Het was geen interview, het was een gesprek, zei Margriet van der Linden over de uitzending van Zomergasten die ze in augustus maakte met advocaat Liesbeth Zegveld. Het enige wat zij had gedaan was „helpen; aanmoedigen om het aan te durven: het komt goed”. In talkshow Bar Laat (NPO 1) kreeg de presentatrice maandagavond de Sonja Barend Award uitgereikt voor het interview met Zegveld.
De ontmoeting tussen Van der Linden en Zegveld was „een zacht gesprek” geweest, zei Sonja Barend, de naamgever van de prijs die hem ook uitreikte. Dat zachte is bijzonder want de vorige Sonja Barend Awards gingen bijna altijd naar de makers van het harde nieuwsinterview. Van der Linden en Zegveld behandelden in Zomergasten weliswaar oorlogen, mensenrechten, genocide in Gaza, maar het interview ging vooral vlammen toen de advocaat vertelde van de overrompelend verliefdheid die haar deed besluiten om haar gezin te verlaten.
De winnaar van de Sonja Barend Award, de jaarlijkse prijs voor het beste televisie-interview, wordt bepaald door veertig tv-journalisten en tv-makers. Ik ben er één van maar ik was vergeten op tijd te stemmen. Hoewel ik een trouw tv-kijker ben, had ik zes van de negen genomineerden niet gezien. Dus die heb ik maandagavond ingehaald.
Prachtige programma’s kwamen langs. Tim Hofman nam in Over mijn lijk afscheid van Zoë, een jonge vrouw met botkanker. Ademen ging moeizaam, Zoë lag aan het zuurstof, maar ze ging toch een sigaret met hem roken in de tuin. Tv-maker Dwight van van de Vijver vertelde aan Özcan Akyol in De geknipte gast hoe hij eronder leed dat hij een ongewenste nakomeling was in een huwelijk dat eigenlijk al voorbij was. Uit alles bleek dat Van van de Vijver vooraf niet had bedacht dat hij dit zou gaan vertellen. De ontboezemingen en de inzichten die deze hem ter plekke brachten, kwamen voor hem als een verrassing. Dat is de verdienste van Akyol, die de juiste vragen stelde.
Politici zijn hopeloos
Het tv-interview lijkt een overzichtelijk genre maar er zijn enorme verschillen. Je hebt het gesprek over mens en gevoelens, en je hebt het nieuwsinterview waarin bijvoorbeeld een machthebber aan de tand wordt gevoeld. Het nieuwsinterview wint zoals gezegd bijna altijd. De sensatie van live-tv met hoofdpersonen uit een urgente kwestie voelt blijkbaar belangrijker dan ‘gewoon’ een mooi interview over overleden of anderszins tekortschietende ouders, een tweelingzusje met downsyndroom, of de eigen aanstaande dood.
Dit keer waren er echter maar twee nieuwsinterviews genomineerd. En een daarvan was een miskleun. NSC-leider Pieter Omzigt werd in talkshow Renze geïnterviewd door Renze Klamer over het hoofdlijnenakkoord. De onkreukbare hoeder van de rechtsstaat was in een kabinet gestapt met een autoritair angehauchte club politieke vandalen. Hoe kreeg hij dat rond in zijn hoofd? Ging Klamer dat vragen? Nee, dat deed hij niet. Hij liet een andere gast, Teun van de Keuken, de moeilijke vragen stellen. Maar zelfs die gaf al snel op.
Politici zijn hopeloos. Je kunt goede vragen stellen, je kunt nog eens doorvragen, maar een goed gesprek wordt het nooit. In een geslaagd tv-interview is vooral de geïnterviewde ontzettend goed. De prijs zou dan ook eigenlijk voor de geïnterviewde moeten zijn. Acteur Pierre Bokma en advocaat Liesbeth Zegveld werden in Zomergasten weliswaar opgetild door de interviewer, maar ze hadden met een mindere presentator ook wel geschitterd. Sonja Barends persoonlijke favoriet, Cornald Maas met Saman Amini in Volle Zalen, was een fantastische uitzending omdat Amini zo’n bijzondere, energieke man is, met een bijzonder verhaal: van getraumatiseerde asielzoekerskind tot gevierde theatermaker.
Het aantal kinderen dat tijdens de asielprocedure in een noodopvang, zoals een gymzaal, evenementenhal, schip of hotel moet zitten, is in twee jaar tijd verdubbeld. Deze zomer sliepen bijna 5.600 kinderen in een onderkomen dat enkel tijdelijk als opvangplek is ingericht. In 2022 ging het nog om zo’n 2.300 kinderen.
Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De gegevens zijn opgevraagd en dinsdag gepubliceerd door het Kinderrechtencollectief. In opdracht van de Nederlandse overheid en het Kinderrechtencomité van de Verenigde Naties houdt deze organisatie de naleving van kinderrechten in Nederland in de gaten.
„Kinderen in de noodopvang zijn overgeleverd aan het toeval”, zegt Marc Dullaert, voorzitter van het Kinderrechtencollectief. „Vaak is het er vies en onveilig. Veel kinderen slapen en eten slecht en zijn somber. Ook lopen ze vaak hun inentingen voor mazelen en kinkhoest mis: het is wachten op een uitbraak.” De abrupte en frequente verhuizingen door Nederland spelen kinderen volgens Dullaert eveneens parten. „Aan het recht om binnen drie maanden onderwijs te krijgen wordt vaak niet voldaan.”
Waarschuwingen
Voor de schrijnende omstandigheden in veel noodopvanglocaties is al meermaals gewaarschuwd. Het COA, dat de plekken uitbaat, geeft op haar eigen website toe dat het „kwaliteits- en voorzieningenniveau” in de noodopvang inderdaad „vaak lager” is. Het VN-Kinderrechtencomité riep in 2022 reeds op de „benarde situatie” van kinderen in de noodopvang „te verbeteren”.
Vorig jaar stelden de Inspectie Justitie en Veiligheid, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de Inspectie van het Onderwijs en de Arbeidsinspectie dat de rechten van kinderen in de noodopvang onder enorme druk staan. Volgens deze controlerende instanties van de Nederlandse overheid blijven asielkinderen doorgaans „lange tijd” verstoken van onderwijs, gezondheidszorg, privacy en veiligheid.
Lees ook
De gezondheid en ontwikkeling van duizenden asielkinderen wordt bedreigd door slechte opvang
Ondanks alle alarmbellen verbeteren de omstandigheden in de ad-hoc geconstrueerde noodopvangplekken amper. „Die locaties zijn ook helemaal niet ingesteld op stabiele opvang”, zegt Dullaert. „Dat kinderen toch naar een noodopvang moeten, komt omdat Den Haag twee jaar geleden besloot te snijden in het aantal reguliere opvangcentra.”
„Als de spreidingswet straks van tafel gaat, wordt de druk op de noodopvang nog groter”, zegt Dullaert. „Dat betekent dat de rechten van kinderen nog meer onder druk komen te staan. We zijn als Nederland door een morele ondergrens gezakt.”
Het was in de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamer, nu bijna een jaar geleden, een van de opvallendste momenten: de aanval van PVV-leider Geert Wilders op GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans over het afschaffen van het eigen risico in de zorg. Tijdens het SBS6-verkiezingsdebat beloofde Timmermans een vrouw in het publiek dat het eigen risico op termijn zou verdwijnen. Te laat, zei Wilders tegen Timmermans: „U kunt wachten, zij niet. Zij moet nú geld hebben.” Hij beloofde het eigen risico van 385 euro meteen af te schaffen als hij aan de macht zou komen.
Die belofte bleek tijdens de formatie minder absoluut dan de tv-kijker toen kon geloven: het eigen risico wordt verlaagd, tot 165 euro. En die maatregel gaat niet nu in, maar pas in 2027.
Deze week verdedigt minister Fleur Agema (Volksgezondheid, PVV) de begroting van haar ministerie in de Tweede Kamer. En juist nu ze dinsdagochtend in een Kamerbrief schreef dat ze 250 miljoen euro per jaar gaat bezuinigen op preventie, stages in de zorg, de verduurzaming van sportaccommodaties en zorg aan onverzekerden, zal het in de Kamer deze week ook gaan over de ruime halvering van het eigen risico; een plan dat zo’n 4,3 miljard per jaar gaat kosten. Oppositiepartijen als GroenLinks-PvdA en SP zullen Agema er ongetwijfeld aan herinneren dat de PVV zich maar deels aan haar belofte houdt, en vragen waarom het eigen risico niet onmiddellijk verdwijnt.
Lees ook
Weer een hogere premie – wordt de zorg straks echt onbetaalbaar?
Maar buiten het parlement is het enthousiasme voor de halvering – laat staan voor afschaffen – ver te zoeken. Het klinkt heel aantrekkelijk om iedere burger die zorg nodig heeft, minder uit eigen zak te laten betalen. Zeker als het gaat om mensen die nu zorg ‘mijden’ omdat ze het niet kunnen betalen. Maar, zo zeggen economen, die extra kosten, ook omdat dan meer mensen gebruik gaan maken van zorg, moeten wel worden opgebracht door hogere zorgpremies én hogere belastingen. Dat gaat iedereen in zijn portemonnee voelen, ook de mensen die nu weinig tot geen gebruik maken van de zorg en dus geen eigen risico betalen.
Burger betaalt mee
Eind vorig jaar, toen een meerderheid in de Tweede Kamer een motie van de SP steunde om het eigen risico te schrappen, schreef toenmalig minister Ernst Kuipers (D66) dat deze maatregel circa 6 miljard euro per jaar kost: „De premie zal met ongeveer 300 euro per persoon per jaar stijgen als gevolg van de afschaffing”, voegde hij daaraan toe. Nu het eigen risico niet naar nul maar naar 165 euro gaat, zal de bijbehorende premiestijging lager uitvallen. Maar veel minder is dat niet. Zo gaat het Centraal Planbureau, dat de plannen heeft doorgerekend, ervan uit dat de zorguitgaven stijgen met zo’n 3,7 miljard euro, en dat komt vooral door het eigen risico-plan. „Als je dat omslaat over de 13,7 miljoen premiebetalers komt dat neer op 270 euro extra per premiebetaler”, zegt gezondheidseconoom Wim Groot van de Universiteit Maastricht, „terwijl de verlaging van het eigen risico 220 euro is. In dat geval gaat iedereen er op achteruit.”
Bij de invoering van de huidige zorgwet in 2006 was het nadrukkelijk de bedoeling burgers iets aan de eigen zorgkosten te laten meebetalen. Op die manier zouden mensen zich bewust blijven van het feit dat zorg geld kost. Daarnaast zou zo’n eigen betaling het gebruik van niet-noodzakelijke zorg – bijvoorbeeld mensen die voor de zekerheid maar een scan laten maken omdat het toch gratis is – enigszins kunnen remmen.
Vanaf 2008 werd daarom het eigen risico ingevoerd, het ging toen om 150 euro. In de loop van de jaren is er veel gediscussieerd over wat er wel en niet onder dat eigen risico moest vallen (huisartsenzorg en zwangerschapsbegeleiding niet bijvoorbeeld, ziekenhuisopname en veel medicijnen wel) en hoe kon worden voorkomen dat mensen met de laagste inkomens de zorg zouden mijden. Voor de laagste inkomens is daarom ook de zorgtoeslag in het leven geroepen, bedoeld als compensatie voor de kosten van het eigen risico en de premie.
In 2013, onder het bezuinigingskabinet-Rutte II, ging het eigen risico in één keer fors omhoog, van 220 naar 350 euro. Sinds 2016 is het bedrag ‘bevroren’ op 385 euro; dat blijft de komende twee jaar ook zo. Zonder die bevriezing zou het eigen risico (met inflatiecorrectie) 513 euro bedragen. „Dan heb je dus eigenlijk al een flinke verlaging van het eigen risico gehad”, zegt econoom Jasper J. van Dijk van het Instituut voor Publieke Economie. „Als je er zo naar kijkt, is de halvering meer een voortzetting van het huidige beleid dan een enorme trendbreuk.”
Om de zorg als samenleving te kunnen betalen, is het eigen risico relatief van beperkt belang, blijkt uit onderzoek dat het Centraal Planbureau vorige week publiceerde over de Zorgverzekeringswet. De financiering komt voor 6 procent uit het eigen risico, de andere 94 procent uit de inkomensafhankelijke bijdrage (meestal via de werkgever geïnd), de zorgpremie (via de zorgverzekeraars) en algemene belastingen.
Lees ook
‘Vergrijzing moet geen nieuwe mest- of klimaatcrisis worden’
Critici van de (gedeeltelijke) afschaffing van het eigen risico wijzen er dan ook op dat deze maatregel afleidt van de werkelijke discussie: met de ouder wordende bevolking, duurdere medicijnen, nieuwe behandelmethodes en een krimpend aanbod van zorgverleners moet de zorg in Nederland de komende decennia drastisch anders worden aangepakt. Nu werkt een op de zeven werknemers in de zorg, dat worden er bij ongewijzigd beleid een op de drie (in 2060). Tegelijkertijd zijn er grenzen aan de mogelijkheden om bijvoorbeeld met innovaties en AI werk uit handen te nemen van zorgmedewerkers; zeker in de dure ouderenzorg, waar mensen nodig zijn om ouderen te helpen (‘handen aan het bed’). En dus wordt het: meer betalen, meer zelf doen, en daar minder zorg voor terugkrijgen. Het is de richting waar Nederland volgens alle scenario’s op af dreigt te stevenen.
Econoom Van Dijk kan zich dan ook goed voorstellen dat mensen de komende decennia weer meer zelf moeten betalen: „Die beweging gaat dus niet dezelfde kant op als dit kabinetsbeleid.” Maar, zo wijst hij er fijntjes op, „door het eigen risico te halveren en niet helemaal af te schaffen, heb je hem nog wel in de wet zitten en kan je aan die knop draaien. Als je het rigoureus zou afschaffen met een wetswijziging, maak je het voor jezelf veel moeilijker om het later weer in te voeren.”
Uiterlijk 12 november moeten alle zorgverzekeraars hun premie voor 2025 bekendmaken. De nominale premie, het minimale bedrag dat zorgverzekeraars volgens de overheid moeten vragen voor hun basisverzekering, is voor iedereen gelijk en bedraagt volgend jaar 156 euro. Hoeveel euro’s bovenop die premie komen, hangt af van de wijze waarop de verzekeraars de stijgende kosten kunnen en willen goedmaken. Een deel zal komen uit reserves of uit onderhandelingen met bijvoorbeeld ziekenhuizen en farmaceuten.
Maar een te strenge afspraak kan er ook toe leiden dat farmaceuten geen medicijnen meer leveren aan Nederland, zoals de afgelopen jaren al steeds vaker voorkomt. En dus zullen de kosten via premies (en belastingen) steeds meer worden doorberekend. Bij DSW, de verzekeraar die traditioneel als eerste de hoogte van de premie bekendmaakt, bedraagt de zorgpremie volgend jaar 158,50 per maand; een tientje meer dan vorig jaar.
Verkiezingsretoriek
PVV-leider Wilders en partijgenoot en zorgminister Agema zijn trots op de – gedeeltelijke – inlossing van hun verkiezingsbelofte. Maar is die verlaging van het eigen risico wel echt een cadeau? Nee, zegt Van Dijk: „Het is de uitkomst van een stuk verkiezingsretoriek. Het halveren van het eigen risico is een doel op zich geworden.”
Nee, vindt ook gezondheidseconoom Groot. Het kabinet neemt volgens hem zelfs een politiek risico: „Mensen raken teleurgesteld als ze straks de hogere zorgpremie zien die ze elke maand moeten betalen. Ze verliezen uit het oog dat ze compensatie krijgen, zoals de zorgtoeslag. Die link leggen ze helemaal niet.”
De advocaat van Arnold Karskens heeft deze dinsdag namens zijn cliënt aangifte van smaad en laster gedaan tegen de leden van de Raad van Toezicht en het bestuur van Ongehoord Nederland. Karskens, oprichter ON, werd in augustus, na signalen van grensoverschrijdend gedrag, als voorzitter op non-actief gesteld door de Raad van Toezicht van de omroep. Deze maand werd Karskens ontslagen, op basis van conclusies uit een rapport van het externe onderzoeksbureau SVision.
In een persbericht schrijft Karskens’ advocaat dat hij het ontslag gaat aanvechten bij de rechter. „Cliënt laat zich niet onterecht beschuldigen”. Hij stelt dat in april een ander onderzoeksbureau een risicoanalyse heeft uitgevoerd naar ongewenst gedrag binnen de omroep. Daaruit zou juist zijn gebleken dat werknemers plezier in hun werk en hebben en van mening zijn dat er „voldoende aandacht [wordt besteed] aan het voorkomen en aanpakken van ongewenst gedrag”.
Volgens het later, in opdracht van de Raad van Toezicht uitgevoerde onderzoek van SVision, zou Karskens verantwoordelijk zijn geweest voor een angstcultuur en seksueel intimiderend gedrag hebben vertoond. Dat onderzoek, zeiden twee experts onlangs in NRC, is echter „gebrekkig uitgevoerd”. „Het komt op mij pseudowetenschappelijk over”, volgens Rob van Eijbergen, die hoogleraar is aan de Universiteit voor Humanistiek (Utrecht) en zelf onderzoek en bemiddeling doet. Karskens advocaat kondigt daarom ook aangifte aan tegen het bureau in kwestie, het Ermelose consultancybureau SVision.
Karskens zelf wilde tegenover NRC niet reageren. Zijn advocaat mr. Lex Takkenberg, schrijft: „De leugens van de RvT en bestuursleden, die via landelijke media worden verspreid maar ook bij herhaling via een nieuwsbrief naar de leden van de omroep worden gestuurd, trekken een zware wissel op de gezondheid en het gezin van Karskens.”
Lees ook
Onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag bij Ongehoord Nederland is ‘gebrekkig’, stellen experts