Opinie | In onze democratie zijn ledenpartijen noodzakelijk

Van het volk? Check. Voor het volk? Mja, dat zit wel goed. Maar dóór het volk? Het lijkt er tegenwoordig steeds minder op. Het voorstel om politieke partijen een minimum ledenaantal te verplichten had hier verandering in kunnen brengen.

Afgelopen week behandelde de Tweede Kamer de begroting voor het ministerie van Binnenlandse Zaken. En even ging het over de aankomende wet op politieke partijen. Die wet moet betere regels voor subsidies en donaties geven. En eisen voor interne organisatie.

Maar welke? Kamerlid Joost Sneller (D66) vroeg afgelopen week om meer duidelijkheid. Via een motie riep Sneller op „minimale materiële vereisten aan de interne partijdemocratie op te nemen”.

In de wandelgangen ging het al gauw over een minimumaantal leden voor politieke partijen. Begrijpelijk. Niet alleen daalt de opkomst aan de stembus al jaren, de lage aantallen partijlidmaatschap zijn ook geen toonbeeld van een levendige democratie. Van de 13,5 miljoen kiesgerechtigden zijn er zo’n 3,5 procent lid van een landelijke politieke vereniging zoals PvdA, SGP of CDA. Bij dat karige percentage kun je hooguit een handvol mensen optellen die lid zijn van een lokale politieke partij.

Forum voor Democratie is met naar eigen zeggen 61.633 leden de grootste ledenpartij. Veel is dat niet; zelfs dat aantal is niet genoeg om de kiesdrempel voor één zetel te behalen. Het ledenaantal van de vereniging met de grootste fractie in de Tweede Kamer is al helemaal opmerkelijk. Met slechts twee leden, de heer Wilders en de Stichting Geert Wilders als rechtspersoon, kan ze met fatsoen niet eens een politieke partij worden genoemd.


Lees ook

Met de PVV is het einde democratie

Geert Wilders (PVV)

Opgeleid en gevormd

Lage ledenaantallen maken partijen niet ineens irrelevant. Het is de voornaamste manier waarop kandidaten voor politieke ambten zich melden. Ze worden er opgeleid, gevormd en, uiteindelijk, ondersteund. Honderd procent van alle Tweede en Eerste Kamerleden zijn gekozen via een kieslijst ingediend door een politieke vereniging. Het aantal gemeenteraadsleden dat niet via een verenging is gekozen, is op een hand te tellen.

Met die lage ledenaantallen is selectie van kandidaten te veel een speeltje van enkelen geworden. Dat is nogal wat. In een vertegenwoordigende democratie moeten volksvertegenwoordigers worden geselecteerd op hun vermogen op te komen voor de idealen en principes en belangen van hun achterban. Inbreng van die kiezers is vóór de verkiezingen net zo nodig als participatie met gekozenen daarná.

Maar wanneer de selectie wordt gedaan door de enkelen, die ook al te dicht op het bestuurlijke haardvuur zitten, gaan ook andere factoren dan politieke overtuiging meespelen. Zoals iemands kansen in de campagne, of meegaandheid met de leider.

Leden hebben dan de invloed om het verkiezingsprogramma of de kandidatenlijst van de partij bij te sturen. Het is immers hún vereniging. Toegegeven, een minimum aan leden is geen garantie. Ook ledenpartijen kennen fractiediscipline, Kamer- en gemeenteraadsleden die opstappen na een meningsverschil met de fractievoorzitter en sturende selectiecommissies. FVD heeft het met zijn interne regels zo goed als onmogelijk gemaakt voor leden om invloed te hebben op het program of de kandidatenlijst.

Verantwoordelijkheid nemen

Maar het stellen van een minimum aantal leden, bijvoorbeeld als voorwaarde om kieslijsten in te dienen, stelt wel de norm dat politieke partijen bewegingen van kiezers moeten zijn. Een minimum van een half promille van het aantal kiesgerechtigden zou al iets uitmaken. Dat zijn 6.750 leden. Het komt overeen met het aantal handtekeningen dat een lokale partij gemiddeld moet ophalen om aan verkiezingen mee te doen. Alleen BIJ1, JA21, Denk en 50Plus en natuurlijk PVV zitten onder die grens. Die zouden werk moeten maken van hun ledenaantallen, maar hopelijk startten alle partijen ledenwerving op. Het laat partijbesturen, politici én kiezers zien dat een open en evenredige democratie geen bezit van politici, laat staan partijbesturen, is. Zoals documentairemaker Michael Moore het eens zei: democratie is geen kijksport.

Want is het grotere probleem van onze democratie niet dat de kiezer zijn verantwoordelijkheid niet meer neemt bij de totstandkoming van politiek? Laat met wetgeving en normstelling maar zien dat politieke participatie in een evenredige democratie niet facultatief is. Democratisch bestuur is, zoals Abraham Lincoln het al stelde: van het volk, voor het volk. Maar ook dóór het volk. En in dat laatste schiet de Nederlandse kiezer momenteel tekort.