Opinie | Nu de PVV  merkt hoe ingewikkeld regeren kan zijn, steekt autoritaire verleiding de kop op

Een flankpartij die zich matigt wordt in Den Haag doorgaans beloond met regeringsverantwoordelijkheid. Het is geen liefdadigheid. De ervaring leert dat regeren zoveel aanpassing vereist dat zo’n partij vanzelf wegzakt: gun ze de macht en ze graven hun graf.

Geert Wilders is één van de weinige politici die deze valkuil altijd wist te ontlopen. Als gedoogpartner van Rutte I (2010-12) handhaafde hij zijn destructieve houding: het kabinet sneuvelde vroegtijdig. Toch leek hij vorig jaar alsnog tot matiging bereid: Geert Milders. Hij won de verkiezingen, en ondertekende in de formatie een ‘basislijn’ voor behoud van de democratische rechtsstaat.

Maar nu is daar de oude Wilders weer. Wilde tweets, wilde claims, woede op de burgemeester van Amsterdam: minder minder Milders.

Sinds midden vorige week zat hij duidelijk in een dipje. Toen Mark Rutte als nieuwe NAVO-baas zei Oekraïne te willen toelaten, reageerde hij donderdag: „No way”. Toen de NOS in de fout ging met een video over Hezbollah (en dit netjes rechtzette), meende hij zaterdag: „Herstel is mooi, opheffen is beter.” Later die dag beschuldigde hij „linkse oproerkraaiers en delen van de links-liberale elite in politiek en media” dat ze na 7 oktober 2023 „antisemitisme en de Jodenhaat direct [hebben] gevoed”.

En daags erna, zondag, kon ook coalitiegenoot Dilan Yesilgöz (VVD) de pot op. Zij maande minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) bij WNL tot spoed. „Een gotspe”, meende Wilders, voor een partij die „tien jaar verantwoordelijk was voor het falende asielbeleid”.

De zon, die volgens Wilders dankzij het kabinet weer ging schijnen, had blijkbaar een paar snipperdagen.

Afgelopen maandag, 7 oktober, verloor hij zijn zelfcontrole. Het was natuurlijk de vraag of uitgerekend die dag geschikt was voor pro-Palestijnse demonstraties, zoals een theologiestudente in NRC schreef. Maar het demonstratierecht is een fundament van de democratie, waar geen burgemeester omheen kan. In de hoofdstad liepen ’s middags confrontaties tussen pro-Palestijnse demonstranten en deelnemers aan de herdenking uit de hand.

Wilders dropte zijn bommetje: „Het land uit met dat tuig. En Halsema mag mee.”

Je kon denken dat het, alweer, consequentieloos spektakel was. Dit leek me in dit geval te simpel. Want wie hieraan geen betekenis hechtte, hecht er ook geen betekenis aan dat de grootste partij de ‘basislijn’ ter bescherming van de rechtstaat al binnen honderd dagen inruilt voor het omgekeerde: de autoritaire verleiding.

Inconsistentie (1)

Allerlei inconsistenties spelen hier doorheen. Zo draait het demonstratierecht uiteraard om de vrijheid van meningsuiting. Die is nooit onbeperkt, zoals Wilders door zijn veroordeling voor zijn minder Marokkanen-uitspraak heeft ervaren. Maar het punt is: juist hij heeft zich altijd tegen beperkingen verzet. Bijvoorbeeld: toen het Europees Hof van Justitie in 2018 een Oostenrijkse veroordeelde wegens belediging van de islam, eiste Wilders in het Vragenuurtje opheldering van de toenmalige minister van Justitie. Mensen, betoogde Wilders, moeten alles kunnen zeggen: „Ik wil geen Hof dat mij de mond snoert.”

Een eerste inconsistentie: als hij zelf spreekt, verzet hij zich tegen elke begrenzing, alles moet gezegd kunnen worden. Maar willen anderen zich uiten op een moment en locatie die hem tegenstaan, en er komen opstootjes, dan moet een burgemeester de demonstratie verbieden. En anders allemaal het land uit.

Bovendien eiste hij in 2018 óók dat het kabinet, in strijd met de scheiding der machten, afstand nam van het Europees Hof. Het liet – toen al – zien hoe weinig die latere basislijn voor hem betekent, waarin staat: „Men zal bijdragen aan (..) een positief bestuurlijk klimaat. De instituties die de rechtsstaat dragen zullen gerespecteerd en beschermd worden.”

Inconsistentie (2)

In een onthullend gesprek met de NOS liet hij zich dinsdag opnieuw gaan. U respecteert de ‘basislijn’ niet, constateerde de verslaggever. „Omdat ik geen enkel respect heb voor mevrouw Halsema!” En: „Een burgemeester die haatdemonstraties toestaat, twee keer per jaar (…), die verdient geen respect, die moet weg.”

Een tweede inconsistentie. In de praktijk wijst de gemeenteraad al jaren de burgemeester aan, waarna het kabinet – een formaliteit – de kroonbenoeming goedkeurt. En aan die kroonbenoeming, betoogde Kamervoorzitter Martin Bosma in 2018 namens de PVV, moet zo spoedig mogelijk een einde komen. Dat is een „feodaal iets, iets wat herinnert aan het verleden”, aldus Bosma toen.

Alleen: met het pleidooi voor Halsema’s ontslag, woensdag in de Kamer, bepleit de PVV nu in feite terugkeer naar de oude benoemingsprocedure, waarbij alleen het Rijk bepaalt welke burgemeester een gemeente krijgt. Een boeiende positie voor een partij die al jaren voor de gekozen burgemeester pleit.

Inconsistentie (3)

Verder blijft het bijzonder dat Wilders augustus 2022 een Hongaarse onderscheiding in ontvangst nam, toegewezen op aanbeveling van premier Viktor Orbán, wegens zijn „consistente steun aan Hongarije” en „verzet tegen illegale immigratie”. Het gebeurde een maand nadat Orbán de Joodse gemeenschap in zijn land schokte met een pleidooi tegen rassenvermenging. Een naaste adviseur, al twintig jaar werkzaam voor hem, trad af: Orbáns „pure nazi-tekst” herinnerde haar aan Goebbels. (Later nuanceerde ze haar kritiek.) De opperrabijn van Hongarije was ontzet. Het Internationale Auschwitz Comité legde een verband met „de donkere dagen van uitsluiting en vervolging”.

Een derde inconsistentie: zoveel zorgen over antisemitisme in Nederland, zo weinig over de steeds terugkerende kritiek van antisemitisme op Orbán.

Vorige week zondag liet Wilders zich, op bezoek in Italië, nog met Orbán en een rechts-radicale Italiaan op de foto zetten: „De patriotten van Europa worden sterker en sterker.” Interessant dat hij wél vaderlandsliefde in het buitenland ervoer, in het bijzijn van alleen buitenlandse collega’s.

Foto Jeroen Jumelet/ANP

Dat in deze coalitie meer autoritaire sentimenten leven, bleek uit Kamervragen van BBB inzake de NOS-berichtgeving over Hezbollah. Na Wilders – zie hierboven – begon BBB dinsdag in de zaak te poeren. Netjes verwees de fractie naar een website van het Rijk die vermeldt dat de overheid zich niet heeft te bemoeien met de inhoud van berichtgeving, tenzij de wet is overtreden.

Maar hoewel nergens uit de vragen aan minister Eppo Bruins (Media, NSC) bleek dat er een redelijk vermoeden van wetsovertreding is, zinspeelde BBB er niettemin op dat de overheid tegen mediafalen zou moeten opstaan: „Bent u bereid het Commissariaat voor de Media te verzoeken de verslaggeving van het NOS Journaal van de dood van Hassan Nasrallah te beoordelen en hierbij na te gaan of deze voldeed aan de hoogste journalistieke eisen van zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, ongebondenheid, pluriformiteit en objectiviteit die we van dit met belastinggeld gefinancierde nieuwsprogramma mogen verwachten?”

In de ‘basislijn’ waren „onafhankelijke instituties” zoals „de media” nog „van groot belang”. Hier werd juist gemorreld aan die onafhankelijkheid. 

Praten

Zo werd het een week met een ongemakkelijke oogst. Kamerleden die het ontslag van een burgemeester eisten terwijl gemeenteraadsleden daarover gaan. Een Kamerlid dat de uitzetting van mensen eisten terwijl de rechter dat – eventueel – bepaalt. Een minister die door een bevriende coalitiepartij werd gevraagd, al dan niet geadviseerd door het Commissariaat van de Media, mediaberichtgeving te beoordelen. Terwijl bij die partij blijkbaar het inzicht ontbrak dat media dit zélf horen te organiseren – omdat anders het gevaar van overheidspropaganda levensgroot is.

Het is steeds hetzelfde: de hijgerigheid van de korte klap zonder oog voor de gevolgen.

Intussen wil het diezelfde coalitiepolitici maar niet lukken de belangrijkste opdracht van de kiezer – een strenger migratiebeleid – na honderd dagen op poten te zetten. Minister Faber praat veel maar brengt weinig. Het resultaat deze week is als volgt. Staatsnoodrecht: geen steun in de senaat. Ontmoedigingsborden asielzoekerscentra: Tweede Kamer tegen. Spreidingswet: eerst nog jaren handhaven, nu toch snel intrekken (maar wat dan?). Opt-out Europees asielstelsel: rechtse ministers uit andere EU-landen zien er niets in

Puntje

En wat ontbreekt: kennis. In het recordjaar 2001 moest de rijksoverheid 83.000 asielzoekers opvangen (volgens het COA waren er mei dit jaar 69.000). Destijds werd het staatsnoodrecht niet ingeroepen. Er kwam geen spoedwet. Iedereen kan in de Justitiebegroting 2002 – september 2001 uitgebracht door minister Korthals (VVD) en staatssecretaris Kalsbeek (PvdA) – de toenmalige aanpak teruglezen.

De staat ging asielverzoeken sneller afhandelen zodat het eerder tot uitzettingen kwam, waarmee Nederland als eindstation voor mensensmokkelaars minder aantrekkelijk werd. Het vereiste geen krimp maar uitbreiding van de opvangcapaciteit: „Hiervoor wordt geïnvesteerd in de vestiging van een vierde aanmeldcentrum in Ter Apel.” Het resultaat, een jaar later, volgens het COA: „2002 markeert de omslag van een jarenlange toename van het aantal asielzoekers naar een sterke daling.”

Dus wat het kabinet nu doet – het tekort in de opvang handhaven, de Spreidingswet intrekken – is precies, zo leert het toenmalige succes, wat niet werkt. Misschien een puntje om, tussen de hijgerigheid door, even bij stil te staan.