Opinie | Verdwenen: politici die samenwerken

Je hoort steeds meer over de binnenwereld van het kabinet. Iemand vertelde me over de onderraden van de ministerraad. In die onderraden vergaderen groepjes vakministers (over economische politiek, veiligheidsbeleid, etc.) elke dinsdagmorgen in aanwezigheid van ambtenaren. Tijdens de kabinetten-Rutte werden daar informeel bijna alle kabinetsbesluiten genomen, die de vrijdag erna in de ministerraad als hamerstuk werden afgedaan.

Maar in de eerste maanden van dit kabinet, begrijp ik, hadden de onderraden een ander karakter. „Alsof je naar een AO’tje zat te kijken”, zegt een waarnemer. Een AO’tje: een algemeen overleg ofwel commissiedebat in de Kamer – waarin leden opheldering eisen en verschillen van mening etaleren. Het omgekeerde van besturen.

Goed presterende kabinetten, vertelde ooit een oud-formateur, hebben een samenstelling die niet klopt. Je laat beeldbepalende ministers beleid uitvoeren waar ze zelf of hun eigen partij altijd tegen waren. Henk Kamp, minister van Economische Zaken op de rechterflank van de VVD, steunde in Rutte II (2012-17) het Energieakkoord waardoor sindsdien jaarlijks een miljard euro beschikbaar is voor de energietransitie. Oud-vakbondsman Wim Kok, PvdA-leider, dwong als minister van Financiën in Lubbers III (1989-94) bezuinigen op uitkeringen af waartegen hij jarenlang opponeerde.

Zowel Lubbers III als Rutte II hielden het bijna vijf jaar vol. De les: als bekende ministers bereid zijn de eigen reputatie op het spel te zetten voor de cohesie van een coalitie, wordt collegialiteit in de ministerraad de norm.

Therapeutisch

Kom daar nu maar eens om. Het kabinet-Schoof zit vol weeffouten. Zo kregen partijen bij de portefeuilleverdeling hun eigen onderwerpen. De PVV asiel met Marjolein Faber. De VVD overheidsfinanciën met Eelco Heinen. NSC goed bestuur met Judith Uitermark. BBB landbouw met Femke Wiersma. Bewindslieden zijn, in therapeutische termen, dichtbij zichzelf gebleven. Maar wie het eigenbelang bovenaan zet, ziet over het hoofd dat Den Haag primair om samenwerking draait.

In de Kamer (weeffout twee): hetzelfde verschijnsel. Ook de vier fractievoorzitters waarop het kabinet rust benadrukken het ‘eigen verhaal’. Twee van hen, van NSC en de VVD, wilden na de verkiezingen niet eens meedoen: ze zochten een gedoogrol, en gingen onder druk van een twitterende Wilders overstag door de loze belofte van een extraparlementair kabinet op afstand van de coalitiefracties.

Resultaat: ieder voor zich in de ministerraad, ieder voor zich in de Kamer.

En veel bewindslieden (weeffout drie) zijn beginnelingen. Doe-het-zelvers, knutselaars: ze leren het vak terwijl ze het al uitoefenen. Sommigen overvallen hun ambtenaren met ongeïnformeerde eisen – alsof het bedienden zijn.

Daarbij heeft een groot aantal oud-CDA’ers (weeffout vier) een bepalende rol in deze coalitie: Caroline van der Plas en Mona Keijzer van BBB; Pieter Omtzigt, Nicolien van Vroonhoven, Eddy van Hijum en Caspar Veldkamp van NSC. Het CDA: de partij die na anderhalf jaar samenwerken met gedoogpartner Geert Wilders in Rutte I (2010-12) in een wak viel en er tot en met de verkiezingen van 2023 niet uit wist te klimmen.

Een trauma dat zich nu voor NSC aandient. Wel een knap staaltje hardleersheid.

Grimlach

Zo ontstond (weeffout vijf) de januskop van deze coalitie. Alle dagen coalitieruzie, en tegelijk een onwaarachtig soort goednieuwsshow: partijen die voortdurend de eigen opvattingen en prestaties uitventen. Het vuile werk van het regeren – de compromissen – dumpen ze op het bureau van de vuilnisman in deze ‘samenwerking’.

Schoof is zijn naam. Dick Schoof. Hem is wel verweten dat hij te veel afstand houdt, en inmiddels zit hij er bovenop. Het gaat al zover dat zijn mensen met coalitie-Kamerleden gevoelige dossiers bespreken, desnoods op vrijdagavond in een Delfts café, om latere conflicten te ontlopen.

Oud-collega’s zien soms verontrustende lichaamstaal bij de premier. Het schuddende hoofd tijdens interviews. „Dan is hij nerveus.” De stalen glimlach. „Dan is hij boos.”

Ze weten dat hij, na teleurstellingen in zijn carrière (twaalf jaar terug afgewezen als secretaris-generaal op Defensie en Justitie) leerde hij dat in Den Haag prestaties niet automatisch worden beloond. Je moet voor jezelf opkomen.

Dat deed hij ook toen hij in 2020 alsnog de hoogste ambtenaar op Justitie werd: het betekende dat hij al na zestien maanden vertrok als baas van de AIVD. Maar zo’n snel afscheid van de dienst, die van medewerkers levenslange loyaliteit verwacht, viel daar logischerwijs zéér slecht.

Zeker het feit dat hij vlak voor zijn vertrek nog kennismaakte met zijn Turkse counterpart (Turkije is voor de terrorismebestrijding een belangrijke zusterdienst), leidde er tot ongemak. Realiseerde Schoof zich hoeveel moeite het zou kosten deze schoffering – kennismaking voor niets geweest – uit het hoofd van Turkse collega’s te praten?

Maar op Justitie zien ze in zijn toenmalige handelwijze iets anders. In coalitiepartijen kunnen ze denken dat ze al het vuile werk bij de premier kunnen droppen. Dat alleen zij de coalitie ten val kunnen brengen.

Het is volgens hen buiten Schoof gerekend. Ook hij kan, denken ze, zijn eigenbelang volgen – en er zomaar mee ophouden.

Politiek in een tijdperk van ruimtegebrek en vrijheidsdrang: eerst ik. Me, myself & I.

Het interessante is: veel van het gedrag in deze coalitie past in de tijdgeest. Gefragmenteerde maatschappij, gefragmenteerde politiek – en afnemende aandacht voor de samenhang.

Kijk naar het verkeer en je ziet de politiek. De SUV die te breed is voor het straatje waar hij geparkeerd staat – jammer voor het straatje. De fatbike die het fietspad verstoort – jammer voor het fietspad. Het brede fietsstuur dat niet past in de stalling – jammer voor de stalling. Politiek in een tijdperk van ruimtegebrek en vrijheidsdrang: eerst ik. Me, myself & I.

Onderdeel van die fragmentatie is dat in debatten deelonderwerpen het overkoepelende thema verdringen. In de campagne, en in het rapport van de staatscommissie-Van Zwol, zaten aanzetten voor een gezond migratiedebat: de samenhang van asiel, arbeids- en studiemigratie. Door die laatste twee komen verreweg de meeste migranten naar Nederland. Maar maatregelen ertegen zijn politiek riskant, omdat ze de economische orde aantasten.

Zo daalt Den Haag bij migratie telkens af naar het politiek minst riskante maar moreel meest beladen migratiethema: vluchtelingen. Intelligente oppositiepolitiek zal altijd het grote geheel agenderen. Maar sinds de aarzelingen van NSC over staatsnoodrecht draait alles toch weer om asiel. Het ideale onderwerp voor Wilders: ook als het kabinet erover zou struikelen. 

Ego

In een wereld van oorlog, argwaan en pzz’ers (politici zonder zelfbeheersing) zit het land opnieuw gevangen in een politiek die zijn basale vermogen tot samenwerking is verleerd. Het onderstreept wat er mankeert aan de democratie. Hoewel het bestel van partijleiders vereist dat ze inschikken voor elkaar, kijken we al decennia naar mediaoptredens en verkiezingscampagnes die draaien om hun persoonlijkheid en standpunten, en zelden om hun vermogen tot samenwerking.

Het kan helpen als zij (en media) hun houding veranderen. Niet eindeloos praten over wie de grootste partij wordt (dat blijkt op verkiezingsdag) of wie de premier (dat blijkt in de formatie). De nadruk leggen op democratische gezindheid: de wil tot samenwerking, de kunst van samenwerking, de democratische rechtstaat die samenwerking vereist. Alles in het besef dat in een liberale democratie de houding van een politicus tegenover andere politici meer waarde heeft dan het ego van een individuele leider.