‘Hey how are you? Brb. Nooo my foot hurts. Yooo, Sayu from India here! How do you guys cope with life? Heyyy from NYC. Are you depressed? ☹”
Het is een transcript van slechts drie seconden livechat bij de immens populaire livestream ‘lofi hiphop radio, beats to relax/study to’ op YouTube, die 24 uur per dag een specifiek type muziek uitzendt: lofi hiphop.
Hoe klinkt het?
Het is hiphop, maar zachtaardig. Beats op een laag tempo, kalm, warm, soezend, instrumentaal. Hier en daar een gitaarrifje of een synth beam, een gedempte kick. Klein en minimalistisch. Perfecte achtergrondmuziek dus om op te studeren, of bij in slaap te vallen.
Klinkt als een kleine niche? Toch niet: lofi hiphop is dé soundtrack van een hele generatie late millennials en vroege gen-z’ers. Een generatie die veel sociale druk voelt, die in onzekere, chaotische tijden opgroeit en zich graag terugtrekt op de eigen kamer. De hierboven genoemde stream is van YouTubekanaal ‘Lofi Girl’, dat 14,5 miljoen abonnees, 3 miljoen ‘likes’, en tienduizenden live luisteraars op ieder willekeurig moment van de dag aantikt. En ook vergelijkbare kanalen hebben miljoenen abonnees.
De aantrekkingskracht zit misschien in het hele plaatje. Letterlijk: ter begeleiding van de beats is op lofi hiphopvideo’s een animatie te zien, vaak van een getekend meisje in Japanse animestijl, die ’s avonds aan haar bureau huiswerk maakt. Het meisje, beter bekend als ‘Lofi Girl’, heeft een koptelefoon op, een oranje kater ligt loom in het raamkozijn. Dat beeld van deze warme, veilige tienerkamer lijkt bij velen een soort nostalgisch verlangen op te wekken.
Waar komt het vandaan?
In de jaren vijftig werd de term ‘low fidelity’ gebruikt om muziek te omschrijven die door productiefoutjes ongeschikt was voor de radio. De tegenhanger van hifi muziek. Toen het in de jaren negentig makkelijker werd om thuis muziek te maken op computers, nam het ‘authentieke’ van imperfecties als ruis en achtergrondgeluidjes een populariteitsvlucht. Popartiesten als Manu Chao, Portishead en Craig David maken graag lofi muziek, en ook moderne houseproducers als Four Tet en Fred Again.. experimenteren met iPhone-opnames om dat aardse, menselijke in hun muziek te verwerken.
Lofi hiphop specifiek ontstond in de jaren nul, door het werk van hiphopproducers als J Dilla, Madlib, MF Doom en de Japanse Nujabes, die geluiden uit de wereld om hen heen gebruikten in hun instrumentale hiphop. Zachte, soulvolle drums, jazzsamples en bossanova melodieën, op een langzaam tempo. De wat versimpelde achtergrondmuziek-variant ontstond aan het eind van de jaren nul, met de opkomst van YouTube.
De kruisbestuiving tussen Japanse anime en lofi hiphop kwam rond de eeuwwisseling, toen de animatiestudio Adult Swim zogeheten ‘bumper ads’ op Cartoon Network uitzond, die werden begeleid door langzame, ‘chilled beats’. Tegelijkertijd groeide in die periode de Japanse invloed op de westerse popcultuur, onder meer door de films van Studio Ghibli (zoals Whisper of the Heart en Princess Mononoke)Ook de animeserie Samurai Champloo werd in 2004 een grote hit, waarvan de lofi hiphop soundtrack verzorgd werd door Nujabes.
Toen een anonieme YouTuber in 2009 het eerste 24-uurs lofi hiphop streamkanaal oprichtte onder de naam ChilledCow, zat daar een loopvideo van een studerend meisje bij – Shizuku, de hoofdpersoon uit Whisper of the Heart. Na een geschil met Studio Ghibli over de uitzendrechten, werd Shizuku vervangen door een anoniem studerend meisje. Zij kreeg al snel de bijnaam ‘Lofi Girl’. Vijftien jaar later is die geborgen tienerkamer waar het warme geluid van lofi beats in doorklinkt, voor een hele generatie iconisch. En die livechat, daar verbinden jongeren van over de hele wereld zich in eenzaamheid met elkaar.
Het goed doen als moeder, het is niet eenvoudig. Als er één thema is waarbij we op onze woorden moeten passen, verzadigd als het nog altijd is van de taboes, dan is het het moederschap wel. In de hoop een paar van die taboes te doorbreken initieerde actrice Jennifer Evenhuis, zelf moeder van twee tienerdochters, samen met collega Renate Reijnders De Moedermonologen, een voorstelling over de scherpe randjes van het moederschap. Telkens voeren drie actrices (in wisselende samenstelling) in totaal twaalf theatermonologen op. Naast teksten van Evenhuis en Reijnders zelf zijn er bijdragen van Claudia de Breij, Nadja Hüpscher en Stella Bergsma. In een Amsterdams café vertellen Evenhuis (51) en Bergsma (54) wat hen inspireerde.
Jennifer Evenhuis: „Spijt van het moederschap, van de Israëlische schrijfster Orna Donath. Dat boek was voor mij een eyeopener. Ik ging er meteen op aan. Alleen al die titel. Dus dit is iets wat bestáát, dacht ik. Het was nieuw voor mij dat je als moeder blijkbaar kon zeggen dat je spijt had. Dat is een heftige uitspraak, maar als je zoiets voelt, is het heel fijn om te weten dat je niet de enige bent.”
Zelf had ze niet heel uitgebreid over moederschap nagedacht voordat ze kinderen kreeg, vertelt ze. „Ik vond gewoon dat het erbij hoorde, ik wilde het meemaken.” Dat ze het zo pittig zou vinden, had ze niet verwacht. „Ik schrok ervan hoe ingeperkt ik me voelde, zeker in het begin. Altijd die verantwoordelijkheid. Gebroken nachten. Borsten die de hele tijd maar nodig waren, voor het voeden. Ik dacht: ik kan nooit meer gewoon het huis uit lopen.” Dat overal om haar heen maar werd benadrukt hoe vrouwen ‘genoten’ van het moederschap, maakte het nog lastiger. „Ik vroeg me af: ben ik dan zo egoïstisch?”
Ophalen, wegbrengen, wassen, koken
Donath begint haar boek met een belangrijke opmerking: elke moeder over wie ze schrijft, houdt van haar kinderen. Dus dát is het niet. Evenhuis: „Het gaat echt over de rol die je als moeder toegeschoven krijgt. Het opvoeden zelf doe ik graag. Advies geven, luisteren. Maar alle onzichtbare taken die je als moeder continu op je neemt – ophalen, wegbrengen, koken, opruimen, kleren wassen, afspraken bijhouden – zijn vaak echt helemaal niet leuk.”
Schrijver Stella Bergsma heeft geen kinderen en was in eerste instantie dan ook wat verbaasd dat ze door Evenhuis voor het project gevraagd werd. „Maar toen we erover in gesprek gingen, bleek dat ik er eigenlijk heel veel over te zeggen heb. Moederschap is een thema in het leven van iedere vrouw, of je wil of niet. Ook géén moeder zijn is allerminst neutraal. Het leek ons interessant om ook dat perspectief in de voorstelling mee te nemen.”
Een van Bergsma’s monologen (ze schreef er vier) gaat over een moeder die kiest voor een abortus. Die tekst is autobiografisch, vertelt ze. „Mijn partner en ik kwamen er niet uit of we een kind wilden. Het ene moment wilde hij wel en ik niet, even later was het andersom.” Op haar veertigste, toen ze er eigenlijk al niet meer mee bezig was, werd ze onverwachts zwanger. „We zagen dat als een soort goddelijke interventie. Dit heeft zo moeten zijn, dachten we. We wilden ervoor gaan.”
Al snel begon er iets te veranderen in de relatie tussen Bergsma en haar partner. „Door de hormonen zat ik direct op een roze wolk, ik was helemaal verliefd. Mijn partner werd juist enorm ernstig. Hij had het opeens alleen maar over geld verdienen. Ik denk dat die veranderingen ons allebei bang maakten. Want we hadden het zo góéd samen, we maakten samen muziek, we hadden een heel leuk leven.” Na veel getwijfel en urenlange telefoongesprekken met vriendinnen koos Bergsma er uiteindelijk toch voor om de zwangerschap af te breken. „We wilden niet kwijtraken wat we samen hadden. Toen de abortus achter de rug was, was meteen dat vreemde, verliefde gevoel weg. We waren weer onszelf.”
Discussie over abortus verhardt
De laatste tijd is de discussie over abortus weer aan het verharden, merkt Bergsma. „Ik vind het belangrijk om erover te praten, maar ongenuanceerde oordelen erover kunnen me hard raken. De keuze voor abortus is diep-persoonlijk. Het is zo ongevoelig, hoe sommige mensen daarop inhakken. Je zou toch hopen dat mensen meer empathie kunnen opbrengen. Geloof me: er is geen enkele vrouw die voor de lol een abortus ondergaat.”
Een mythe die ook eens ontkracht moet worden, zegt Evenhuis, is dat opofferingsgezindheid ‘in de natuur’ van vrouwen zou zitten. „Ja!”, roept Bergsma. „Ik vroeg laatst aan ChatGPT: als je het patriarchaat zou zijn, wat zou je dan doen om vrouwen eronder te houden? Een van de antwoorden was: het ideaal van zelfopoffering benadrukken. Dat is toch interessant? Een patriarchale maatschappij heeft er baat bij om vrouwen in een dociele positie te houden. Want dat zorgt ervoor dat vrouwen zich uit eigen beweging, onbaatzuchtig, inzetten om de boel draaiende te houden. Veel van de mythes rondom moederschap hebben een heel duidelijke politieke functie.”
Evenhuis: „En toch, zelfs al doorzie je dat allemaal, is het moeilijk om je ertegen te weren. Kennelijk zit die vrouwelijke neiging tot opoffering echt diep ingebakken. Als ik ’s avonds weg moet, omdat ik ergens moet spelen, heb ik de neiging om om 9 uur ’s ochtends voor het gezin te gaan staan koken. Niet omdat mijn partner dat van me vraagt, maar omdat ik zelf het gevoel heb dat ik op een bepaalde manier in de min sta als ik een avond mag werken.” Het raakt haar zichtbaar. „Het is als een emotionele bankrekening, waarop je punten opbouwt. Wil je werken? Nou vooruit, maar dan moet je wel een paar keer extra de afwas doen. Bij wijze van spreken.”
De Moedermonologen is een poging om dit soort thema’s bespreekbaar te maken. Evenhuis: „Zodat vrouwen zich niet meer zo alleen voelen, en er eindelijk echt dingen kunnen veranderen.” Op 23 oktober gaat de voorstelling in première in Schouwburg Amstelveen.
De Moedermonologen, van Jennifer Evenhuis en Renate Reijnders. Première: 23/10 in Schouwburg Amstelveen. Tour t/m 22/5. 2025. Info: moedermonologen.nl
„Meer vrouwelijke kunstenaars”, beloofde Beatrice von Bormann bij haar aantreden in oktober 2022 als directeur van museum De Fundatie in Zwolle. Meer verrassing, kwaliteit en diepgang. Maar toen vielen er wat lijken uit de kast: financiële tekorten, een schandaal wegens doorbetaling van haar voorganger. „De toekomst van de Fundatie staat op het spel”, schreef Von Bormann in 2023 aan de gemeente Zwolle en provincie Overijssel – en die schoten te hulp.
Von Bormann heeft als conservator vroeg-moderne kunst een goede naam. In haar vorige baan bij het Amsterdamse Stedelijk Museum maakte ze diepgravende tentoonstellingen over onder anderen de Oostenrijkse kunstenaar Maria Lassnig, Ernst Ludwig Kirchner en Emil Nolde.
Mijn verwachtingen waren daarom hooggespannen toen ze aankondigde een grote tentoonstelling over de van oorsprong Russische expressionist Marianne von Werefkin (1860-1938) te zullen organiseren. In Duitsland is Werefkin geen onbekende, in Nederland heeft alleen De Fundatie een werk van haar. Werefkin (spreek uit: Werjéfkin, ‘von’ wordt weggelaten) is minder bekend dan haar partner Alexej von Jawlensky, minder bekend ook dan de kunstenaars rondom Der Blaue Reiter. Kandinsky, Franz Marc en Gabriele Münter – hun namen worden in eerste instantie genoemd als je spreekt over de avant-garde die zich in München en na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in Zürich nestelde.
Lees ook
Beatrice von Bormann wil De Fundatie weer op de kaart zetten: ‘We willen uitdagen met nieuwe, minder bekende kunstenaars’
Weinig diepgang
De tentoonstelling beslaat bijna de hele eerste verdieping van het museum, omvat 63 schilderijen van Werefkin en 23 van tijdgenoten, en leunt sterk op de collectie van het kunstmuseum in het Zwitserse Ascona waar Werefkin zich vanaf 1918 met Jawlensky vestigt. Maar, om met de deur in huis te vallen: dit is niet de gedroomde kennismaking. De tentoonstelling ontbeert diepgang, onderzoek is nauwelijks gedaan, interessante invalshoeken, zoals waarom Werefkin rigoureus overstapt van olieverf naar gouache en tempera, blijven onbesproken. Van Werefkins bijna 172 schetsboeken zijn er slechts zes te zien – en dat is jammer, want juist in die schetsboeken uit zij zich spontaan en experimenteel. De meer dan 65 dagboeken die ze volschreef, zijn afwezig. Slechts een enkel citaat is op de muur afgedrukt.
Over Werefkin wordt op zaal gesteld dát ze het bruisende middelpunt van de avant-garde vormde – maar in Zwolle blijft het toch gissen naar het precieze waarom. Voor een kennismaking met een kunstenaar van vlees en bloed moet je elders kijken, zoals naar de goede documentaire van Angelika Lizius uit 2007, die ze maakte naar aanleiding van Werefkins 150ste geboortejaar.
Er valt zo veel te zeggen over Werefkin, tegendraads in hart en nieren, vol van gezwollen idealen, dominant, geprivilegieerd en getalenteerd. In Rusland gaat haar carrière van start onder begeleiding van realist Ilja Repin. Één van haar vroegste portretten – een in donkere tonen geschilderd portret van Vera Repin uit 1881 – draagt duidelijk de sporen van zeventiende-eeuwse realistische voorgangers. Maar al snel wordt haar toets losser, impressionistischer, zo blijkt in Zwolle. Haar aristocratische ouders moedigen haar artistieke ontwikkeling aan. Trouwen wil ze niet, aan de „obscene” debutantenbals – zo schrijft ze aan haar vader – onttrekt ze zich. Als ze in 1892 op 32-jarige leeftijd de vier jaar jongere Jawlensky ontmoet, is dat het begin van een decennialange relatie. Ze houdt niet van hem, zegt ze meteen. Ze streeft een diepe, intellectuele vriendschap na. Wel knuffelen, geen seks, geen kinderen.
Avant-gardistisch roze
Na de dood van haar vader in 1896 breekt een tijd van financiële onbezorgdheid aan. Ze ontvangt een royaal pensioen van de tsaar, en vertrekt met Jawlensky en een dienstmeisje van elf jaar naar het moderne München. Vanuit daar wordt gereisd naar Normandië, Zuid-Frankrijk, Italië, een zomerhuis in Murnau. Werefkin maakt kennis met werk van Van Gogh, Gauguin, de post-impressionistische Les Nabis. Het huis in München verandert in een avant-gardistische, zogeheten Roze Salon.
In die salon voert Werefkin het hoogste woord. Het gaat over de rol van kunst – „de geliefde vreemdeling”, schrijft ze in een dagboek –, over het zoeken naar de ziel, de expressie in uiterlijke dingen. Bomen mogen best rood zijn, ziet ze bij Van Gogh, een zandpad blauw. Alles is symbolisch – abstracte gevoelens verbeeldt ze in een bergtop, een meer, een storm. Een hoogtepunt is het ijselijke Vrouw met lantaarn (1910), waarop de alpentoppen ongenaakbaar neerkijken op een kromgebogen rood-zwarte gestalte, die op weg is naar verkleumd vee.
Ondertussen – en dat is curieus – stopt ze al snel na de kennismaking met Jawlensky in 1896 met schilderen. Alleen mannen kunnen een artistieke revolutie ontketenen, vindt ze. Ambitie is een mannelijk voorrecht. Jawlensky’s carrière moet gesteund, zijn kunst moet schitteren. Niet de hare.
Juist haar brieven, die in de tentoonstelling ontbreken, geven een beeld van de vertwijfeling die deze keuze óók bij haar teweegbrengt, een vertwijfeling die nog groter wordt als blijkt dat Jawlensky een relatie aanknoopt met het piepjonge dienstmeisje dat in 1902 op vijftienjarige leeftijd bevalt van een zoon. Werefkin houdt de kaken stijf op elkaar, blijft het huishouden financieren voor Jawlensky, moeder en kind. Als Jawlensky haar in 1921 definitief verlaat en trouwt met het dienstmeisje, is dat een klap, maar niet een die ze niet te boven komt. „Ik ben geen lafaard”, schrijft ze.
In 1906 begint ze weer te schilderen – koortsachtig. Ze werkt met gouache, tempera, pastelkrijt, kleurpotloden. Geen olieverf. Haar werk, zo valt op, is wisselvallig. Het neo-impressionisme laat ze los: het gaat haar om de uitdrukking van een symbolische expressie. Abstractie, zoals Kandinsky nastreeft, verwerpt ze. Haar kunst is gegrondvest in de werkelijkheid. Het is alsof Werefkin met het schilderkunstige interval dat ze zichzelf heeft opgelegd, haar artistieke zekerheid kwijt is. Theorieën over kunst, engagement en mystiek gaan met haar op de loop.
Kille tronie
De grimmigheid van armoe verbeeldt ze niet grimmig genoeg, terwijl de expressie en symboliek er juist vaak dik bovenop liggen. De voddenraper (1917) is een in mystieke kleuren en streng afgebakende vormen opgebouwd landschap, met een onpeilbaar diep meer en hoge bergen. De broodmagere man op de voorgrond, met zijn benen als gekromde takken, is slechts sjabloon. Hij is niets in het licht van de natuur. Het in veel tinten blauw en ziekelijk wit gedoopte portret van De danser Alexander Sacharoff (1909) is daarentegen sterk. Hier zie je, pats boem, de kille tronie van iemand tussen man en vrouw in.
Een van haar beste werken is Voorstad München (1909), waarin ze experimenteert met verschillende perspectieven en kleur. Alles – zelfs de contrasterend gekleurde rode akker – lijkt gehuld in een wolk van grijs, alsof er een sneeuwbui op komst is. Op de voorgrond zie je een boerderij, kale bomen, karrenpaarden in rust, een kromgebogen hoopje wandelaar op weg naar de aan de horizon oprijzende en in aanbouw zijnde stad. Alles siddert van armoede, kou en afzien. Maar alles is nieuw – en Werefkin brengt dat vernieuwend in beeld.
‘Hey how are you? Brb. Nooo my foot hurts. Yooo, Sayu from India here! How do you guys cope with life? Heyyy from NYC. Are you depressed? ☹”
Het is een transcript van slechts drie seconden livechat bij de immens populaire livestream ‘lofi hiphop radio, beats to relax/study to’ op YouTube, die 24 uur per dag een specifiek type muziek uitzendt: lofi hiphop.
Hoe klinkt het?
Het is hiphop, maar zachtaardig. Beats op een laag tempo, kalm, warm, soezend, instrumentaal. Hier en daar een gitaarrifje of een synth beam, een gedempte kick. Klein en minimalistisch. Perfecte achtergrondmuziek dus om op te studeren, of bij in slaap te vallen.
Klinkt als een kleine niche? Toch niet: lofi hiphop is dé soundtrack van een hele generatie late millennials en vroege gen-z’ers. Een generatie die veel sociale druk voelt, die in onzekere, chaotische tijden opgroeit en zich graag terugtrekt op de eigen kamer. De hierboven genoemde stream is van YouTubekanaal ‘Lofi Girl’, dat 14,5 miljoen abonnees, 3 miljoen ‘likes’, en tienduizenden live luisteraars op ieder willekeurig moment van de dag aantikt. En ook vergelijkbare kanalen hebben miljoenen abonnees.
De aantrekkingskracht zit misschien in het hele plaatje. Letterlijk: ter begeleiding van de beats is op lofi hiphopvideo’s een animatie te zien, vaak van een getekend meisje in Japanse animestijl, die ’s avonds aan haar bureau huiswerk maakt. Het meisje, beter bekend als ‘Lofi Girl’, heeft een koptelefoon op, een oranje kater ligt loom in het raamkozijn. Dat beeld van deze warme, veilige tienerkamer lijkt bij velen een soort nostalgisch verlangen op te wekken.
Waar komt het vandaan?
In de jaren vijftig werd de term ‘low fidelity’ gebruikt om muziek te omschrijven die door productiefoutjes ongeschikt was voor de radio. De tegenhanger van hifi muziek. Toen het in de jaren negentig makkelijker werd om thuis muziek te maken op computers, nam het ‘authentieke’ van imperfecties als ruis en achtergrondgeluidjes een populariteitsvlucht. Popartiesten als Manu Chao, Portishead en Craig David maken graag lofi muziek, en ook moderne houseproducers als Four Tet en Fred Again.. experimenteren met iPhone-opnames om dat aardse, menselijke in hun muziek te verwerken.
Lofi hiphop specifiek ontstond in de jaren nul, door het werk van hiphopproducers als J Dilla, Madlib, MF Doom en de Japanse Nujabes, die geluiden uit de wereld om hen heen gebruikten in hun instrumentale hiphop. Zachte, soulvolle drums, jazzsamples en bossanova melodieën, op een langzaam tempo. De wat versimpelde achtergrondmuziek-variant ontstond aan het eind van de jaren nul, met de opkomst van YouTube.
De kruisbestuiving tussen Japanse anime en lofi hiphop kwam rond de eeuwwisseling, toen de animatiestudio Adult Swim zogeheten ‘bumper ads’ op Cartoon Network uitzond, die werden begeleid door langzame, ‘chilled beats’. Tegelijkertijd groeide in die periode de Japanse invloed op de westerse popcultuur, onder meer door de films van Studio Ghibli (zoals Whisper of the Heart en Princess Mononoke)Ook de animeserie Samurai Champloo werd in 2004 een grote hit, waarvan de lofi hiphop soundtrack verzorgd werd door Nujabes.
Toen een anonieme YouTuber in 2009 het eerste 24-uurs lofi hiphop streamkanaal oprichtte onder de naam ChilledCow, zat daar een loopvideo van een studerend meisje bij – Shizuku, de hoofdpersoon uit Whisper of the Heart. Na een geschil met Studio Ghibli over de uitzendrechten, werd Shizuku vervangen door een anoniem studerend meisje. Zij kreeg al snel de bijnaam ‘Lofi Girl’. Vijftien jaar later is die geborgen tienerkamer waar het warme geluid van lofi beats in doorklinkt, voor een hele generatie iconisch. En die livechat, daar verbinden jongeren van over de hele wereld zich in eenzaamheid met elkaar.