In drie dwarse Nederlandse films is de verbeelding aan de macht

Jezus is een vrouw met een baard in Het boek van alle dingen. En zo zijn er wel meer dingen net een beetje anders dan je verwacht in Ineke Houtmans verfilming van de gelijknamige autobiografische jeugdroman van Guus Kuijer over opgroeien in een eng-gereformeerd milieu in de jaren 50. Van kinderboekenschrijver Kuijer zijn we die gekantelde blik gewend. Het meest bekend zijn de – eveneens door Houtman verfilmde – anti-autoritaire Madelief-boeken, de Nederlandse Pippi Langkous.

In Het boek van alle dingen volgen we de negenjarige Thomas, die net als zijn moeder en tienerzusje onder de plak zit van zijn tirannieke vader, die zijn eigen onmacht plamuurt met Bijbelcitaten. Het is een vreemde wereld: warm van zonnige nostalgie en tegelijkertijd leeg en geïsoleerd, alsof er tijdens de wederopbouw geen leven was. Het is interessant om je af te vragen hoeveel kinderen in het Nederland van nu de religieuze details begrijpen. Vermoedelijk is deze film meer iets voor volwassenen of voor de levensbeschouwingsles. De jonge acteur Brandon Coene is overigens een perfecte Guus Kuijer. Je ziet de liefdevolle subversieve blik op de wereld ontstaan in zijn sprankelende ogen en de schrijver geboren worden.

Subversie en fantasie zijn ook ingrediënten van twee Nederlandse debuten: de queer coming-of-age Out van Dennis Alink en het totaal gestoorde Trip-Tych van Kevin Boitelle, die eerder meeschreef aan Mocro Maffia. Hij lijkt nu alle scenarioregels overboord te gooien in een grote hallucinante warboel van angst en het verlangen zich af te zetten tegen een filmestablishment waar hij ook bij wil horen. Trip-Tych is de intellectuele variant op Krazy House: een drieluik met dubbele bodems en inside grapjes over het maken van een waargebeurde horrorfilm over de moord op een groepje jonge acteurs. Je hoopt dat dit soort films een creatieve disruptie opleveren in het wel erg ingedutte Nederlandse filmwereldje, tegelijkertijd vrees je dat het nihilisme dat eruit spreekt als een slang in z’n eigen staart bijt.

Ook Out speelt zich af in de filmwereld. Aspirant-filmmakers Tom en Ajani vertrekken uit Twente naar Amsterdam om aan de filmacademie te gaan studeren, waarbij de relatie tussen de cinefiele Tom en de levenslustige Ajani op de proef wordt gesteld. Zo opgeschreven klinkt het als de perfecte logline. Maar gelukkig is niet alles zo voorspelbaar, dankzij de zwart-witstijl die doet denken aan de nouvelle vague (hommage of pastiche?) en de droge dialogen: „In de scenariovakklas heeft niemand iets van Tarkovski gezien.”

Er is een belangrijke overeenkomst: in alledrie de films is de verbeelding aan de macht, en dat is weleens anders geweest in de Nederlandse film. Graag meer hiervan dus, zelfs als het niet helemaal volgens Het Boek of het boekje is. Meer dialoogloze, episodische scènes uit Het boek van alle dingen, meer krankzinnigheid à la Trip-Tych, meer vrijgevochten cinefilie zoals in Out. Wat ook opvalt: alledrie bashen ze instituties: de kerk, het filmfonds, de filmacademie, de filmgeschiedenis. Trip-Tych neemt het Filmfonds op de hak met het clichébeeld dat het alleen Tweede Wereldoorlogfilms subsidieert; het thema van vadermoord is ook nog niet uit de Nederlandse film verdwenen.