‘1984’: hoe dystopische angsten met de tijd veranderen

Dystopische films worden, als veel wijn, interessanter met de jaren. Dat is de grootste les van het hoofdprogramma van het Imagine Film Festival dit jaar. In 1984 Re:imagined staan dystopieën uit honderd jaar filmgeschiedenis centraal, aangevuld door talks, een video-essay, en een Imagine-podcast. Samen vormen de films een waaier van veranderende politieke en maatschappelijke angsten. Alle films kan je namelijk kijken vanuit drie verschillende tijden: de tijd waarin ze gemaakt zijn, de toekomst die ze verbeelden, én het heden met zijn voortschrijdend inzicht.

Neem het zwaartepunt van het programma: 1984, naar het gelijknamige boek van George Orwell uit 1949. Het boek was een waarschuwing, de bekendste film werd een satire. Orwell baseerde zijn boek over de ultieme dictatuur en surveillancestaat op de Sovjet-Unie. Hoofdpersoon Winston Smith flirt met intellectuele en emotionele rebellie in een dictatoriaal Londen waarin hij constant in de gaten wordt gehouden door leider Big Brother. Na publicatie groeide het uit tot meer dan een literaire klassieker. Het werd een politiek handboek: ideeën als ‘Big brother’, ‘thought crime’ en ‘newspeak’ werden standaardtaal voor het beschrijven van dictaturen. Niet voor niets was het boek tot 1988 verboden in de Sovjet-Unie. En was het in 2022 het meest gedownloade boek van Rusland.

Al in 1956 werd het verfilmd. Met weinig succes: de film vermaakte de hel van Luchtstrook 1 tot een kitschy sciencefictiondrama. Een nieuwe verfilming werd lang tegengehouden door Orwells weduwe. Maar één week voor haar dood in 1980 verkocht ze de rechten aan Marvin J. Rosenblum, onder één voorwaarde: het mocht geen Star Wars worden, geen sciencefiction. Regisseur Michael Radford bleef dus zo dicht als mogelijk bij het boek. En de verfilming werd razendsnel gemaakt zodat-ie in 1984 uitkon. Het scenario werd zelfs in drie weken geschreven.

„Het jaar van de film en de film van het jaar”, werd de slogan. En hij stelde niet teleur. NRC schreef destijds over „een in alle opzichten bevredigend artistiek resultaat”. John Hurt speelt rebellerende kantoorsloof Winston Smith breekbaar en wanhopig. Acteerlegende Richard Burton is een alarmerend lege huls in zijn laatste rol als martelaar O’Brien.

Maar er miste iets aan de film: het is geen waarschuwing meer die naar de realiteit refereert, maar een hommage aan een bekend verhaal. „De macht van de Sovjet-Unie was al tanende”, zegt producent Simon Perry in de Imagine-podcast. „We maakten de film als satire.” En: „We hebben keihard gelachen tijdens het filmen.”

Gecommercialiseerde waarschuwing

Voor kijkers uit 2024 is de film nóg verder van Orwells waarschuwing verwijderd. De bekendste elementen uit 1984 zijn gecommercialiseerd. Big Brother is meer bekend van reality-tv, of de commercial van Apple.

Zo bevat één film lessen over een mogelijke dystopie, over de politieke situatie in 1984, en over het heden. Als je alle films die tijdens Imagine worden vertoond met elkaar vergelijkt, zie je zo de maatschappelijke angsten veranderen (in de westerse wereld).

De oudste film in het programma is Algol: Eine Tragödie der Macht, een stomme film uit 1920. Hierin is de dystopie een moraliteitsverhaal dat lijkt op de duivelsverhalen die destijds populair waren. Robert Herne krijgt van een alien het geheim van onbeperkte energie. Hij verkoopt zijn ziel aan de duivel, en misbruikt zijn kennis om mensen afhankelijk ven hem te maken.

Dystopieën uit de jaren zestig waren realistischer. De meeste hadden te maken met atoomangst – een genre dat in de jaren tachtig zou terugkeren. François Truffauts Fahrenheit 451 (1966, naar het boek van Ray Bradbury) put uit boekverbrandingen door de nazi’s en de vervolging van communisten in de jaren vijftig. ‘Brandweermannen’ blussen in de film geen branden, maar steken ze aan: alle boeken moeten verbrand worden, terwijl de tv de massa in slaap sust. De dictatuur wordt geleid, net zoals in 1984 door een fascistische overheid die de bevolking door middel van informatie-beheersing onder de duim houdt.

De toekomst komt nog dichterbij in The Conversation (1974), Francis Ford Coppola’s meesterwerk gedraaid tussen de eerste twee Godfather-films. Harry Caul (Gene Hackman) is een spion die paranoïde wordt en denkt dat hijzelf wordt afgeluisterd. De film is gevuld met het wantrouwen dat Watergate teweegbracht, je ziet het ook in andere paranoïde thrillers van die tijd, als The Parallax View of All the President’s Men.

In de late jaren tachtig merk je een drastische verandering. In de West-Duitse cultfilm Decoder is niet meer de overheid de vijand, maar een bedrijf. Of, specifieker: de internationale fastfoodketen K-burger, waar mensen door middel van muzak tot dociliteit worden gehersenspoeld. Een muzikant ontdekt dat hij een revolutie kan ontketenen door dissonante, experimentele industrial-muziek te maken. De film werd geïnspireerd door The Electronic Revolution van William S. Burroughs (die een rolletje heeft in de film). En door het groeiende verzet tegen consumentencultuur. Waar dystopische films zich eerst tegen het communisme keerden, was public enemy number one nu het kapitalisme.

De meest recente film in de selectie is Artificial Justice (2024). In het Argentinië van de toekomst wordt het rechtssysteem overgenomen door kunstmatige intelligentie. Dit is weer een verandering. Het begint als een verhaal waarin de overheid en een bedrijf de onderdrukker zijn, maar uiteindelijk wordt hun middel van oppressie zélf de onderdrukker: de AI. Vertegenwoordigt deze film de nieuwe richting van dystopische films? Dat zien we over zo’n twintig jaar. Dan is de film nóg interessanter.

Het Imagine Film Festival vindt plaats van 24 oktober tot 3 november in bioscopen Lab111, de Filmhallen en op diverse andere locaties in Amsterdam. Meer informatie en tickets op imaginefilmfestival.nl