Op de ochtend na de eerste aanval werden overal strookjes papier gevonden, twee centimeter breed en zevenentwintig lang, aan één zijde beplakt met aluminiumfolie. Kinderen vroegen: waarom strooien de Engländer kerstversiering?
Voor de verdedigers had het prijsschieten moeten zijn. Hamburg, de tweede stad van Duitsland, was omringd door 92 batterijen luchtdoelgeschut. De grootste was Flakturm IV, een speciaal voor dat doel gebouwde kolos, een hoog oprijzende middeleeuwse burcht van beton aan de westzijde van het oude centrum. Flak is kortschrift voor Fliegerabwehrkanone. Op elk van de vier hoektorens stond er een: een dubbelloops kanon met een dracht van twintig kilometer en radar als vuurleiding. Maar in de nacht van 24 op 25 juli 1943 vulde een sneeuwbui van zilverpapier de lucht boven Hamburg met valse echo’s. Een nieuw wapen dat voor het eerst werd ingezet en Flakturm IV op slag verblindde.
Ruim zevenhonderd Britse vliegtuigen wierpen die nacht in zes golven bijna 2.300 ton aan brisant- en fosforbommen af, waarvan de meeste in het stadscentrum vielen. Wat de Hamburgers niet wisten: twee dagen later zouden ze terugkeren. En nog eens, en nog eens. „We hadden geen navigatie nodig”, zei een piloot later. „Al boven de Noordzee zagen we Hamburg branden.”
Tapijtbombardementen op steden om terreur te zaaien en het moreel van een bevolking te breken zijn geen Britse uitvinding. Het pionierswerk was door de Duitsers zelf gedaan: in Guernica, Rotterdam en Coventry. „Verschrikkelijk, een hele stad letterlijk uitgewist”, schreef Joseph Goebbels in zijn dagboek na de aanval op die laatste stad in 1940. „De Engelsen kunnen nu alleen nog maar janken. Maar ze hebben er zelf om gevraagd.” Waarna in de Duitse propaganda het woord coventrieren in zwang raakte.
‘Hamburg’ was wel van een andere orde. Bij de tweede aanval, in de nacht van 27 juli, ontstond een vuurstorm, ook een nieuw woord. Glas smolt, steen gloeide, mensen vergingen in seconden tot as in een inferno met temperaturen van meer dan 1.000 graden Celsius en vlammen tot driehonderd meter hoogte die de lucht met orkaankracht uit de stad zogen. De stad klonk als „een kerkorgel waarvan iemand alle toetsen tegelijk indrukt”.
Duitsers hebben ambivalente gevoelens over nazi-gebouwen
‘Operatie Gomorrah’ heette de luchtoorlog tegen Hamburg, genoemd naar de zondige stad uit het bijbelboek Genesis, waarop God het zwavel en vuur uit de hemel laat regenen. „En Hij keerde deze steden om, en die ganse vlakte, en alle inwoners dezer steden.”
In Hamburg stierven in de zomer van 1943 zo’n 40.000 mensen (en honderden dierentuindieren). Maar duizenden Hamburgers overleefden dankzij Flakturm IV. De bunker mocht dan gefaald hebben bij de luchtafweer, in zijn tweede functie als bovengrondse schuilkelder was hij een succes.
Brutalistisch monument
Hamburg is herbouwd. En de verbouwing gaat door. Met als vlaggenschip de Elphi, voluit Elbphilharmonie, het in 2017 geopende muziekcomplex annex hotel op de kop van Speicherstadt, de historische pakhuizenwijk aan de Elbe. Het is het eerste gebouw waarbij de tranen me in de ogen sprongen toen ik het voor het eerst zag. De Elphi is een branding van wit glas, een klipper onder vol zeil, een glazen tent – je mag er alles in zien van architectenduo Herzog & de Meuron – met een voormalig cacao- en koffiepakhuis van bruinrode baksteen als fundament.
Deze zomer was het de beurt aan Flakturm IV. Hoewel er vaak plannen zijn gemaakt om de bunker te slopen en zelfs op te blazen, kwam het er nooit van. Met een grondoppervlak van 75 bij 75 meter, een hoogte van 38 meter, muren van drieënhalve meter dikte en een dak van vijf meter dik was dat te veel gewapend beton. Voor het opblazen zou zo veel dynamiet nodig zijn dat de wijk eromheen ook zou verpulveren. Unzerstörbar, onverwoestbaar, moesten de Flaktorens zijn die in Berlijn, Wenen en Hamburg op bevel van Adolf Hitler uit de grond werden gestampt. En dat is dus uitgekomen. De bunker bleef staan waar hij staat, aan de Feldstrasse naast het Millerntor-stadion van voetbalclub St. Pauli in de gelijknamige arbeiderswijk.
De Elphi is luchtig en licht, Elphi danst, en toch heeft ze wat gemeen met het „meest brute onder de brutalistische monumenten”, zoals de Financial Times de St. Pauli Bunker noemde. Want ook de bunker is ‘nieuw op oud’: hij kreeg er vijf verdiepingen bij die samen een twintig meter hoge piramide vormen, waardoor hij nu 58 meter hoog is. In de piramide van staal en beton huist, net als in de Elphi, een hotel. Maar van de buitenkant kun je het bijna niet meer zien omdat het nieuwe deel is beplant met duizenden bomen, struiken, heesters en ander groen. De hangende tuinen zijn openbaar en gratis toegankelijk; je komt er vanaf de grond via het Bergpfad, een hellingbaan die zich rond de bunker wikkelt.
Na de verbouwing, die in 2019 van start ging, vertraging opliep door corona en zo’n 100 miljoen euro kostte – alleen al de budgetoverschrijding van de Elphi was meer dan zeven keer hoger – gingen hotel, tuinen en ‘bergpad’ begin juli open voor het publiek.
Bouldern im Bunker
De onverwoestbare nazi-geschutstoren was een puist in de stad, iets om van weg te kijken of hooguit te negeren. Maar na de verbouwing trekt hetzelfde gebouw overal je oog naar zich toe. Met 110 meter is de Elphi een stuk hoger, maar ook de groene kruin van de St. Pauli Bunker is van veraf zichtbaar, duikt vanuit allerlei hoeken onverwachts op, trekt nieuwe zichtlijnen in het landschap, maakt de stad ruimer.
Toch is de verbouwing geen keiharde breuk met het verleden, zegt gids Angela Podgoreletz terwijl ze de centrale hal in loopt. Normaal leidt ze groepen langs de highlights van Hamburg, maar ik krijg een privérondleiding. „Sinds de oorlog is de bunker altijd al in gebruik geweest voor allerlei doeleinden tegelijk.” Daklozenopvang, noodziekenhuis, fotovaklaboratorium, fotogalerie, theateropleiding. Die laatste zit er nog steeds, naast een vakopleiding voor populaire muziek, een repetitiezaal voor experimentele muziek en jazz, en een fitnesscentrum. ByteFM verzorgt zijn uitzendingen vanuit de bunker en de Duitse kletterketen Urban Apes exploiteert er drie klimwanden (‘Bouldern im Bunker’).
In de gangen,in ruw beton, klinkt nu Dido
Bunkers mogen dan gebouwd zijn om immuun te zijn tegen geweld van buiten, dik beton is ook ideaal om geweld binnen te houden. Zo is de St. Pauli Bunker sinds jaar en dag synoniem met de club Uebel & Gefährlich. „Rave is King houdt niet op bij het ochtendlicht. Schneller, lauder wilder”, zegt de website over een recent concert. Angela Podgoreletz is er in de jaren tachtig ook weleens wezen dansen, zegt ze met een lachje.
Het grimmige symbool van de oorlog werd in die tijd ook een trefpunt voor vredesactivisten. De Hamburgse kunstenaar Johannes Hartmann schreef ‘Stell dir vor, es ist Krieg, und Keiner geht hin’ – ‘Stel je voor dat het oorlog is en niemand gaat erheen’ – in 1981 eerst als graffiti op de bunker, voordat hij er een schilderij van maakte en zijn Loesje-achtige tekst de wereld over ging.
Hundertwasser
Wie het eerst met het idee kwam om de grijze reus groen te maken, staat wel vast: de Oostenrijkse kunstenaar Friedensreich Hundertwasser (1928-2000), die in zijn architectuur en op zijn schilderijen mens, natuur en architectuur wilde verzoenen. Op al zijn gebouwen, de echte en de geschilderde, bloeien wel bloemen, groeien grassen en bomen. Eerder had hij al op en in gebouwen subversief beplanting aangebracht.
Natuurlijk, ze hadden ook Christo kunnen vragen de bunker in te pakken. Maar in 1992 verscheen een schilderij, eigenlijk een overgeschilderde foto van de bunker, op de voorpagina van het Hamburger Abendblatt, waarop Hundertwasser, doodsvijand van de rechte lijn, het gebouw aan de natuur teruggaf. Waar het origineel van dat schilderij zich nu bevindt is onbekend.
In elk geval was het zaadje geplant en een paar wetswijzigingen en bestemmingsplannen later – de bunker staat sinds 2009 op de monumentenlijst – is zijn visioen werkelijkheid geworden. Planoloog en Hamburgs ondernemer Mathias Müller-Using kreeg er in 2013 genoeg handen voor op elkaar en zijn ontwerpbureau Interpol Studios werd de opdracht gegund voor de verbouwing.
Parkeerplaats
Duitsers hebben ambivalente gevoelens over hergebruik van gebouwen met een nazi-verleden. Dat Hermann Görings Luftwaffe-hoofdkwartier in Berlijn nu het ministerie van Financiën is, leidde vooral tot schouderophalen. De herontwikkeling van de kolossale nazi-vakantiekolonie Prora (‘Kraft durch Freude’) op het Oostzee-eiland Rügen was omstreden, maar dat ging uiteindelijk meer om zakelijke levensvatbaarheid dan bruine symboliek. Het olympisch stadion van de Spelen van 1936 is nog gewoon in gebruik.
Maar over het Zeppelinfeld in Neurenberg, de hysterische nazi-paradeplaats, woedt al jaren een discussie: slopen, restaureren of langzaam verder laten verkruimelen? Zelfs over verdwenen gebouwen is debat. Zo is de Führerbunker in Berlijn, waar Hitler zelfmoord pleegde, verdwenen, zelfs doelbewust uitgewist, maar het is waarschijnlijk wel „de meest gefotografeerde parkeerplaats ter wereld”, zei de Deutsche Welle, de Duitse Wereldomroep. En er staat intussen toch een bord met uitleg voor liefhebbers van wat nu dark tourism heet.
Flakturm IV is zonder twijfel ‘schuldig landschap’ – een term gemunt door de Nederlandse kunstenaar Armando (1929-2018) – maar het ding is er nu eenmaal, kan niet weg, dus kun je er maar beter het beste van maken, heeft Hamburg pragmatisch geredeneerd.
„Dit massieve blok is een relict van de nazidictatuur, maar de nieuwe groene bovenkant geeft het iets vreedzaams en positiefs”, zei Anita Engels van bewonersvereniging Hilldegarden, die nauw betrokken was bij de plannen, in de media. Omwonenden omarmden ‘hun’ bunker die grau in grün verandert en hun buurt verbindt.
High Line
We willen naar boven, voor het uitzicht, maar de reis is hier toch ook het doel. Daarom gaan we door de tourniquets van het Bergpfad – er mogen niet meer dan negenhonderd bezoekers tegelijkertijd op het pad om de constructie niet te overbelasten – en beginnen te klimmen. Over zeshonderd meter bijna zestig meter omhoog.
Ook het bergpad is groen, zij het nog niet zo groen als de artist’s impressions suggereren. Maar bij de High Line, het door de Nederlandse tuinarchitect Piet Oudolf heringerichte voormalige metrospoor in New York, dat als inspiratie diende, duurde het ook even. Zo kun je nog wel goed de bedrading zien van wat je gerust een ‘groene machine’ kunt noemen: de stalen bakken en perken gevuld met lavagrond, de sensoren voor temperatuur en vochtigheid, de zwarte slangen voor de bevloeiing via het autonome watersysteem van de bunker, dat deels nog uit de oorlog dateert, en de staaldraadnetten waarlangs de klimop nog veel verder moet opklimmen. De tuidraden die de dennen, cipressen, jeneverbessen en ceders ondergronds verankeren, zie je dan weer niet.
De bunker is beplant met in totaal bijna vijfduizend bomen en zestienduizend andere planten, een ontwerp van – onder anderen – landschapsarchitecten Mark Krieger en Ingrid Glock. Al die planten hebben met elkaar gemeen dat ze goed tegen wind kunnen en zowel kou als warmte kunnen verdragen. Al zijn de bomen en struikjes nog niet volgroeid, Angela Podgoreletz zegt dat je in de zomer op sommige plekken „echt al een temperatuurverschil merkt als je ertussendoor loopt”. Voor sommige hotelgasten zal meer groen mogelijk ook welkom zijn: van het hogere deel van het pad kun je zo binnenkijken bij sommige van de 134 hotelkamers van het Reverb-hotel, onderdeel van de Hard Rock-keten.
De ingang van dat hotel bevindt zich op de bovenste verdieping van het oude gebouw, onder de vijf nieuwe verdiepingen. Die ‘tussenlaag’ is half open, het waait er tussen de betonnen pilaren, als je niet beter wist kon je denken dat het een parkeergarage is. Op de voormalige geschutsopstellingen in de vier hoeken bevinden zich nu een bar-restaurant, een koffiezaak en een winkel voor Hard Rock-parafernalia. De vierde is de hotelreceptie, waar het personeel oortjes draagt en ‘crew’ heet en waar de liften vertrekken naar de Nordic chic ingerichte kamers.
Die kamers hebben nul kasten maar wel biologische Nordica-koffie en een overdaad aan stopcontacten om je telefoon op te laden. Dat ‘Hard Rock’ moet je met een korrel zout nemen: in de gangen, in ruw beton, klinkt nu Dido. Had ze kunnen weten dat ze ooit liftmuziek zou worden? Maar mijn uitzicht de volgende ochtend is top, tussen de bladeren van de evergreens zie ik de zon boven de stad opkomen.
Dwangarbeiders
De oorlog is op het voormalige dak van de bunker nog steeds niet ver weg. Na Operatie Gomorrah is Hamburg nog 51 keer aangevallen, zij het met minder vliegtuigen en vooral gericht tegen industriële doelwitten en de U-bootwerf. Onder wat ooit de blote hemel was staan de betonnen opslagplaatsen voor granaten, eentje gehalveerd door een voltreffer, en een vuurleidingsruimte. Op de betonnen uitkragingen, net onder de vier grote geschutplatforms, zitten nog de funderingen van kleinere stukken geschut, destijds bemand door zogeheten Flak-Helfer. Naarmate de oorlog vorderde waren dat bij gebrek aan volwassen mannen steeds vaker scholieren.
Wat als de Duitsers de oorlog gewonnen hadden? Ook dan was in een verbouwing van de stad voorzien. Tot Führerstadt, met een gigantische Volkshal, een hangbrug over de Elbe en een Hochhaus van 250 meter hoogte voor het regionale nazi-bestuur. Konstanty Gutschow had die plannen, uitgebroed door Hitler en diens hofarchitect en ‘enige vriend’ Albert Speer, moeten uitvoeren. Voor het zover kwam, kreeg Gutschow de opdracht om razendsnel Flaktorens te bouwen; duizend dwangarbeiders voltooiden het werk in driehonderd dagen.
Van de drie beoogde torens zijn er twee voltooid, behalve die in St. Pauli nog een op de zuidoever van de Elbe in de wijk Wilhelmsburg. Die is ook niet gesloopt, maar in 2013 verbouwd tot lokale energiecentrale. Uit zonnepanelen, zonneboilers en industriële restwarmte levert de Energiebunker nu stroom en warmte aan de wijk.
De bunker kan je een lichte huivering bezorgen
Voor je-kan-nooit-weten spaarde Gutschow alvast ramen uit in de flanken van de St. Pauli Bunker, 44 aan elke zijde, die met betonnen platen werden afgedicht. Die zouden na de oorlog worden weggenomen, waarna de toren met marmer moest worden bekleed en als Prachtbau nog duizend jaar zou bestaan, en zelfs als ruïne nog de grootsheid van het Duitse Rijk zou illustreren – denk Colosseum. Een concept dat dankzij Albert Speer als Ruinenwert bekend is geworden.
Er is een boek uit 1982, Dead Tech, waarin de Duitse fotograaf Manfred Hamm de laatste snufjes van de twintigste eeuw laat zien die toch werden afgedankt: de verkruimelde, overgroeide lanceerplatforms van de eerste ruimteraketten, de omgevallen pieren in de Hudson waar ooit oceaanreuzen aanmeerden, kerkhoven met oude bommenwerpers en stoomlocomotieven, de kolenmijnen en smeltovens van Lotharingen, de forten van de Maginotlinie. Met eenzelfde blik kun je je afvragen: wat zijn nu de ruïnes van de toekomst? En dan kan de St. Pauli Bunker je een lichte huivering bezorgen. Want als je door je oogharen kijkt, kun je die bunker met zijn groene kruin ook in een postapocalyptische toekomst plaatsen, die hopelijk alleen zal bestaan in het door een computer gegenereerde decor van een sciencefictionfilm.
Appelbomen
Het laatste stukje van het bergpad is smaller, gaat bijna door een groene tunnel. En dan kunnen we niet hoger. Daar, op de top van de bunker is een gazon van twintig bij twintig, er staat een groepje appelbomen die zowaar vrucht dragen. En als de kiosk nog open was, had je er iets te drinken kunnen kopen. Uit plastic. „Voor als iemand op het idee komt iets over het hek te gooien”, zegt gids Angela Podgoreletz.
Als je schuin naar beneden kijkt, zie je het Millerntor-Stadion, waar een jeugdelftal traint onder kunstlicht en metershoge letters ‘Voran FC St Pauli Amateure’. Daar ligt ook de voormalige overdekte veemarkt, die nu een winkelcentrum is, recht tegenover de abattoirs, waarvan een deel nog in bedrijf is. Even denk ik aan Kurt Vonneguts hoofdpersoon uit Slaughterhouse-Five, een soldaat die de vuurstorm van Dresden meemaakte, in februari 1945. „[De stad] was één grote vlam. Die vlam vrat alles op wat organisch was, alles wat kon branden.”
En dan richten we onze blik weer op de horizon, met de containerkranen en de windmolens in de verre verte, een vliegtuig dat in het oosten een bocht maakt en dan oplijnt met de landingsbaan, de kranen van Hafen City, want de verbouwing gaat gewoon door, en dichterbij de Elphi waarvan mijn hart nog steeds opspringt. En van het idee dat wij ook zelf een stukje van de Hamburgse skyline zijn, waar geen zoeklichten meer langs de hemel tasten.