De zondag is voor slenteren en lanterfanten. In de plaats Kapashera, op een uurtje rijden ten zuidwesten van de Indiase hoofdstad New Delhi, klinkt in alle straten geroezemoes. Kinderen schieten de straat over, jonge stellen lopen hand in hand door nauwe steegjes – de man aan de kant waar het meeste water in de goot ligt. Bij verreweg de meeste bedrijfjes zijn de stalen rolluiken naar beneden gehaald: gesloten.
„Mensen hier krijgen elke week hoogstens één dag vrij, de meesten eigenlijk maar een paar uur. Daar willen ze zo goed mogelijk gebruik van maken”, zegt Arif, die vanuit zijn nét omhooggehaalde luifel naar buiten hangt. Hij werkt vandaag wel, zijn weekendbaan: de theestal die zijn familie al langer dan een decennium uitbaat, in het midden van deze wijk. Diegenen die vandaag ook werken, halen hier aan het eind van de ochtend hun thee en roken een sigaret.
„Uiteindelijk draait alles hier om werk – dat gaat vóór wat mensen eigenlijk belangrijk vinden”, vervolgt de 26-jarige zijn uitleg over zijn buren. „Ze hebben geen keus, ze hebben al te veel opgegeven.”
Twee derde van de bewoners van Kapashera is man. Ze krijgen cash betaald en hebben geen sociale voorzieningen.
Kapashera ligt nog net in het hoofdstedelijke gewest. Voor wie komt aanrijden vanuit New Delhi lijkt het net een gewone stad: een verzameling appartementenblokken en bedompte eetstalletjes aan de ringweg. geflankeerd door een mall. Maar eenmaal te voet is te zien dat voorzieningen en infrastructuur als een goede afwatering, ontbreken. Anders dan gewoonlijk in veel Indiase stadscentra, zijn er in het straatbeeld ook geen slogans of gevels van overheidsinstanties.
Dat komt doordat Kapashera een woonplaats is die, meer nog dan elders in het land dat zucht onder de grootste bevolking ter wereld, is ontstaan uit noodzaak: ze werd opgebouwd door mensen die vanuit het hele land naar Delhi trokken om te werken. Een nederzetting van interne arbeidsmigranten – zo’n zeshonderdduizend volgens de meest recente inventarisatie in 2020. Twee op de drie zijn mannen.
Op zoek naar kansen
Binnenlandse arbeidsmigratie is een gegeven in India. Miljoenen burgers trekken het land door op zoek naar werk en betere kansen. De interne migranten zijn goed voor zo’n 10 procent van India’s bbp becijferde de Internationale Arbeidsorganisatie van de VN (ILO) in een rapport in 2020. Ze zijn de belangrijkste werkkrachten in onder meer de bouw, textiel en kleding, huishoudelijk werk, visserij en de mijnbouw. Daar komt ‘tijdelijke migratie’ bij voor seizoenswerk, wanneer mensen bijvoorbeeld naar hun geboortedorp terugkeren voor de oogst. Het werk is informeel: de arbeiders krijgen doorgaans contant betaald, hebben geen contract en kunnen geen aanspraak maken op pensioen of zorgverzekering.
Vanwege omvang en inwoneraantal geldt Kapashera voor de Indiase autoriteiten – die van oudsher veel doet aan bevolkingsonderzoeken – als een ‘geregistreerde stad’. Maar Arif grinnikt daarom. „Het is eerder een stedelijk dorp, of zo. Of een permanente sloppenbuurt.” Zo ontstond die: „Er was hier eerst een landelijk dorp, maar de landbouwgrond was niet goed. Sinds de jaren negentig is er allemaal industrie rondom New Delhi gevestigd, en dat trok mensen naar hier om te komen werken.” Zijn vader ging vooruit en liet zijn moeder pas komen toen hij genoeg geld had voor de huur van een eigen kamer. Arif werd zelf in Kapashera geboren. De familie had twaalf jaar geleden genoeg geld om de eigen theestal in de migrantennederzetting te beginnen.
Legertje onderzoekers
De meeste arbeidsmigranten hier kwamen uit de noordelijke deelstaten Bihar en Uttar Pradesh, die ook landelijk gezien veel uitstroom van werkzoekenden hebben. In Kapashera zelf zijn, tussen de woonblokken of in de souterrains, kledingfabriekjes gevestigd – in het Hindi betekent ‘kapas’ katoen.
Sociologen en economen van de Jawaharlal Nehru University (JNU) van New Delhi zien de ‘arbeiderskolonie’ als de perfecte case study van de industriële ontwikkeling die India sinds de jaren negentig doormaakte. Een legertje onderzoekers komt geregeld naar Kapashera voor onderzoeken naar herkomst, kaste, en sociale mobiliteit binnen de smeltkroes die Kapashera is. Ze trekken allemaal langs Arifs theestal.
Er is nog altijd vraag naar arbeiders. Bij het internationale vliegveld van New Delhi, dat bijna direct naast Kapashera ligt, kunnen mannen aan het werk als bagagedrager. De fabrieken hebben productiemedewerkers en vrachtwagenchauffeurs nodig. In de nieuwere kantoren werken IT’ers en telemarkeeters. En die gebouwen moeten weer worden schoongemaakt. Aannemers, die al die nieuwe werkplekken én nieuwe flats in Kapashera bouwen, rekruteren bouwvakkers en klusjesmannen. De bouwploegen slapen dan vaak zelf op de bouwplaatsen waar ze aan het werk zijn.
„Weet je wie het hier goed hebben gedaan? De huurbazen.” Vaste klant Prashand Ranjan (48), een lasser uit Bihar, heeft net een zakje chips gegeten. Hij haakt in op Arifs geschiedenisles. „Op hun land konden ze geen gewassen verbouwen. Maar zodra de industrie kwam, hoefden ze hier alleen wat beton te storten om de werkmigranten het idee van een thuisbasis te geven.” Ranjan wijst naar een kruidenierszaak verderop. „De man achter de toonbank is ook de eigenaar van het pand, en verhuurt de kamers boven de winkel. De agrariërs werden de huurbazen van de migranten. En nu wonen hun kinderen in Gurgaon.” Die satellietstad van New Delhi is óók een magneet voor nieuwkomers: met goede inkomens en banen bij start-ups.
Plek veroveren
Juist huisvesting is een probleem voor arbeidsmigranten, dat volgens planoloog Mukta Naik vaak over het hoofd wordt gezien. Met alleen een baantje als houvast is het lastig om op een nieuwe plek je leven op te bouwen, constateert de onderzoekster van de denktank Centre for Policy Research. Het verlaten van het geboortedorp is eigenlijk de makkelijkste stap. Wie net in de stad aankomt, heeft meteen startkapitaal nodig om kamerhuur vooruit te kunnen betalen en vervoer naar de werkplek te vinden. „En daarna merken veel interne migranten dat de beloofde banen niet goed genoeg zijn om op de lange termijn hun levenstandaard te verbeteren”, schrijft zij.
Het lukt de arbeidsmigranten nauwelijks om iets beters te krijgen dan een goedkope, slechte woning. In Kapashera huren de meesten een kamer, of twee voor hun gezin in betonnen gebouwen – badkamers en keukens worden gedeeld. De landeigenaren stellen geen formele contracten op en innen de huur contant. Er gelden strenge regels voor gebruik van stroom en water; het riool komt uit op de nauwste straatjes. Afvalpikkers, de allerarmsten en sociaal meest onderdrukte bewoners, leven in zelfgebouwde hutten en tentjes van afval.
Dat je een plek moet veroveren „heeft iedereen hier meegemaakt”, zegt Arif. Dat verbindt de inwoners, denkt hij. Kapashera kent, „zoals elke grote stad”, criminaliteit en zeker ’s nachts ontstaan weleens ruzies tussen bewoners om geluidsoverlast, maar er is volgens hem ook veel sociale controle. Vaak verhuizen mensen familieleden of bekenden uit hun geboortedorp, en huren van hen onder.
Zo trok Uda Devi Saroj acht maanden geleden bij haar nicht in, in een enkele kamer. Ze liet twee kinderen achter bij haar man en familie in haar thuisstad Ayodhya (Uttar Pradesh). In de buitenwijken van Delhi werkt de 32-jarige moeder in de kledingexport. De aanwezigheid van haar nicht stelde haar familie gerust, vertelt ze: „In Kapashera zijn we eigenlijk altijd samen. Zeker in het begin had ik geen idee waar ik heen moest – voor mijn baan, maar zelfs om mijn weg in de wijk te kennen.”
De twee vrouwen kuieren gearmd over de markt, en winkelen wat bij de paar marktkramen die open zijn. Zoals de viskramen met waterbakken vol levende vissen, vertrouwd voedsel voor mensen uit Bihar.
Saroj is een Dalit, de onderste groep in het maatschappelijke kaste-systeem. Buitenshuis werken was een grote, maar noodzakelijke stap voor het inkomen van haar gezin. „Het is fijn om soms voor mezelf te werken, Delhi te zien. Mijn echte leven is in Ayodhya. Elke tien dagen ga ik terug – veel vaker dan de meesten.”
Zo zijn Arif en zijn familie inmiddels ‘thuis’ in Kapashera. „Ik of mijn ouders kunnen nergens anders wonen.” Doordeweeks werkt hij bij een IT-bedrijf. Met zijn twee inkomens kan hij in ieder geval de maandelijkse huur betalen van 6.000 Indiase roepies (65 euro) voor twee kamers. „We hoeven niet meer alle klussen aan te nemen voor geld, we hebben vaste inkomstenbronnen. Maar goed, het is hier gewoon wel een struggle. Kapashera is niet leuk, of zo.”