de effen blauwe stukken zijn Nederlands, de witte stof waar in blauw, geel en groen repeterend ‘hospital use only’ op staat is Engels, en die met een vierkantjespatroon is van het academisch ziekenhuis in Sheffield. Daar heeft ze met haar gezin net een jaar gewoond om les te geven aan studenten Nederlands (ja, die heb je daar). „Dit soort jasjes zit altijd in het blauw-groen-spectrum omdat dat goed contrasteert met bloed”, zegt ze. Daarom gaat ze de voering vastzetten met felrode draad. „Als inspiratie gebruik ik dit boek, Modern Quilting. Dat heb ik gekregen van Theater Diligentia in Den Haag, heel lief, omdat ik niet kon komen spelen.”

Want dat eerst maar even: twee maanden geleden cancelde Cornelisse haar nieuwe theatertournee omdat er kanker bij haar was gediagnostiseerd. Veel meer wil ze daar niet over kwijt. „Ik zit midden in de behandelingen en ik vind het fijner om er in de openbaarheid niets over te zeggen. Daar heb ik nu een heel duidelijk gevoel over, dat ik dus maar volg.”

Dus hebben we het over haar hoofdpersoon Cavia die, zegt Cornelisse, „tot mij komt in moeilijke tijden. De eerste keer was in 2012, toen er bij mij onrustige cellen waren geconstateerd, bij mijn baarmoederhals. Dat is goed afgelopen, later heb ik er een hele theatervoorstelling over gemaakt. Maar aanvankelijk dacht ik: wat moet ik hiermee? En toen kreeg ik een soort visioen: er is een cavia, die werkt op een kantoor, en daar ga ik over schrijven.”

Hoe ging dat? Was het een caviaverschijning, vergelijkbaar met een Mariaverschijning?

„Nee, het zat wel echt in mijn hoofd. Ineens was het allemaal duidelijk: het moet onder pseudoniem, het moet een feuilleton zijn, en daar ga ik veel plezier aan beleven. En dat is precies hoe het is gebeurd. Het verscheen in NRC, op de Achterpagina.”

Je pseudoniem was J. Waterlander.

„Ja, het waren komische stukjes, maar vaak ook wel tragisch, daarom vond ik dat passend. De J. was bewust alleen een voorletter omdat ik niet wilde dat mensen meteen een gender bij de schrijver zouden hebben. Toen uitkwam dat ik het was, waren er mensen verbaasd omdat ze dachten dat een man het had geschreven. Terwijl de hoofdpersoon een vrouwelijk dier is.”

Cavia’s komen zo… clueless over. Verward. Dat je denkt, ach jeetje, het leven ís ook niet makkelijk

Waarom eigenlijk een cavia?

Verontschuldigend: „Ik weet niet veel van cavia’s. Ik heb er ook nooit een gehad. Maar ze komen zo… clueless over. Verward. Dat je denkt, ach jeetje, het leven ís ook niet makkelijk. Een kat is veel meer… die heeft intentie, die víndt allemaal dingen. Misschien dat cavialiefhebbers me voor gek verklaren, maar bij cavia’s heb ik het gevoel dat het leven hun overkomt. En dat is met de hoofdpersoon uit de verwarde cavia ook wel.

„En: Cavia klinkt al als een meisjesnaam, maar niemand heet Cavia, terwijl er wel vrouwen Merel of Zwaan heten. Ik dacht: nou dan doe ik een cavia die Cavia heet.”

Is de cavia een fabeldier dat, zoals in een klassieke fabel, een bepaalde morele waarheid vertegenwoordigt?

„Nee… In het Engels taalgebied staat de cavia, de guinea pig, natuurlijk voor het proefdier. Maar zo zie ik haar niet. Zij is iemand die met een bepaalde naïviteit en toch ook wel moed in het leven staat.”

Bij romans mag je dat eigenlijk niet vragen, maar nu het over een cavia gaat: is het autobiografisch? Ben jij die cavia, en lijkt Cavia’s vriend Enzo op jouw man, podcastmaker Chris Bajema?

„Nou, ik heb niks in het boek zelf meegemaakt. Ik kijk misschien wel op dezelfde manier naar dingen als Cavia en ik heb ook dezelfde taalsmaak. Maar ik ben wel assertiever. Doordat zij soms niks zegt, kunnen situaties bij haar langer doorgaan in een staat van cringe , tenenkrommende gêne. Wat ik dus leuk vind, in een boek.

„En ja, Enzo en Chris zijn allebei zonnige types. Ik vind zonnigheid een groot talent. Dat wordt vaak niet zo gezien. Opera, zwaar, wordt heel diep gevonden en op operette, licht, wordt neergekeken. Maar theatermaker Steef de Jong, met wie ik de voorstelling Operettaland maakte, zegt: in lichtheid zitten evenveel lagen als in zwaarmoedigheid. Daar ben ik het heel erg mee eens. Vaak wordt huilen belangrijker gevonden dan lachen; een grappig boek wordt minder snel literatuur gevonden. Maar misschien is het wel mákkelijker om mensen te raken door, bám, op de emotie te spelen. Misschien is humor wel juist meerlagig.”

Een cavia tussen de mensen op kantoor is meteen gek en grappig. Hoe groot is Cavia eigenlijk?

„Nou in mijn hoofd is ze eigenlijk meer een capibara.” Dat is het grootste knaagdier ter wereld, zo zwaar als een mens maar ruim een meter lang, schofthoogte zestig centimeter. „Caaf kan aan een menselijk bureau zitten, maar dan wordt wel gevraagd: heb je een voetenbankje nodig. Ze zit ook gewoon met haar voorpootjes te typen.”

Je speelt ermee dat Cavia tot een minderheid behoort. Ze krijgt als wachtwoord ‘h@mster’ toegewezen en dan zegt haar collega: sorry, dat is niet bepaald sensitief. Cavia reageert daar verder niet op.

„Ja, mensen uit een minderheidsgroep hebben volgens mij voortdurend te maken met superkleine irritante dingen die moeilijk benoembaar zijn als irritant. Dat mensen vragen: oh is je vriend ook…? En dan moet zij zeggen: ja, hij is óók een cavia. Ik denk dat je dan eieren voor je geld gaat kiezen: laat ik maar niet meer gekwetst zijn. Zoals wij vrouwen ook niet meer op elke vrouwonvriendelijke uiting reageren, om energie te sparen.”

Waarom moest Cavia’s verhaal zich eigenlijk op een kantoor afspelen?

„Op een kantoor zit je heel erg opgesloten met elkaar. In een streekroman zijn mensen tot elkaar veroordeeld binnen een regio; kantoor is de stedelijke setting van tot elkaar veroordeeld zijn. Ik lees nu In de ban van de ring voor aan mijn zoon Wiek. Veel van de fun van dat verhaal zit erin dat het allemaal verschillende types zijn die met elkaar een moeilijke reis maken, maar die elf en die dwerg vinden elkaar aanvankelijk niet zo leuk. Dat zou je ook in een kantoor kunnen situeren.” Lachend: „Maar dat moest Tolkien dan weer in Midden-Aarde doen.”

Het kantoor is ook een moeilijke plek. In je boek sterven de planten en mensen strepen de dagen af alsof ze in de gevangenis zitten.

„Ja, maar het is ook een veilige plek, hè. Althans, dat voel ik erbij. Geborgenheid, net als vroeger op de lagere school. De verwarming staat aan, er is niet een heel heftige sfeer van presteren, en je hebt zo’n laatje met spulletjes, gummetjes en zo. Ik heb ooit heel kort op een tijdschriftredactie gewerkt en het grote genot daar was dit.” Ze pakt een potje Tipp-Ex, schroeft het open en ruikt eraan. „Jij wilt ook ruiken, toch? Dat is toch héérlijk!”

Veel mensen die over kantoren en het bedrijfsleven schrijven, komen zelf bijna nooit op een kantoor.

„Op Voskuil na, ja. Maar inderdaad, daar zit wel iets in. Op kantoor heerst een soort awkwardness. Ik heb natuurlijk ook ongemakkelijke situaties meegemaakt in theaters, maar daar ga je weg en dan duurt het lang voor je er weer terugkomt. Toen ik nog borstvoeding gaf, honderd jaar geleden, moest ik steeds kolven in de kleedkamer. Heel vaak kwam precies dán de theaterdirecteur hallo zeggen. Zelf was ik daarin de schaamte voorbij, maar voor diegene is dat supergênant. En op een kantoor sta je dan de volgende dag alweer samen bij het koffieapparaat. Dat is voor mij hallucinant om over na te denken. Daar heeft het mee te maken.”

Het gaat jou om dat ongemak.

Grinnikend: „Ja, dat vind ik toch wel heel erg leuk.”

Hoe bedenk jij als niet-kantoorwerker die alledaagse kantoorinteracties?

„Tja, ik voel een beetje hoe een personage is. En vervolgens heb ik een duidelijk gevoel over wat diegene wel of niet kan zeggen. Ik construeer het verhaal ook niet, ik kijk in feite wat er gebeurt. Ook omdat ik het schreef in een lastige periode, was het fijn om steeds in die wereld te duiken en te kijken wat er gebeurde.”

Bood het schrijven een soort escapisme?

„Ja, waarbij sciencefictionschrijver Ursula Le Guin niet ongeciteerd mag blijven: ‘The direction of escapism is toward freedom’. Vaak wordt escapisme gezien als wegkijken van de realiteit, maar het is ook altijd een ontsnapping naar de vrijheid. Dat was het voor mij zeker.”