Het begon ermee dat ik in 2023 verzeild raakte in een debat over gebedsruimten op openbare scholen. In een column in NRC stelde ik dat openbare scholen de wens om te bidden niet hoeven te accommoderen. Ik riep gelovigen op om het wezen van de openbare school te respecteren en religie niet op te dringen aan een plek die daar vanuit zijn missie juist vrij van is. Publiek onderwijs dient religieus neutraal te zijn. Dat heb ik geweten. Op LinkedIn werd ik bedolven onder de kritiek. Het merendeel van de reacties was afkomstig van (conservatieve) gelovigen, een aantal daarvan betichtte mij van islamofobie en racisme. Ook stelden sommigen dat ik zou zijn gezwicht voor ‘populistisch rechts’. Inderdaad kreeg ik ook bijval van de rechterflanken, wat iets anders is dan dat ik zou zijn ‘gezwicht’.
De spagaat waarin ik terecht kwam was deze: ik werd aan de ene kant ingelijfd door rechts populisme. De linkerflank van het politieke spectrum speelde intussen de islamofobiekaart, en liet in hun uitingen valselijk het woord ‘openbaar’ weg, door te stellen dat ‘scholen’ weigeren gebedsruimtes in te richten of door niet te vermelden dat ik óók bezwaar aanteken tegen een christelijke of boeddhistische gebedsruimte op een openbare school. Ik wachtte vergeefs op steun vanuit de humanistische of liberale hoek, van oudsher begaan met het lot van de ongelovigen, seculariteit en het openbaar onderwijs. Het bleef oorverdovend (angstvallig?) stil. Maken zij zich überhaupt nog wel druk om het (on)geloof of seculariteit?
Ik pleit voor een moedig en seculier atheïsme dat zich staande houdt in een maatschappelijk en politiek krachtenveld waar radicaal-rechts stevig flirt met het conservatieve christendom enerzijds en identitair links zich opwerpt als dé hoeder van de islam anderzijds. Ik sta, om met de vitaliteit van Nietzsche te spreken, voor een baldadig teder atheïsme. Baldadig, omdat het strijdlustig is om op te komen voor het recht om niet te geloven, het pleit voor seculariteit en waar nodig religiekritiek levert. Teder, omdat ik ook pleit voor een atheïsme van de zachte krachten – noem het een inclusief, zacht of spiritueel atheïsme zo je wilt. De tijd van de goddelijke brulapen die in naam van de redelijkheid en de wetenschap luid op de atheïstische trom slaan is voorbij. De ‘four horsemen’ (Dawkins, Hitchens, Dennett en Harris) hebben te lang de beeldvorming van atheïsme bepaald en verengd: scherp, maar ook wat kil en cynisch.
Politiek gekaapt
Mijn atheïsme is strijdvaardig, maar niet militant; mijn goddeloosheid richt zich niet tegen religie maar is areligieus; mijn atheïsme is niet anti-religie maar zoekt de verbinding waar mogelijk. Want ook (gematigd) gelovigen hebben belang bij een seculiere samenleving, om te voorkomen dat de orthodoxie van één religie de overhand krijgt. Ook hier geldt dat het middenveld van de ruimdenkende gelovigen, verlichte gelovigen, seculiere gelovigen of gelovigen die hun geloof als een spirituele privézaak zien, uit beeld verdwijnt. Sterker nog, de gematigde gelovige ziet zich gesteld voor een soortgelijke politieke kaping door de uiterste flanken: de populistische conservatieve rechterflank wordt immers steeds religieuzer. Te denken valt aan de bekering van Eva Vlaardingerbroek tot het katholicisme. Ook de voormalig uitgesproken atheïst en criticaster van het islamisme, Ayaan Hirsi Ali bekeerde zich tot het christendom. In haar essay’Why I am now a Christian’ vat ze het manco van het atheïsme als volgt samen: „Atheism can’t equip us for civilisational war” (atheïsme kan ons niet voorbereiden op een strijd der beschavingen). Dat is natuurlijk een radicale vereenvoudiging van een landschap tot twee religieuze smaken (islam of christendom) of een dor droge woestijn van betekenisloosheid (atheïsme), plus het frame dat er twee botsende wereldvisies zouden zijn: één beschaafd (het christendom), één onbeschaafd (de islam die altijd uitmondt in islamisme).
In een wereld waarin veel debatten over heikele kwesties als boa- en politie-uniformen, seksuele voorlichting of weigerambtenaren (denk aan gelovige ambtentaren die weigeren homo’s te huwen) al snel door de uiterste flanken gekaapt en gepolitiseerd worden, pleit ik voor het zichtbaar maken van de (atheïstische) seculiere middenpositie. Het is daarbij zaak om onomwonden bedreigingen voor een vrije seculiere samenleving te bekritiseren.
Zowel identitair links als identitair rechts duwen mensen terug een hokje in
In Nederland wordt conservatieve religie niet altijd herkend en zo benoemd, omdat de gelovige in de rol van de geromantiseerde ander wordt geduwd, wiens anders-zijn per definitie gerespecteerd dient te worden onder het mom van inclusie en diversiteit. Geloofskritiek en geloofsangst (lees: islamofobie, christenfobie) zijn twee verschillende zaken, al zal de orthodoxe tegenstander altijd proberen de kritiek onschadelijk te maken door je van religiefobie te beschuldigen, of van racisme. Het is zeker mooi om cultuurverschil te waarderen en te respecteren, maar wanneer homofobie en seksisme onderdeel zijn van het religieus conservatisme, of wanneer bepaalde zaken niet meer in het klaslokaal onderwezen mogen worden (denk aan het tonen van ‘beledigende’ cartoons, seksuele voorlichting of religieuze kunst), dan stelt de seculiere middenpositie je in staat je daar kritisch tot te verhouden.
Identiteitsdenken
Radicaal-rechts zal ogenblikkelijk proberen je in te lijven wanneer je deze kritiek uit, maar die heeft een racistische agenda die je even hard kunt bekritiseren. Het is in ieder geval geen reden om ervoor te kiezen te zwijgen. Zo spreekt de Franse cultuurcriticus Caroline Fourest zich zowel uit tegen ultraconservatief islamisme, een doorgeslagen identiteitsdenken aan de linkerflank én tegen radicaal-rechts. Ook de Britse filosoof Kenan Malik articuleert op soortgelijke wijze deze ruimte – een midden tussen de uiterste flanken – door een zinvol onderscheid tussen ‘identity politics’ en ‘politics of identity’. Het eerste is, stelt hij, benauwend. Je vooronderstelt bepaalde politieke overtuigingen op basis van iemands sociale identiteit. Omdat iemand vrouw of zwart is, of afwijkt van de witte heteroseksuele norm, zal hij of zij of hen ook wel progressief zijn, bijvoorbeeld. Uiteindelijk, zegt hij, is het zinvoller om iemand te vragen naar iemands (politieke) waarden (‘sociaal-democratisch’, ‘liberaal’, ‘conservatief’) en op basis daarvan ‘identiteit’ te denken; zodat je verschil blijft maken tussen de gegeven identiteit en iemands opvattingen.
Deze tijd, stelt hij, wordt echter gekenmerkt door een obsessie met afkomst en gender. En daarbij is het opletten geblazen: zowel identitair links als identitair rechts duwen mensen terug een hokje in. Identitair rechts doet aan een ‘rebranding’ van racisme door de nationale identiteit exclusief te maken voor bepaalde groepen. Identitair links heeft religie synoniem gemaakt met ‘ras’, en er dus een gegeven identiteit van gemaakt, alsof geloof een etnisch kenmerk in plaats van een (gekozen) levensbeschouwing is. Het heeft de seculiere denker onder wie een progressieve atheïst als ik in een akelige spagaat gebracht. Wie kritiek heeft op religie is tegenwoordig al gauw een ‘racist’ en niet ‘cultureel sensitief’ genoeg.
Wat Fourest en Malik aankaarten, zie ik terug in een aantal debatten in Nederland. Zo werd de Week van Lentekriebels in 2024 verplaatst door de Rutgers Stichting omdat het samen zou vallen met ramadan. Het was volgens het kenniscentrum „ongebruikelijk” om over seksualiteit te praten tijdens de ramadan: „Het verplaatsen van de Week van de Lentekriebels gebeurt vanuit respect, begrip en gevoeligheid voor de diversiteit aan religieuze en culturele overtuigingen.” Maar ik vind het zorgelijk als religie de leskalender gaat bepalen. De argumentatie is daarbij veelzeggend: begrip voor diversiteit is kennelijk belangrijker dan het recht op informatie voor kinderen.
De kans dat in de VS een homoseksuele president zal worden gekozen is nog altijd vele malen groter dan dat een atheïst die status zou verkrijgen
Maar waar ligt dan de grens? Wat nu als ook conservatieve christenen aangeven dat het rondom Kerst of Pasen heel ongepast is om over seks te praten? Geheel ondenkbaar is het niet, want ogenblikkelijk sprong de ultraconservatief-christelijke campagne Gezin in Gevaar op de kwestie: de sensitiviteit zou ook voor het katholieke vasten moeten gelden.
Ander voorbeeld: de groei van ‘modest fashion’ kreeg een jubelpers in onder andere NRC, waarbij het kledingstuk compleet ontdaan werd van zijn conservatieve religiositeit. Wie kritiek uit op deze gang van zaken wordt al gauw van populistisch-rechts gedachtengoed beticht (immers: kritiek op de islam). Overigens hebben de meer genuanceerde liberale rechtse denkers die legitieme kritiek uiten op religie ook last van deze inlijving; en krijgen zij op hun beurt weer te maken met karikaturen vanuit de linkerhoek.
Atheïst als president
Intussen valt er wereldwijd nog altijd veel te winnen voor het recht om niet te geloven. Atheïsten vormen een minderheid: slechts 1 à 2 procent van de mensheid noemt zich atheïst. 7 procent noemt zich ongelovig – dat omvat ook de groep agnosten, die niet zozeer gelovig zijn, maar het wel of niet bestaan van God in het midden laten – met concentraties in Noord- en Oost-Europa, China en delen van het Midden-Oosten. Het merendeel daarvan is academisch opgeleid (35 procent). In een aantal landen moeten atheïsten het nog altijd met de dood bekopen; het ontkennen van het bestaan van God is verboden en gevaarlijk, die positie stelt je in het nadeel. Daarbij hoef je overigens niet alleen aan landen als Saoedi-Arabië, Iran, Irak of Soedan te denken.
Filosoof Julian Baggini merkt in Atheism: A Very Short Introduction terecht op dat de kans dat in de Verenigde Staten een homoseksuele president zal worden gekozen nog altijd vele malen groter is dan dat een atheïst die status zou verkrijgen. Tot nu was er geen enkele president(skandidaat) openlijk atheïst, en de kandidaten van wie men vermoedde dat ze niet gelovig zijn (zoals Bernie Sanders, Hillary Clinton en Donald Trump) wisten dit razendsnel te verbergen of, zoals Kamala Harris, een multireligieuze achtergrond tot een mysterie te maken – het zou ze alleen maar stemmen kosten.
Baggini haalt Richard Dawkins aan die opmerkte dat de status van atheïsten in de VS vergelijkbaar is met die van homoseksuelen van vijftig jaar terug. Er zijn meer openlijk homoseksuele burgemeesters dan openlijk atheïsten, en onderzoek wijst uit dat Amerikanen het erger zouden vinden als hun kind atheïst zou zijn dan dat het zou trouwen met iemand van hetzelfde geslacht.
Genoeg redenen dus voor mij als atheïst om kritisch te blijven kijken naar allerlei schadelijke, vrouw- en homo-onvriendelijke en vrijheidsbeknottende aspecten van (conservatieve) religie. Daarbij reik ik graag de hand naar seculiere, gematigde of progressieve gelovigen, roep ik humanisten en liberale en linkse partijen op om de stem van het seculiere middenveld weer te versterken in het publieke debat. Want alleen zo blijft de vrijheid om te geloven én niet te geloven gegarandeerd.
Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’
- Laat hier uw brief achter (maximaal 250 woorden)