Column | Geen zoetsappigheid en grapjes: de nieuwe musicalfilms kauwen al swingend op destructie

De hoogtij van de musical heb ik net gemist. Het genre was in zijn nadagen toen ik naar de bioscoop begon te gaan (leve de gescheiden vader die niet wist wat hij met zijn dochtertje aanmoest, daarom: naar de bioscoop!). Ik kreeg nog net twee meesterwerken mee, Mary Poppins (1964) en The Sound of Music (1965). De laatste die we deden was Hello Dolly (1969) en toen was het over. De jaren zestig waren afgelopen en de filmmusical erbij. Niet dat ik het erbij liet zitten. Ik ging ze jarenlang inhalen, raakte verslingerd aan hun uitbundigheid, aan de waanzinnige dansroutines. Ik viel als een blok voor Singin’ in the Rain en alle andere Gene Kelly-films. Voor een retrospectief op de Fred Astaires spendeerde ik een vakantie in het donker. Ook de duffere jarenvijftigmusicals vrat ik, van Oklahoma tot de tuttige song-and-dance van South Pacific (al was het maar om de bruikbare song ‘I’m gonna wash that man right out of my hair’). En nu kost het me weer uren dat op Instagram steeds andere dansers breed lachend elkaar aftroeven met hetzelfde stukje uit Chicago (‘We both reached for the gun’), want me losscheuren lukt slecht.

Maar goed, op een enkele musical na die uit het theater naar de film doorlekte, was het afgelopen. Soms was er het genoegen van een nostalgische uitbarsting als La La Land. Ook Barbie knipoogde naar het verleden, met een stel stevige showballetten en één show-stoppende smartlap (‘I’m just Ken’).

Still uit de film Emilia Pérez.

Sinistere dansduetten

En ineens zie ik zomaar drie nieuwe musicalfilms in één week: Joker: Folie à Deux. Megalopolis. En Emilia Pérez, veruit de mooiste van de drie, over een transgender Mexicaanse drugsbaron. Trouwens, ik realiseer me dat ik er recent ook al één zag: in C’è ancora domani verbeelden sinistere dansduetten hoe de hoofdpersoon door haar man wordt mishandeld. Het geweld is gestileerd, haar blauwe plekken zijn echt. Maar door die dans hoeft wegkijken niet en juist dat komt hard aan.

De musicals-nieuwe stijl zijn andere koek. Geen zoetsappigheid, liefde en grapjes kunnen de personages zelf wel af. De dans is niet sensationeel maar menselijk. De songs bestaan omdat angst en beklemming vertaling behoeven, waar woorden tekortschieten. En die songs zijn niet optimistisch, ze zijn onversneden cynisch. Niet zelden leunen ze op navrante interpretaties van bekende hits en dat kan hard aankomen: de psychopatische Joker zingt ‘Bewitched’ en besmeurt het dromerige origineel van Doris Day met zijn troosteloosheid.

De traditionele musical bood escapisme. In het veilige duister van de bioscoopzaal hielp hij het publiek bij het verstouwen van crisis, oorlog en Koude Oorlog. De nieuwe musicals kauwen al zingend en swingend op de destructie van het individu (Joker). Op de blingbling-eigenwaan van extreem-rechts (Megalopolis). Op de levensrechten van transgenders (Emilia Pérez). Op femicide (C’è ancora domani). Peilloze ellende, maar muziek helpt met snappen en ontsnappen. Al is het maar even. Het is vreselijk en het is onmiskenbaar: de wereld is toe aan de wedergeboorte van de musical.