Waarom System of a Dow-zanger Serj Tankian liever activist is dan artiest

„Zijn we een veredelde coverband?” Het is een eerlijke en moedige vraag, die Serj Tankian (Beiroet, 1967) aan het eind van zijn autobiografie stelt. De zanger van System of a Down heeft dan al in ruim driehonderd pagina’s uitgelegd hoe hij – als enige van die vierkoppige metalband – worstelt met het rocksterrenbestaan. Hij vindt eindeloos toeren en teren op oude successen niet alleen een lichamelijke uitputtingsslag, maar vooral ook geestdodende tijdverspilling. Bovendien is de band behalve „een disfunctionele familie” ook een „creatieve gevangenis” waarin hij zijn ei nauwelijks kwijt kan. Te vaak wordt zijn inbreng geweigerd en ontaardt samen musiceren in armpje drukken met gitarist Daron Malakian.

Keer op keer hetzelfde doen en wéér dezelfde, stokoude nummers spelen, vraagt hij zich hardop af in zijn memoires Down with the System: „Heeft dat nog iets te maken met kunst?”

Zoveel muzikale zelfreflectie lees je niet zo snel in een rockbiografie, maar Tankian is dan ook niet de zoveelste doorsnee metalhead. Sterker nog: eigenlijk is hij helemaal geen metalhead, maar een laatbloeier die wat op een oud keyboard pingelde en toevallig probeerde te zingen toen de frontman van zijn eerste bandje niet kwam opdagen voor een repetitie.

Hij is eerder activist dan artiest, benadrukt hij, en voor hem is dat „niet politiek, maar persoonlijk”. Op zijn zevende ontvluchtte hij met zijn (op hun beurt uit Armenië gevluchte) ouders zijn geboorteplaats Beiroet, toen in Libanon een burgeroorlog uitbrak. Wie van dichtbij meemaakt hoe het „bommen regent”, schrijft hij, voelt levenslang „een stemvork van angst in zijn lijf trillen”.

Het is niet het grootste oorlogstrauma uit zijn familie. Zijn grootouders hebben aan het begin van de twintigste eeuw wonder boven wonder de Armeense genocide weten te overleven. De volkerenmoord op circa een miljoen Armeniërs wordt door Turkije nog steeds betwist. Aan zijn opa zweert Tankian dat hij er alles aan zal doen om diens verhaal aan zoveel mogelijk mensen te vertellen.

Aanslagen en olie

Belofte maakt schuld. Het zorgt ervoor dat de zanger het als zijn „levenswerk” ziet om „harde en ongemakkelijke waarheden te verkondigen” – ook als hem dat „vrienden, fans en misschien ook wel de band kost”. Zo publiceerde hij in de hoogtijdagen van System of a Down – 48 uur na de aanslagen van 9/11 – een essay (‘Understanding Oil’) op de site van de band, waarin hij beschreef waarom Amerika de aanslagen min of meer over zichzelf had afgeroepen.

Een overduidelijk geval van: too soon. Uiteraard breekt de pleuris uit, van boycots door radio- en tv-stations tot doodsbedreigingen. Samen met de hele natie is ook de rest van de band ziedend. Ze vrezen niet alleen voor hun leven, maar moeten toezien hoe hun zanger hun carrière torpedeert – net op het moment dat het tweede album Toxicity op nummer één staat.

Dat succes was sowieso al niet vanzelfsprekend voor het progressieve en eigenzinnige geluid dat Tankian zeer treffend omschrijft als „een niet te classificeren botsing van agressieve metalriffs, onconventioneel tollende ritmes en Armeense folkmelodieën waarbij ik teksten grom, schreeuw en croon die binnen één regel kunnen omslaan van avant-garde en dadaïstische dwaasheid naar razende sociaal-politieke tirades”.

Loopgravenoorlog

Op de golven van de net opgekomen nu-metal én onder de vleugels van producer en goeroe Rick Rubin vulde de band binnen de kortste keren uitverkochte stadions. Rubin redt ook hun grootste hit, ‘Chop Suey!’ Na een meditatiesessie moedigt hij Tankian, die tekstueel is vastgelopen, aan om „op het universum te vertrouwen”. Hij moet een willekeurig boek uit Rubins bibliotheek trekken, blind zijn vinger op een pagina laten landen en kijken wat daar staat. Dat wordt Jezus’ verzuchting: „Father, why have you forsaken me.” Precies wat het nummer nodig had, weet de zanger.

De band grijpt het succes aan om overal hun zaak te bepleiten: de Armeense genocide moet door zoveel mogelijk landen worden erkend. Tijdens een ontnuchterende lobby langs Amerikaanse congresleden ontdekt Tankian dat alle politici het met hem eens zijn, maar tegelijkertijd toegeven handelsbelangen en militaire deals met Turkije belangrijker te vinden. Het zal tot 2021 duren tot de Verenigde Staten de genocide officieel erkennen. En zelfs die mijlpaal blijkt uiteindelijk „zoals altijd een cynische geopolitieke realiteit” te zijn: de VS willen de Turken terechtwijzen omdat ze raketten hebben gekocht van de Russen.

Tegen die tijd heeft Tankian zijn diplomatieke loopgravenoorlog met System of a Down uitgevochten. Hij vindt het prima soms wat grote shows te spelen, maar richt zich vooral op zijn solocarrière (twee weken geleden verscheen de EP Foundations). Je hoeft het boek niet te lezen om te zien hoe tevreden hij daarmee is. Want Tankian mag dan schrijven dat hij zich na het gesteggel met zijn „broeders” heeft verzoend, in het acht pagina’s tellende beeldkatern zijn ze op geen enkele foto terug te vinden.