Op de poster van de tentoonstelling (en bij dit artikel) staat een portret waarvan je kunt denken: dat is vast zijn beroemde dochter, Thérèse Schwartze. Maar ze is het niet. De tentoonstelling Johann Georg Schwartze, uit de schaduw van zijn dochter in het Luther Museum in Amsterdam gaat nu eens niet over de befaamde portrettiste, van wie werk in bijna alle belangrijke musea van Nederland hangt.
Voor het eerst in honderd jaar is er nu een tentoonstelling over haar vergeten vader. Johann Georg Schwartze (1814-1874) was in zijn tijd een bekend portrettist, maar werd na zijn overlijden vrijwel meteen overschaduwd door zijn dochter Thérèse Schwartze (1851-1918). De poster van de tentoonstelling toont één van zijn mooiste portretten, Johann Georg Schwartze maakte het in opdracht van de familie Pauw van Wieldrecht, het is hún dochter die je ziet.
Wie was hij? En waarom zijn we hem vergeten?
Johann Georg Schwartze was de zoon van een Nederlandse moeder en een Duitse vader die niet in de ouderlijke verffabriek wilde werken maar een loopbaan als kunstenaar ambieerde. Na een opleiding aan de Academie in Düsseldorf vestigde hij zich in Amsterdam, waar hij met een portret van zijn verloofde meteen opviel. „Wij bewonderen de verdiensten van deze kunstenaar”, schreef het Algemeen Handelsblad van 5 oktober 1844.
In opdracht
Het citaat staat in de catalogus van de tentoonstelling, Johann Georg Schwartze, uit de schaduw van zijn dochter van kunsthistorici Rudi Ekkart en Claire van den Donk. Daarin lees je ook meteen de eerste verklaring waarom we hem zijn vergeten: de meeste van zijn portretten werden gemaakt in opdracht, waardoor ze verdwenen uit het publieke domein. Een aantal portretten in bezit van een kleindochter van hem, werden na haar overlijden geveild en raakten op die manier verspreid. Het portret van zijn verloofde is zo’n kwijtgeraakt schilderij. Van de historie- en genrestukken die hij ook maakte, is niet bekend of ze bewaard zijn gebleven.
Er zijn meer redenen waarom Schwartze is vergeten. Een belangrijke: hij maakte zijn portretten met stijlkenmerken die tegenwoordig minder worden gewaardeerd, maar in het derde kwart van de negentiende eeuw juist wel. Veel van zijn schilderijen zijn romantisch, lieftallig, gepolijst – precies zoals de opdrachtgevers zichzelf, hun echtgenote en kinderen aan de wereld wilden tonen.
De drie zusters Voombergh uit 1846 is zo’n idyllisch werk dat te zien is op de expositie: drie bevallige jongevrouwen in elegante, glanzende japonnen. Wat je óók ziet: het portret oogt conventioneel, maar zijn vakmanschap is evident – je begrijpt dat hij gold als een uitstekend portrettist. En zijn portretten ontroeren ook, zoals Agnes Henriette Pauw van Wieldrecht van de tentoonstellingsposter of Thérèse Schwartze op ongeveer veertienjarige leeftijd.
Schwartze had ook pech, zou je kunnen zeggen: juist doordat hij zijn dochter het vak leerde, en zij uitzonderlijk getalenteerd bleek, wordt de achternaam ‘Schwartze’ nu geassocieerd met ‘Thérèse’ en niet met ‘Johann Georg’. En áls Johann Georg al bekend is, schrijven Rudi Ekkart en Claire van den Donk, dan als „enigszins tirannieke leermeester van Thérèse”.
Dat beeld wil de tentoonstelling rechtzetten. De licht onderdanige toon van Thérèses brieven aan haar vader Johann Georg „hangt samen met gebruiken in het contact tussen ouders en kinderen die gedurende haar jeugdjaren gewoon waren”. Er is óók een brief bewaard gebleven waarin haar vader haar op vriendelijke, bijna collegiale toon bijstaat. Die brief is uit 1872, Thérèse verbleef bij de familie Van Gelder de Neufville in Haarlem. Ze moest een kinderportret schilderen, maar dat lukte niet erg: het model werkte niet mee. „De correspondentie laat zien dat de schilderes nog niet zeer ervaren was in de uitvoering van portretopdrachten. Haar vader gaf advies en hij toonde zich in zijn brief een goede en rustige raadgever.”
Waarschijnlijk zijn enkele schilderijen die in de kunstgeschiedenis worden toegeschreven aan Thérèse, gemaakt door haar vader terwijl zij hem hielp.
In 1872 was Thérèse Schwartze 20 of 21 jaar oud. Wat de auteurs brengt bij hun volgende constatering, in feite een scoop: waarschijnlijk zijn enkele schilderijen die in de kunstgeschiedenis worden toegeschreven aan Thérèse, gemaakt door haar vader terwijl zij hem hielp.
Het gaat om drie van haar vroegst gedateerde werken: Ernst en Louis van Loon uit 1866, Thérèse was toen 14, een portret van Louise Borski, de moeder van Ernst en Louis, uit 1867, en een portret van Johanna van Hoey Smith, ook uit 1867. Alle drie deze schilderijen hebben als signatuur t.Schwartze: een kleine ‘t’ in plaats van een volledige voornaam. Ook wordt in 1915 op een ter gelegenheid van Johann Georgs honderdste geboortedag mede door Thérèse georganiseerde tentoonstelling, Ernst en Louis van Loon geschaard onder de werken van haar vader. Ekkart en Van den Donk: „Wanneer het inderdaad de eerste of één van de eerste grote opdrachten van de dochter zou zijn geweest, is een vergissing in de toeschrijving ondenkbaar.”
Bridgerton
„Ik vind dat een heel mooi en lief idee”, zegt directeur Steven van Teeseling van het Luther Museum. „Sowieso is het een mooie gedachte dat zijn dochter beroemder werd dan haar vader en hoe die vader daar de weg voor vrijmaakte.”
Het is een paar weken voor de opening van de tentoonstelling, de werken zijn er nog niet. Op één na, dat het museum onlangs heeft aangekocht: Portret van een onbekende vrouw uit 1856. Wanneer de museumdirecteur het schilderij voorzichtig uit het bubbeltjesplastic haalt, zie je een wat dromerig kijkende vrouw, om haar pols een fraaie, gouden armband, op haar schoot een opengeslagen boek met de tekening van een landschap. Hou je Portret van een onbekende vrouw naast een afbeelding (uit de tentoonstellingscatalogus van 1915) van het verdwenen portret van zijn verloofde, dan lijken de vrouwen op elkaar. Misschien zijn ze dezelfde.
En ook dát is een mooi idee, vindt Steven van Teeseling. „Eliza Hermann, zijn vrouw, kwam uit Duitsland, in dat boek op haar schoot kijkt ze misschien naar een landschap van haar thuisland. Haar armband heeft een liefdesknoop, a true lovers knot – dat is ook een teken. En de gezichten komen best een beetje overeen. We weten het niet, maar ik wil graag speculeren dat deze mysterieuze vrouw zijn echtgenote was.”
Johann Georg Schwartze, wil hij maar zeggen, komt uit zijn portretten en uit dit soort verhalen naar voren als een liefhebbende vader en echtgenoot. „En dat zijn schilderijen minder aansprekend zijn dan die van zijn dochter: dat is ook in onze ogen, hè. Wij houden meer van haar losse, pasteuze manier van schilderen. Zijn manier is Bridgerton-achtig, hij brengt een zoet, chocolate box-achtig gevoel over. En voor die portretten in opdracht maakte hij het vaak nog wat zoeter. Als begenadigd schilder verdiende hij daar ook zijn geld mee.”
In het Luther Museum heeft de lutherse kunstenaarsfamilie Schwartze een prominente plek – naast Johann Georg en Thérèse ook Thérèses zus Georgine, beeldhouwster, en Johann Georgs kleinkind Lizzy Ansingh, kunstenaar. Er is een borstbeeld van Maarten Luther door Georgine Schwarze, een schilderij van Georgine door Lizzy Ansingh, er zijn twee portretten door Thérèse Schwartze. En sinds dit jaar dus Portret van een onbekende vrouw van Johann Georg Schwartze.
Lees ook
Zorg bindt de lutheranen
Het kleine, in 2019 geopende Luther Museum is gevestigd in het ‘evangelisch-lutherse oude mannen- en vrouwenhuis’ uit 1772, waar door de lutherse diaconie behalve ouderen ook armen en wezen werden opgevangen. In regentenkamers, een lange gang en een kerkzaal zie je er de geschiedenis van de lutheranen terug in meubels, zilverwerk, schilderijen. Steven van Teeseling is directeur sinds 2024, dit is zijn derde tentoonstelling.
Wil hij met Johann Georg Schwartze, uit de schaduw van zijn dochter nog meer laten zien dan een vergeten schilder en zijn werk? „Ik probeer de verhalen van vroeger te koppelen aan de actualiteit. De tijd van Johann Georg, Thérèse, Georgine en Lizzy was óók het moment dat de lutheranen emancipeerden. Het was een vrij teruggetrokken gemeenschap, maar precies in die jaren kregen ze een eigen identiteit. Ze gingen zich tonen als groep: trots, welvarend, zelfverzekerd. Je had lutherse bankiers, politici, kunstenaars, wetenschappers. De liberale politicus Thorbecke was luthers. De socialist Domela Nieuwenhuis ook. Dat vind ik ook een mooi verhaal voor nu: een minderheidsgemeenschap van migranten blijft eerst op de achtergrond maar uiteindelijk wortelen ze, krijgen ze publieke functies, groeit de trots. Ze raken verweven met de geschiedenis van dit land, maar houden ook vast aan de eigen waarden.”
Naast de schilderijen is er straks in de lange gang van het museum een portrait gallery te zien van vijftien lutheranen van nu. Ze zijn in het Luther Museum gefotografeerd door portretfotograaf Koos Breukel – en voor de museumpodcast allemaal geïnterviewd: wat is nou typisch luthers, welke waarden zijn dat en hoe heb je die meegekregen. „Eigenlijk onderzoeken we deze vragen via een dubbele tentoonstelling: door de ogen van een negentiende-eeuwse portretschilder én met de blik van nu.”