Column | De Belgica is een dead ship

Quizvraag: wat is het grootste landdier op Antarctica? De zuidelijke zeeolifant? Mis. De keizerspinguïn, het zeeluipaard, de grote albatros? Drie keer fout. Zelfs de mens dingt niet mee in deze competitie, want – tipje van de sluier – het betreft een dier dat fulltime op het ijs leeft. Geen duik de oceaan in, geen tripjes per helikopter.

Het correcte antwoord luidt: de Belgica antarctica. Een vleugelloze mug van 3 millimeter groot die niet bijt en negen maanden in diepbevroren toestand kan overleven. De soort werd ruim 125 jaar geleden ontdekt tijdens de eerste Belgische Zuidpoolexpeditie, onder leiding van Adrien de Gerlache. De bemanning, onder wie een jonge Roald Amundsen, schreef geschiedenis omdat hun schip – de Belgica – in 1898 ingevroren raakte in het ijs. Een jaar lang konden ze geen kant uit; ze moesten overleven op pinguïns en zeehonden.

Flash forward naar oktober 2024. In het Antwerpse Museum aan de Stroom vormt de mug het pronkstuk van de tijdelijke expositie Naar Antarctica. Er is een zeepissebed op sterk water, een foto van een scheepskat en een draaiorgeltje dat overuren maakte in de eindeloze poolwinter. Bezoekers maken selfies met een miniatuurreplica van de Belgica, zich onbewust van het wetenschapsdebacle dat zich 100 kilometer westwaarts voltrekt. Daar, in havenstad Zeebrugge, ligt een échte Belgica. Niet in het ijs, maar desondanks volkomen roerloos.

De huidige Belgica is een gloednieuw schip. Te water gelaten in 2021, bedoeld voor onderzoek en monitoring in de Europese zeeën en de Atlantische Oceaan. Deze week stonden metingen aan onderwaterlawaai rond windmolens op het programma, en experimenten met visserij-innovaties. Maar alle vaardagen tot eind 2024 zijn afgelast. Al vier maanden ligt het schip werkeloos bij de marinebasis van Zeebrugge; de webcam toont beelden van 5 juni.

„De Belgica is een dead ship”, zegt Kelle Moreau van het Belgische Instituut voor Natuurwetenschappen. Vanwege veiligheidsvoorschriften mag niemand aan boord; één marinier houdt overdag de wacht. „Die zal ’s avonds wel aan wal douchen, want stromend water is er niet.” De aanleiding is een geschil met de Franse rederij: de Letse bemanning kreeg niet volgens de Belgische arbeidsvoorwaarden betaald. Momenteel loopt een rechtszaak.

„Officieel zouden we dit jaar 162 vaardagen hebben”, zegt Moreau. „Dat waren er al fors minder dan in de voorgaande jaren, omdat de overheid het budget heeft verkleind. Maar nu komen we dit jaar slechts aan 29 dagen op zee.” Ook voor 2025 ziet hij het somber in. „Ondertussen kunnen wetenschappers en studenten niet verder met hun onderzoek. En als de visstanden niet worden gemonitord, zal de EU de visquota veiligheidshalve naar beneden bijstellen. Dat heeft óók gevolgen voor Nederlandse vissers die in Belgische wateren varen.”

Het is afwachten, zegt hij. „Maar uiteindelijk gloort er hopelijk weer licht aan de horizon.” Net als voor De Gerlache en zijn bemanningsleden. Die waren tegen het einde van de poolwinter zó horendol van de draaiorgelmuziek dat ze het Belgische volkslied, de Brabançonne, alleen nog achterstevoren afspeelden.

Gemma Venhuizen is biologieredacteur bij NRC en schrijft elke woensdag een column op deze plek.



Delen