Lee Miller moest het vuil van Dachau van zich af wassen. Samen met haar collega David Scherman had ze op 30 april 1945 het beruchte nazi-concentratiekamp bezocht, en ze had er de meest gruwelijke foto’s genomen. De geur van de stapels lijken zat nog in haar neus toen ze later die dag in München het appartement van Adolf Hitler betrad.
Miller liep naar de badkamer, zette haar modderige laarzen voor het bad, plaatste een ingelijste foto van de Führer op de badrand, kleedde zich uit, zakte in het warme water en liet Scherman een foto maken van het tafereel. In een vorig leven – voordat ze oorlogscorrespondent was – was Miller (naakt)model geweest voor de beroemdste fotografen van haar tijd. Ze wist wat ze deed.
„Dit was typisch Lee Miller”, zegt Judith Mackrell. „Ze vond het heerlijk dat de oorlog zo praktisch was, dat er geen druk op haar rustte om mooi te zijn. Aan de andere kant: ze verwerkte wat ze meemaakte met een combinatie van drank, seks en humor. Dus ja – ze had gewoon een bad nodig en dús nam ze een bad, maar het was natuurlijk helemaal geweldig om dat in het appartement van Adolf Hitler te doen.”
Deze week gaat in Nederland de film Lee in première, met Kate Winslet in de hoofdrol van de beroemde oorlogscorrespondent. Mackrell, die werkte voor de Engelse krant The Guardian voordat ze voltijds auteur van biografische non-fictie werd, kent het verhaal van Lee Miller goed, omdat ze een van de hoofdrolspelers is in haar boek Going with the Boys, Six Extraordinary Women Writing from the Front Line, dat verscheen in 2021.
In dit boek laat Mackrell zien tegen welke uitdagingen pioniers Helen Kirkpatrick, Virginia Cowles, Sigrid Schultz, Clare Hollingworth, Martha Gellhorn en Lee Miller aanliepen toen ze de Tweede Wereldoorlog vanaf het front wilden verslaan. „Een aantal van hen had al ervaring opgedaan tijdens de Spaanse Burgeroorlog, zoals Gellhorn, die daar was geweest met haar partner Ernest Hemingway. Maar die ervaring was weinig waard toen in 1939 de Tweede Wereldoorlog begon. Kranten waren niet bijzonder happig op vrouwelijke oorlogscorrespondenten, en het leger was aanvankelijk mordicus tegen.”
Waarom was dat?
„Vanwege het oude, atavistische idee dat vrouwen het zwakke geslacht zijn en dus niet bestand zouden zijn tegen de gruwelen van de oorlog. Verder was er de vrees dat vrouwen een storend element zouden vormen binnen een groep mannen die soms al jaren van huis waren. Die zouden dan wel eens seksueel opgewonden kunnen raken, of zo bezorgd zijn om de veiligheid van zo’n vrouw dat ze niet meer goed konden vechten.
„En dan was er nog het belachelijke probleem van de toiletfaciliteiten, de latrines. Aan het front konden er natuurlijk geen aparte toiletten aangelegd worden, en het idee was dat de mannen én vrouwen zich in die situatie ongemakkelijk zouden voelen.”
Er zullen begin jaren 40 genoeg vrouwen zijn geweest die daar inderdaad geen trek in hadden.
„Zeker, maar bij veel vrouwen leefde het besef dat dit een belangrijke oorlog was, een strijd waaraan ze hun steentje wilden bijdragen – als verpleegster, geheim agent of journalist. De correspondenten in mijn boek waren allemaal bijzonder ambitieus. Ze waren ook ontevreden met het leven dat ze leidden en zochten naar avontuur. Toen ze dat eenmaal gevonden hadden, raakten ze eraan verslaafd. Hun motieven verschilden daarmee eigenlijk niet van die van hun mannelijke collega’s.”
Lee Miller had al een bijzonder en bewogen leven achter de rug toen de oorlog uitbrak.
„Dat klopt. Ze werd verkracht toen ze zeven jaar oud was. Dat heeft een enorme invloed op haar karakter gehad, hoewel ze er zelf haar schouders over ophaalde. Ze wilde er niet over praten, maar die ervaring heeft er mede voor gezorgd dat ze aan alcohol verslaafd raakte en leed aan zware depressies.
„In 1929 trok ze naar Parijs om als fotograaf en model aan de slag te gaan. Ze was verbijsterend mooi en trok op met de surrealistische avant-garde van die tijd, mannen als de fotograaf Man Ray en Picasso. Lee was dus geen journalist toen Duitsland in 1939 Polen binnenviel. Dat vak – de nieuwsfotografie en het schrijven – moest ze al doende leren.”
Millers eerste bezoek aan het front was in 1944 in Normandië. Voelde ze zich ‘een van de jongens’ als ze met het leger optrok?
„Dat denk ik wel. We weten dat Lee intieme relaties heeft gehad met Amerikaanse militairen, maar ze was ook een echte tomboy, een wildebras. Ze was dol op het gevoel van kameraadschap dat ze ervoer als ze bij zo’n legereenheid was. Lee had zich altijd ongemakkelijk gevoeld over het feit dat mensen haar zo mooi en fotogeniek vonden. Het leven aan het front was voor haar veel eenvoudiger.”
De correspondenten uit uw boek waren moedig en werkten keihard om serieus genomen te worden als journalist, maar tegelijkertijd zetten ze regelmatig hun vrouwelijkheid en seksualiteit in om dingen gedaan te krijgen. Vonden ze dat niet problematisch?
„Nee, ze gingen daar heel pragmatisch mee om. Dit waren de jaren 40; feminisme betekende toen iets heel anders dan nu. Ze waren zeer ambitieus, en zoals Martha Gellhorn zei: het hielp enorm om een langbenige blondine te zijn.
„Clare Hollingworth had een kort kapsel en was de meest mannelijke van het stel, maar ze had ook een reeks affaires met machtige mannen die ze kon gebruiken. Deze vrouwen hadden zoveel obstakels te overwinnen, dat ze elk wapen in hun arsenaal benutten.
„Daarbij komt: het was oorlog. Iedereen leefde volgens het motto carpe diem. Pluk de dag, want het kon wel eens je laatste zijn. De kameraadschap van een ander lichaam was soms hard nodig tussen alle ellende.”
U concludeert dat uw hoofdpersonen een versie van de geschiedenis schreven ‘die werd gevormd door de realiteit van het vrouw zijn, en met een vrouwelijke stem’. Wat bedoelt u daarmee?
„Dat kwam vooral naar voren bij Lee Miller en Martha Gellhorn, die langere artikelen schreven voor tijdschriften. Zij maakten hun eigen ervaringen onderdeel van het verhaal, een verhaal dat vaak ging over het lot van gewone mensen. Het was niet zo dat mannen dat helemaal niet deden, maar bij deze vrouwen was het echt een belangrijk kenmerk van hun stijl.
„Ze merkten, net zoals latere generaties vrouwelijke oorlogsverslaggevers trouwens, dat mannen tegenover hen vrijer spraken over gevoelens en gedachten. Ik generaliseer hier natuurlijk – voor elk voorbeeld kan ik een tegenvoorbeeld verzinnen – maar ik denk ook dat ze net iets makkelijker toegaven dat ze niet alles wisten, dat ze chaotischer en emotioneler durfden te zijn bij het schrijven.”
Is dat misschien waarom de vrouwelijke oorlogsverslaggever zo in trek is in Hollywood? Eerder dit jaar was er ook in Pedro Almodóvars ‘The Room Next Door’ een hoofdrol voor een oorlogsreporter, gespeeld door Tilda Swinton. Kirsten Dunst was in ‘Civil War’ een journalist en Rosamund Pike speelde in 2018 de eenogige correspondent Marie Colvin in de biopic ‘A Private War’.
„Dat zou kunnen. Vrouwen geven je de kans om een ander soort verhaal over de oorlog te vertellen. De spanning die er bestaat tussen de aard van hun beroep en de verwachtingen over de rol van een vrouw als moeder, echtgenote of minnares, maakt vrouwelijke oorlogscorrespondenten interessant voor filmmakers, denk ik.
„Het interessante is natuurlijk dat een vrouwelijke verslaggever aan het front ondertussen helemaal niet bijzonder meer is. Ik citeer in mijn boek de Britse journalist Christina Lamb. Die keek in 2021 vlak voor de evacuatie van de Britten en Amerikanen uit Kabul de persruimte rond en concludeerde dat de helft van de aanwezigen vrouw was. Dat hebben pioniers als Lee Miller toch maar mooi bereikt.”