Opinie | De vraag ‘waarom ben ik’ verdient een plekje in de ggz

Nederland is een van de meest seculiere landen van Europa. Volgens het CBS beschouwt een kleine meerderheid van de bevolking zichzelf als atheïst, als niet-gelovig, of agnost. Tegelijk zijn er veel mensen die religieus of spiritueel zijn. Binnen de ggz kom je ze allemaal tegen: katholieken die zelden een kerk van binnen zien maar wél gelovig zijn, zoekers naar zin, overtuigde moslims, mensen van de Biblebelt die op zondag twee kerkdiensten bezoeken, boeddhisten die dagelijks mediteren, noem maar op.

Onderzoek toont dat een meerderheid van de zorgverleners in de ggz zingeving en religie een belangrijk thema vindt, maar slechts een klein percentage het daadwerkelijk ter sprake brengt. Patiënten in de ggz hebben dat juist wél nodig. Aandacht voor zingeving en levensbeschouwing in het zorgproces is daarom niet vrijblijvend, maar essentieel voor wie goede zorg wil bieden.

Het is heel logisch om als zorgverlener en cliënt te spreken over zingeving en levensbeschouwing. Want het zal je maar gebeuren dat je moet leven met ernstige psychiatrische problematiek en alle complexe maatschappelijke gevolgen ervan. Zorgverleners kunnen dan zomaar te maken krijgen met bestaansvragen als: ‘waarom overkomt mij dit?’, ‘wie ben ik eigenlijk?’, ‘mag ik er zijn?’ en ‘wat heeft mijn leven nog voor zin?’. Deze worstelingen mogen op tafel komen.

Ze moeten dat zelfs, want als ze onder tafel blijven, kunnen ze herstel belemmeren. Het is belangrijk dat zorgverlener en cliënt samen verkennen wat bronnen van zin en betekenis zijn, juist als er sprake is van verlieservaringen, en hoe levensovertuiging of religie een rol speelt bij bestaansvragen en de beleving van de aandoening, of andersom. Empirisch onderzoek laat immers al jaren zien hoe mentale gezondheid en herstel verband houden met zingeving en religie. Wie worstelt met de zin van het leven, zich afvraagt of zij of hij er wel toe doet, rapporteert over het algemeen meer psychische klachten.

Zorgstandaard

Toch is spreken over zingeving en levensbeschouwing dus niet vanzelfsprekend. Zorgverleners weten niet goed hoe ze dit moeten doen of vragen zich af of zij hiermee de grenzen van hun professie niet overschrijden als ze geloof en zingeving ter sprake brengen. Ondertussen blijkt uit Nederlandse studies dat juist patiënten in de ggz veel zorgbehoeften op dit vlak hebben: zij willen graag met hun hulpverlener spreken over wat hun aandoening of klachten doen met zingeving en de manier waarop ze in het leven staan. Wanneer deze behoeften onvervuld blijven, blijkt dat een negatief effect te hebben op de relatie tussen cliënt en hulpverlener.

Daarom is er sinds vorig jaar de Zorgstandaard Zingeving in de psychische hulpverlening. De belangrijkste aanbeveling daarin is om zingeving met cliënten en hun naasten te bespreken. De zorgstandaard laat zien hoe verschillende zorgverleners dat kunnen doen in verschillende fases van behandeling en begeleiding, en wat passende interventies zijn. Maar nog lang niet iedereen werkt met deze zorgstandaard.

Inmiddels is wel duidelijk dat de standaard van meerwaarde is. Verschillende studies hebben zich gericht op het effect van de integratie van zingeving en religie in de psychische hulpverlening. Met name op Amerikaanse bodem zijn handboeken over dit thema verschenen en specifieke interventies ontwikkeld, ook vanuit de positieve psychologie. Uit reviews blijkt dat behandelingen waarin zingeving en geloof geïntegreerd worden even effectief of effectiever te zijn dan standaard behandelingen, met name bij behandeling van depressie, en bijdragen aan een hogere cliënttevredenheid.

Essentieel

Meer onderzoek is nodig, ook met oog op inclusie van levensbeschouwelijke diversiteit. Maar op grond van het bewijs dat op dit moment beschikbaar is, kan de conclusie niet anders luiden dan dat aandacht voor zingeving en religie geen vrijblijvende keuze is, maar een vanzelfsprekendheid, en zelfs een verplichting, als essentieel onderdeel van goede zorg.

Dit vraagt een passende attitude van de zorgverlener. Een betekenisvolle dialoog over zingeving, hoe fragmentarisch en tentatief wellicht, wordt gevoerd op de meest fundamentele laag van het bestaan, waarbij je je als persoon verhoudt tot jezelf, de ander, de wereld of het leven, en mogelijk ook God of het goddelijke. Deze dialoog impliceert dus een existentieel proces, waarin een diepe verbondenheid tot stand kan komen. Dit gaat niet zonder ontvankelijkheid en responsiviteit, en vraagt ook om wederzijdse afhankelijkheid. Een dergelijke relatie lijkt al zingevend in zichzelf te zijn. Zo bezien is zingeving in de psychische hulpverlening enerzijds vanzelfsprekend, anderzijds een kostbaar geschenk.


Lees ook

Om te bidden hoef je niet te geloven

Om te bidden hoef je niet te geloven