Bloedbad in Haïtiaans plaatsje toont aan dat einde bendegeweld ver weg is

Gewapend met automatische geweren trokken leden van de bende Gran Grif donderdag door Pont-Sondé, zo’n 70 kilometer ten noordwesten van de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince. Chaos ontstond bij inwoners van het stadje, die rennend of op motoren probeerden te ontkomen aan de rondvliegende kogels. Velen wisten te ontsnappen, maar zeker zeventig Haïtianen, onder wie drie jonge kinderen, werden gedood. 45 huizen en 34 voertuigen gingen in vlammen op.

Het recente bloedbad laat zien dat het de Haïtiaanse regering nog altijd niet lukt om het bendegeweld de kop in te drukken. Dat geweld, al jaren aan de gang, laaide eind februari opnieuw op. Bendes in Port-au-Prince stortten de stad in gewelddadige anarchie nadat de inmiddels oud-premier Ariel Henry naar Kenia afreisde om een akkoord te bereiken over de komst van een internationale vredesmacht naar Haïti.

Een poging tot een criminele coup volgde, en onder dreiging van een samenwerking van verschillende bendes trad Henry af. Ondertussen plunderden de gangs dagenlang huizen en terroriseerden ze bewoners van de hoofdstad. Tienduizenden van hen, vooral in armere delen van de hoofdstad, sloegen op de vlucht. Volgens de Verenigde Naties kwamen in de eerste zes maanden van 2024 bijna 3.700 Haïtianen door het geweld om het leven.

Drie maanden na het begin van de geweldsgolf kreeg Haïti een nieuwe premier: Garry Conille, die eerder de regionale afdeling van VN-kinderorganisatie Unicef leidde. Onder zijn leiding moet Haïti het bendegeweld een halt toe zien te roepen.


Lees ook

Nieuwe premier van Haïti wacht met smart op hulp uit Kenia

De nieuwe Haïtiaanse minister-president Garry Conille, op een archieffoto uit 2011, toen hij ook al eens enkele maanden premier was.

Hulp Keniaanse politiemacht

Daarvoor krijgt het land inmiddels de hulp van de Keniaanse politiemacht, die door de VS wordt betaald. De eerste vierhonderd Kenianen zijn sinds juni in Haïti. Het Afrikaanse land, dat juist rond die periode te maken kreeg met grootschalige studentenprotesten, heeft beloofd nog eens zeshonderd agenten te sturen. Hun hulp biedt volgens de Amerikaanse president Joe Biden de „beste kans” op het realiseren van democratisch bestuur in Haïti.

Maar die hulp, die binnenkort ook van nog eens 1.900 troepen uit andere landen moet komen, valt tot dusver tegen. De Keniaanse politiemacht zou kampen met materiële tekorten en de agenten hebben een beloofde maandelijkse bonus nog geen enkele keer ontvangen, schreef persbureau Reuters afgelopen maand. Een van de agenten noemde de situatie „erg demoraliserend”.

Stabiliteit in het land is überhaupt nog ver weg. Zeker 700.000 gevluchte Haïtianen zijn nog niet teruggekeerd naar hun thuis en leven volgens premier Conille, zo zei hij onlangs in een interview met CNN, in door bendes geteisterde gebieden. Zij moeten constant op hun hoede zijn voor aanvallen, zoals die recent van Gran Grif.

Ook staat de lokale infrastructuur ernstig onder druk. Bijna de helft van de circa 11,5 miljoen inwoners heeft te maken met voedselonzekerheid, zo blijkt uit een deze week door de VN-organisatie IPC gepubliceerd rapport. Bijna zesduizend mensen lopen het risico om te overlijden door een tekort aan voedsel, onder meer in de rurale regio waar Pont-Sondé ligt.

Premier Conille noemde het bendegeweld van donderdag in die stad een „afschuwelijke misdaad, gepleegd tegen weerloze vrouwen, mannen en kinderen, […] op de hele natie”.