De armoede is echt, maar onzichtbaar. Meer dan twintig arme buurten worden dankzij de rijke buren ‘vergeten’, zoals hier in Zeist

„Het is geen luguber buurtje”, zegt Bettie van Ooik (69). „Ik geniet van de natuur.” Ze laat haar hondje uit, in het groen naast een paar flatgebouwen, langs het water, in de buurt Nijenheim in Zeist. „Er woont hier van alles door elkaar. Maar je kunt ’s avonds gerust buiten wandelen. We gaan goed met elkaar om.” Ze woont in een appartementengebouw pal naast drie flats die minder goed bekendstaan. Dat wil zeggen dat de leefbaarheid daar te wensen overlaat.

In dat deel van Nijenheim wonen relatief veel mensen met een laag inkomen en geen werk, in sociale huurwoningen, vaak met een buitenlandse achtergrond.

De drie flats vormen samen een van de ‘vergeten’ buurten die NRC heeft geïdentificeerd. Buurten die wat leefbaarheid betreft onvoldoende scoren, maar in de landelijke statistieken ontbreken, omdat de slechte score wordt gecompenseerd door de goede leefbaarheid in de directe omgeving, binnen dezelfde wijk. De armoede is daardoor als het ware ‘onzichtbaar’ in de data.

Incassobrief in het struikgewas

Op het eerste gezicht ogen de flats in zuidwestelijk Zeist niet uitzonderlijk slecht. Er ligt wel wat zwerfvuil in de speeltuintjes tussen de gebouwen. In het struikgewas hangt een opengemaakte envelop van een incassobureau over een openstaande factuur van een huurbemiddelingskantoor. Er hangen camera’s. Er is een voetbalkooi waarop iemand een protest heeft achtergelaten. ‘Hier een flat? Nee!!’ Van de achterzijde van de appartementen op de begane grond hebben sommige bewoners een rommel gemaakt.

Toch vertellen veel bewoners redelijk tevreden te zijn. Een veertiger zou na zeventien jaar op vier hoog wel wat ruimer willen wonen, omdat zijn zevenjarige zoon autisme heeft, soms agressief is en het appartement regelmatig rennend doorkruist, maar hij noemt de woonomgeving „rustig”. Ook een jongeman van negentien jaar zou liever een huis met een tuin bewonen dan een appartement waar hij zoals nu met acht personen, onder wie zijn ouders, samenleeft. Toch woont hij „goed”. Een moeder van drie kinderen zegt er „een beetje” op vooruit te zijn gegaan, sinds ze drie jaar geleden is verhuisd van een flatwoning tien hoog naar deze op de begane grond. „Ik heb het naar m’n zin.” Ook twee studenten blijken positief: „En het is goedkoop.”


Vandalisme

Sommigen klagen, zoals een dertiger, vader van drie kinderen en werkzaam in de gehandicaptenzorg. Hij woont „prima”, maar zou na vijf jaar graag willen verhuizen naar een huis met een tuin, al was het maar omdat de hal van dit flatgebouw soms smerig is. Kinderen gooien drank op de grond en spugen tegen de muren. „Die krijgen een slechte opvoeding,” zegt hij.

Bij de lift vertelt Jos Siersma (68) dat hij hier al jaren naar z’n zin woont. Maar de gepensioneerde politieman wil ook wel een trappenhuis met verse graffiti laten zien. Op de hagelwitte muur is ‘030 west’ gekalkt, plus een piemel. Siersma: „Dan denk ik: waarom doe je dat?”

Wijkbeheerder Johan Potters van wooncorporatie Woongroen is op de hoogte: „Ik laat dat overschilderen, want anders gaan anderen er nog meer bij kliederen.” Potters schat de leeftijd van de dader tussen de acht en zestien jaar. „Afgaande op de hoogte van de tekening. Hij kan best aardig tekenen trouwens, kijk maar naar die piemel. Hoewel die wel wat kort is, de ballen zijn relatief groot.”

Het is mooi om zo veel soorten mensen te ontmoeten. Mensen genieten van elkaars verschillen

Marieke van der Maten
psycholoog en inwoner van Nijenheim

Potters weet maar al te goed dat hier niet de welvarendste inwoners van Zeist te vinden zijn. „Sommigen hebben weinig te besteden. Het leven is ook achterlijk duur geworden. Voor 100 euro is de bodem van je karretje in de supermarkt net bedekt.” Maar mensen zouden ook meer hun best kunnen, meent hij. „Het wordt mensen gemakkelijk gemaakt. Je kunt hier je handje ophouden. En als je gaat werken, krijg je er vergeleken met je uitkering 100 of 200 euro per maand bij.” Echt arm zijn de mensen volgens hem vaak niet. „Mensen klagen wel, maar ze gaan vaak toch op vakantie en ze hebben moderne telefoons of ze hebben een hond die evenveel eet als twee volwassenen.”

Een speeltuin naast de flats.
Een vrouw loopt langs een van de flats.

Foto’s Merlin Daleman

Het echte probleem, meent Potters, is dat bewoners zich niet goed gedragen. „Dat hier overal camera’s hangen, is niet voor niets. En dat wij deze flats elke dag schoonmaken in plaats van eens per week, zegt ook wel wat.” Potters wil wel geloven dat bewoners hun afgedankte ijskasten naast de vuilcontainer zetten om zo 20 euro ophaalkosten te besparen. „Maar misschien doen ze het ook omdat ze maling hebben aan hoe de regels in Nederland zijn. Sommige mensen integreren niet.”

De wijkbeheerder somt voorbeelden van vandalisme op. Lange rijen fietsen worden omvergegooid. Spiegels worden kapotgeslagen. Deuren vernield. En in de gangen van de berging wordt gewaterd. „Dat is asociaal gedrag. Dan denk ik: ga pianospelen.” Hij wijst naar een piano in zijn kantoor, op de lessenaar staat de partituur van Love Story. „Kom hier spelen, dan doe je wat nuttigs.”


Lees ook

In beeld: armoede in Nederland

Edwin Kemper

Cameratoezicht

Met een ander perspectief bezien Kees van der Velden en Petra Bosse hun omgeving. In de lift naar de zevende verdieping knoopt Petra een gesprekje aan met twee vrouwen. Het gaat over nut en noodzaak van de coronaprik. Men twijfelt.

Aan tafel bij een boterham en krentenbol vertellen Petra (68) en Kees (63) dat ze hier al twintig jaar met veel plezier wonen. Ze groeten altijd overal iedereen en merken dat dan de schuchtere, afwachtende houding van veel mensen verdwijnt.

Het is niet altijd gezellig geweest. Jaren geleden waren er buiten veel hangjongeren. „Daar hing een crimineel sfeertje”, vertelt Kees. „Een rottige plek.” Regelmatig werden auto’s in brand gestoken. Er werd heen en weer gereden met auto’s en scooters. De dreiging heeft ruim tien jaar aangehouden. Het cameratoezicht heeft geholpen. Er is geïnvesteerd in de wijk. De woningen werden gerenoveerd. Petra: „En er zijn meer Nederlanders bij gekomen. Het is geen getto. Ook worden er inderdaad wel mensen met grote problemen geplaatst. Maar dat zijn er niet heel veel, naar mijn indruk.”

Petra Bosse met haar partner Kees van der Velden in hun woning in Nijenheim, Zeist.
Foto Merlin Daleman

Kees is kunstenaar, postbezorger en doet correctiewerk. Petra is orthopedagoog, gepensioneerd lerares wiskunde en medewerker van een instituut voor huiswerkbegeleiding. Ze geeft nog steeds bijles.

Kees: „Ik ben blij dat we in deze omgeving wonen. Anders hadden we nooit zo veel verschillende soorten mensen leren kennen voor wie je anders misschien een beetje huiverig was geweest.” Verdraagzaamheid en begrip zijn geen uitzondering. „Familie is te veel gezegd. Maar het voelt als een dorp. Je kunt op elkaar rekenen.”

Petra: „Drie mensen hebben onze huissleutel. Onze bovenbuurvrouw geven we met Oud en Nieuw oliebollen. Daar krijgen we twee flessen wijn voor terug.”

Kees: „Haar zoon werkt in de horeca.”

Petra: „Maak een gebaar en mensen doen wat terug. Zo werkt het.”

Sommige mensen gun ik echt een dosis allochtonen. Zodat ze wat toleranter worden

Kees van der Velden
kunstenaar en inwoner van Nijenheim

Veel flatbewoners hebben het niet breed. Die helpen ze af toe, met kleren, of een bijles voor een paar euro. Petra: „Ik had hier een meisje dat talent had en veel huiswerkbegeleiding goed zou kunnen gebruiken. Maar haar vader werkt in een pizzeria en haar moeder maakt weleens schoon bij mensen thuis. Zij kunnen geen 400 euro per maand voor huiswerkbegeleiding betalen. Ik heb het zo kunnen regelen dat het meisje daar toch terechtkan en dat haar moeder daar schoonmaakt.”

Je moet het met elkaar zien te rooien, is hun motto. Petra herinnert zich een bezoek aan een zwembad in Dalfsen. „Ik had mijn jas op een stoel gelegd. Vervolgens legt iemand uit het dorp die jas op de grond. Dat was haar stoel. Want mensen uit het dorp gaan voor. Eigen volk eerst. Zo benepen.” Kees: „Dat soort mensen gun ik echt een dosis allochtonen. Zodat ze wat toleranter worden.” Petra: „Als straks de helft van Nederland allochtoon is, dan moeten we nu zorgen dat we het goed met elkaar hebben.”

Een gemeenschappelijke deur naar de vijfde verdieping van een flat in Nijenheim.
Enkele achterzijdes van flats, bezien van een hogere verdieping.

Foto’s Merlin Daleman

Zonwering

In de flats wonen ook acht gezinnen die, in aparte woningen, een christelijke woongroep vormen. Ze proberen de saamhorigheid in de flats te vergroten en bestieren een buurthuisje waar bewoners af en toe koffie kunnen drinken en soep eten. Ook gaan ze samen vuil prikken. Een van de leden is Marieke van der Maten (41), moeder van vier kinderen en psycholoog in de jeugd-ggz. Ze woont er sinds vijf jaar. Blijdschap en ergernis wisselen elkaar af. „Het is mooi om zo veel soorten mensen te ontmoeten. Mensen genieten van elkaars verschillen. Je doet waardevolle ervaringen op. Zo wordt hier bijvoorbeeld iedereen uitgenodigd voor een bruiloft.”

Tegelijk is het „ingewikkeld” om „dicht op elkaar” te moeten wonen. „Het is hier vaak vies, er is altijd reuring. Daar baal ik weleens van.” Veel bewoners zijn krap behuisd, zelf heeft ze een ruimere woning. Wel zou ze graag zonwering willen. „Het kan hier erg warm worden.” En ze begrijpt weinig van het voornemen om op de plaats van de voetbalkooi een vierde flatgebouw neer te zetten en de kooi te verplaatsen. „Ik begrijp de behoefte aan woningen. Maar het is hier al zo vol. Waarom een extra flat neerzetten in een buurt die al zo kwetsbaar is?”


Lees ook

Terug naar de L-Flat in Zeist

Terug naar de Flat