In een van de grootste corruptie-onderzoeken in de recente geschiedenis zijn de rollen sinds dinsdag omgedraaid. Niet de oliebedrijven Shell en Eni, die verdacht werden van betaling van ruim 1 miljard euro smeergeld in Nigeria, zijn veroordeeld, maar de twee officieren van justitie die het onderzoek leidden.
Dinsdag veroordeelde de rechtbank in Brescia de Italiaanse magistraten Fabio De Pasquale en Sergio Spadaro tot een voorwaardelijke celstraf van acht maanden. Zij zouden hebben verzuimd een voor de oliebedrijven ontlastend document in te dienen bij de rechtbank in Milaan, waar zij jarenlang onderzoek deden naar mogelijke omkoping door Shell en Eni.
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) prees de beide magistraten twee jaar geleden nog expliciet voor de kwaliteit van hun werk, dat ze onder grote druk uitvoerden. Drago Kos, voormalig voorzitter van de anticorruptietak van de OESO, noemt de veroordeling van de officieren tegenover NRC „verwoestend” voor de bestrijding van internationale corruptie. „Het kan zijn dat er een fout is gemaakt in de procedure tegen Eni en Shell. Maar ik heb nog nooit, zelfs niet in de meest corrupte landen, gezien dat een aanklager een celstraf krijgt wegens een procedurele fout. Het signaal dat hiervan uitgaat, is: aanklager, begin hier niet aan, raak deze bedrijven en mensen niet aan.”
Vrijgesproken
De zaak draait om het enorme olieveld OPL 245, voor de Nigeriaanse kust. Shell en Eni kochten de exploitatierechten ervan in 2011 voor ruim 1,3 miljard dollar (tegenwoordig 1,2 miljard euro). Het overgrote deel van de koopsom eindigde via de Nigeriaanse overheid in de zakken van politici en ambtenaren die over het olieveld beslisten. De oliebedrijven werden uiteindelijk in 2021 vrijgesproken, omdat zij volgens de Italiaanse rechters niet verantwoordelijk waren voor wat de Nigeriaanse overheid met het geld deed.
Lees ook
Een koffer vol geheimen over olie, seks en omkoping door Shell
Kort nadat de twee Italiaanse officieren in hoger beroep waren gegaan tegen de vrijspraak, werden ze van de zaak gehaald omdat ze niet onpartijdig zouden zijn. Hun opvolger zag vervolgens af van een hoger beroep. Daarna werden De Pasquale en Spadaro zelf vervolgd. De Italiaanse premier Giorgia Meloni, die goede banden onderhoudt met Eni, mengde zich in mei van dit jaar in de zaak toen ze haar verbazing uitsprak over het uitblijven van disciplinaire maatregelen tegen De Pasquale.
In een open brief vragen twintig anticorruptie-experts uit diverse landen, onder wie openbaar aanklagers, advocaten, hoogleraren en voormalig landelijk officier corruptiebestrijding Daniëlle Goudriaan, de OESO nu om een grondig onderzoek naar de „zeer verontrustende elementen” in de „agressieve aanval” op de twee officieren. De celstraf is mogelijk een opmaat naar de vernietiging van de Milanese afdeling voor internationale corruptiebestrijding, schrijven ze. „Dit lijkt op een poging om te voorkomen dat het Italiaanse rechtssysteem grote internationale corruptiezaken oppakt. Voor het groeiende aantal autoritaire regimes dat binnen de OESO aan de macht komt, is dit een welkome ontwikkeling.”
Gelijktijdig met het Italiaanse onderzoek liep in Nederland een strafzaak tegen Shell, waarvoor opsporingsdienst FIOD in 2016 het Haagse hoofdkantoor binnenviel. Nadat in 2021 Italiaanse rechters de oliebedrijven volledig hadden vrijgesproken, werd ook de zaak tegen Shell geseponeerd.
Berlusconi
Voormalig ster-aanklager De Pasquale voert al decennia strijd tegen oliebedrijf Eni. In het begin van zijn carrière deed hij onderzoek naar voormalig premier Bettino Craxi, die in een corruptieschandaal met Eni verwikkeld zat. De Pasquale leidde grote strafzaken tegen de maffia en kreeg Italiaanse politici zoals oud-premier Berlusconi veroordeeld voor belastingfraude. Nu heeft hij demotie gekregen. Hij doet weer kleine zaken op het Milanese parket, in plaats van complexe, internationale zaken.
Massimo Dinoia, de advocaat van de twee officieren, is verbijsterd over het vonnis. „Ik had dit niet voor mogelijk gehouden”, mailt hij vanuit Milaan. „Dit schept een gevaarlijk precedent. Aanklagers moeten autonoom en vrij van druk en inmenging van buiten besluiten kunnen nemen.”