Meneer de president, wat een eer om in uw aanwezigheid te zijn op dit historische moment, zo luidt de van sarcasme druipende titel van een tekening van Beatriz González uit 1987. Daarop is de Colombiaanse president Belisario Betancur te zien, te midden van een gezelschap, met voor zich op tafel een papier – kan een wetsvoorstel zijn – en een dood lichaam. Een verschrikking ligt letterlijk voor hem, terwijl hij en zijn slippendragers net doen alsof dat niet het geval is. Sterker nog, de president zit zelfvoldaan te glimlachen.
Een jaar later zette González de scène nog wat vetter aan, in een schilderij met dezelfde titel. De kleuren zijn zo vrolijk dat ze de schijnheiligheid nog meer benadrukken. Het lijk is vervangen door een bloemstuk – wat bewijst dat in de juiste setting zelfs bloemstukken bijna sarcasme kunnen uitstralen. En die glimlach, die is nog net zo zelfvoldaan.
Een overzichtstentoonstelling van de hier weinig bekende Beatriz González (91) past bij de groeiende belangstelling in de Europese kunstwereld voor The Global South. Het Tilburgse museum De Pont presenteert haar als ‘schilder van het Colombiaanse geheugen’, een grande dame van de Latijns-Amerikaanse kunst. Een aantal monumentale schilderingen in de expositie, over oorlog en vrede, maakte ze in 2022, het jaar dat ze 90 werd. Sinds ze in 1962 begon met schilderen, hanteert ze zowel veel kleur als ook een kritische blik en politiek engagement. Geboren in 1932 maakte ze veel van de turbulente geschiedenis van haar land mee: een continue strijd tussen het regeringsleger en paramilitairen zoals de FARC, met veel drugsgeweld door machtige kartels. Die geschiedenis verwerkt ze in haar kunst.
Bloedbad
Het ‘historische moment’ uit bovengenoemde titel verwijst naar de bezetting van en gijzeling in het Paleis van Justitie in 1985 door paramilitairen, waarbij president Betancur een omstreden rol speelde. Hij voerde geen onderhandelingen, het leger reageerde met geweld, wat leidde tot een bloedbad en een grote brand. Betancur hulde zich hierna in stilzwijgen, zonder een poging de schuldigen te straffen. Waardoor justitie, of rechtvaardigheid, in meer dan één opzicht in vlammen opging volgens González – die deze kunst ongetwijfeld vol woede heeft gemaakt.
Deze twee kneiterharde kunstwerken zijn grimmiger dan het werk dat ze daarvoor maakte. Geïnspireerd door pop-art was González in de jaren zestig nieuwsfoto’s en religieuze voorstellingen gaan naschilderen met emailleverf die werd gebruikt voor reclameborden. Niet omdat ze zo graag mee wilde doen met een Amerikaanse stroming, maar als een manier om de Colombiaanse beeldcultuur te verrijken en te becommentariëren.
De overlap van high en low art vertaalde ze naar schelkleurige madonna’s en piëta’s die ze aan meubels bevestigde. Of naar een gordijnprint die ze in 1981 maakte met daarop de vorige president tussen dames in galajurken, waarmee ze wilde uitdrukken hoe hij zich verschuilde achter de schone schijn van feestjes.
Na de desastreuze brand in het Paleis van Justitie volstonden zulke ironische speldenprikken echter niet meer. De Colombiaanse geweldsspiraal verhardde, haar werk ook. ‘Rouw’, ‘De Levenlozen’ en ‘Oorlog en Vrede’ zijn drie van de thema’s waarmee de tentoonstelling haar ommezwaai laat zien.
Het is soms wel even zoeken. Vaak gebruikt González subtiele beeldelementen en symbolen die veel kijkers misschien niet zullen opvallen of kennen. Zo zien we op de presidentswerken in de achtergrond een muurschildering, zoals die in Latijns-Amerika veel gemaakt werden. In haar kritiek op het presidentiële gezelschap neemt ze zo ook nog even het muralisme op de korrel, als zijnde te spierballerig. De kippen op een schilderij van een vermoorde man verwijzen naar het feit dat lijken kippenvoer werden genoemd. En in een ander werk hangt boven doodskisten een lamp die ze overnam van Picasso’s Guernica.
Foto’s: Juan Rodríguez Varón, Julio César Flórez
Katholieke piëta’s
Dat je die lagen niet ziet, of kunt plaatsen, hoeft geen gemis te zijn, als het werk zelf maar krachtig genoeg is.
Vaak lukt dat. De armgebaren van mensen die hun doden bergen doen denken aan katholieke piëta’s. Maar de schilderijtjes van huilende gezichten zijn vooral vlak, pathetisch. Veel krachtiger is een schilderij van een dode in een kist die door een schim wordt toegedekt met een deken waar roofdieren op geborduurd zijn. Hierdoor ontstaat een overloop tussen realiteit en droom in een wereld waarin helemaal niets meer klopt en de waanzin regeert.
Die nadruk op zo’n banaal detail als een deken werkt goed. De dood en peilloos verdriet worden nog sterker door het contrast met het alledaagse. Zoiets doet González ook in ander werk. Zo maakte ze decoratieve banden van posters met daarop vermoorde of rouwende figuren, die ze ook in het straatbeeld als posters liet plakken – de dood in lieflijke decoratie. Op een begraafplaats in de Colombiaanse hoofdstad Bogotá liet ze beeltenissen aanbrengen van lijkdragers bij 9.000 graven van ongeïdentificeerde doden – een aanklacht tegen het geweld in haar land (2007-2009).
Kleinere versies van deze buitenkunst zijn op wanden in het museum geplakt. Eén muur is behangen met silhouetten van mensen die hun huisraad en eigendommen meesjouwen: de desplazados, de ontheemden die door de continue strijd in Colombia op de vlucht slaan. Mensen verworden zo tot anonieme poppetjes van wie je de afbeelding kunt blijven herhalen. Hun individualiteit gaat verloren in geweld dat doorgaat als een gebed zonder einde, of, als behang dat eindeloos, per strekkende meter, kan worden gedrukt.
Lees ook
‘Misschien zijn ze in Europa nu pas toe aan mijn werk’, vermoedt de Colombiaanse kunstenaar Beatriz González