De advocaat gebruikt voor zijn praktijk een vaste telefoon. Maar die neemt hij alleen op als hij op kantoor is

De zaak

Na tien minuten verandert de streng zakelijke sfeer bij het Hof van Discipline in Utrecht – er kruipt verbazing binnen en een zeker mededogen. Er ís iets met mr. B, maar wat? De kern van de kwestie was dat de man al bijna twee jaar onvindbaar, of in ieder geval onbereikbaar was. Niet alleen voor z’n cliënten, voor z’n deken, maar ook voor het Hof zelf. Dat had de zitting van vandaag graag een uurtje vervroegd. Maar kreeg dus geen telefonisch contact. En liet vervolgens het oorspronkelijke tijdstip maar staan. Wie weet zou hij toch komen?

Maar daar is hij dan, nog op tijd ook. „Prettig kennis met u te maken”, zegt de deken van het arrondissement Noord-Nederland bij de kapstok op de gang. Ze probeert hem sinds begin vorig jaar al te ontmoeten. Vergeefs. Op de ‘last onder dwangsom’ die ze hem oplegde om hem aan zijn wettelijke plichten te laten voldoen, reageerde hij niet. Betalen deed hij evenmin, ook niet de verplichte bijdrage aan de Orde. Aan beloften die hij deed bij de zeldzame keren dat er wel telefonisch contact was, hield hij zich niet.

Mr. B. blijkt een oudere man met wit haar, bril, blauw pak, wit overhemd en zwarte schoenen. Behalve voor zaken in de sociale zekerheid biedt hij zich ook aan voor kwesties over arbeid, huur, onderwijs en koop. De klacht van de deken tegen hem is in januari al gegrond verklaard, bij de Raad van Discipline, de tuchtrechter in eerste aanleg van de advocatuur. Hij werd „geschrapt van het tableau”.

Onbereikbaar

Aan geen enkele wettelijke plicht voor advocaten zou hij hebben voldaan. Geen ‘opgave nieuw kantoor’ toen hij zijn praktijk verhuisde van Utrecht naar Drenthe. Geen antwoord op een klacht bij de deken van een cliënt dat hij onbereikbaar was. Net als de opgave van een specialisatie in het rechtsgebiedenregister met de bijbehorende behaalde opleidingspunten. Evenals het ‘openbaar en publiekelijk’ toegankelijk maken van die registratie. Zich niet houden aan zijn toezeggingen komt neer op het ontwijken van toezicht, meent de deken.

Maar nu tekende mr. B. toch beroep aan. Een definitieve schorsing zónder vragen te beantwoorden, „dat gaat te ver”. En dus voert hij nu wel het woord, zij het summier en alleen. De advocaat heeft geen advocaat meegenomen. Hij vertelt over de tegenslag die zijn viermanskantoor in het Gooi had. Hij bleef over met één collega – daarna ging het eigenlijk mis. Door stress kreeg hij een tia, een mini-beroerte. Nu heeft hij nog vier cliënten, hoofdzakelijk in de sociale zekerheid. Die wil hij nog graag kunnen bijstaan.

Maar voor dat rechtsgebied is toch helemaal geen advocatenregistratie nodig, zegt een van de vijf tuchtrechters. Behalve dan voor één zaak bij het Gerechtshof, antwoordt hij. Precies die cliënt belde ons deze week in paniek op, merkt de deken verontwaardigd op. De zitting is over twee weken en ze krijgt geen contact met u. Hoe zit dat met uw bereikbaarheid, informeert een tuchtrechter. B. zegt voor z’n praktijk een vaste telefoonlijn te gebruiken. Maar die neemt hij alleen op als hij op kantoor is. Z’n mobiele nummer is privé.

Praktijk afwikkelen

„Ik ben van plan me voor 1 januari te laten uitschrijven”, zegt B. En „ik hoop dat ik de kans krijg om mijn praktijk netjes af te wikkelen”.

Wat vindt de deken? „Dit is geen manier van doen”, zegt ze, „zo moet het toch niet gaan”. En als u nou ziek wordt, wat heeft u dan geregeld, vraagt een tuchtrechter. B. draait er omheen. Die kans zou niet groot zijn. En anders vraagt hij wel uitstel. Hij is advocaat sinds 1992 – sindsdien kreeg hij twee keer een waarschuwing van de tuchtrechter. Maar niet voor grote kwesties, wordt vergoelijkend opgemerkt achter de rechtertafel. Dan is de stap naar een definitieve schorsing „best groot”.

Het oordeel

Het Hof van Discipline vindt de klacht zo ernstig dat het vervroegd uitspraak doet. Dus niet na de gebruikelijke acht weken maar al na één week, wat als de ‘kortst mogelijke termijn’ geldt. B. wordt, net als eerder door de Raad van Discipline, nu ook door het Hof geschrapt als advocaat. En mag dus met onmiddellijke ingang zijn beroep niet meer uitoefenen. Wat praktisch betekent dat hij zijn laatste zaak bij het gerechtshof niet meer kan bepleiten. Ook moet hij de kosten van de procedure bij het Hof betalen: 1.000 euro voor de staat en 1.000 euro voor de Orde.

Het Hof heeft er geen vertrouwen in dat B. nog in staat is om zijn laatste vier lopende zaken correct af te wikkelen. Hij „heeft problemen met het agenderen van zaken, met het (na)bellen van cliënten en dat alles kan een inhoudelijke behandeling van zijn zaken ook niet ten goede komen.” Het is niet verantwoord om hem nog langer zijn praktijk te laten uitoefenen.

Daarbij maakte hij op de zitting een slechte indruk omdat hij „niet of nauwelijks reageerde” op de opsomming van regels en eisen waaraan hij niet heeft voldaan.

In deze rubriek beschrijven de verslaggevers elke week een opvallende rechtszaak.