Shalygin maakt van Plato’s Symposium een meesterlijke soort-van-opera over de liefde

De Oekraïens-Nederlandse componist Maxim Shalygin (1985) was niet van plan ooit een opera te maken, en wie zijn werk kent snapt dat wel. Opera vraagt om actie en snel schakelen, terwijl Shalygins muziek wordt gekenmerkt door zich langzaam ontvouwende vormen, gepaard aan haast obsessieve verdieping. Maar het is er toch van gekomen: woensdagavond ging in Amsterdam in het Muziekgebouw Shalygins opera Amandante in première, door het in Athene gevestigde Oekraïense operagezelschap-in-ballingschap Nova Opera.

Amandante is, uiteraard, wel een extreem atypische opera geworden. Het onderwerp is operatesk genoeg: liefde en lust. Maar het uitgangspunt voor het libretto van Paul van der Woerd is Plato’s dialoog Symposium, een steekspel van ideeën: veel gepraat, nul actie. Shalygin is een van de interessantste componisten van zijn generatie, maar zou dat wel goed gaan?

Die gedachte werd niet meteen verdreven door de weifelende opening. Het toneelbeeld was intrigerend: donker en leeg, met de uitvoerders als hoopje menselijk wrakhout rond een bankstel gedrapeerd. Begeleid door een elektronische drone tijgerden de musici in slow-motion naar hun instrumenten, waar pianist Antonii Baryshevskyi een steeds herhaald dalend toonladdermotief inzette.

Dat ietwat voorspelbare ‘minimal’ begin ging erg lang door. Het kwartet zangsolisten, in strakke zwarte jumpsuits met rode en groene florale vormen, viel in, nog altijd hangend op de bank. Het bleef zoet, op de handrem, ondanks een enkele briljante verrassende noot. Volgende scène: Puccini-achtige chinoiserie, een vleugje ‘The man with the child in his eyes’ van Kate Bush. Maar dan. Het leek alsof Shalygin bovenstaand voorbehoud gebruikte als springplank voor een onvergetelijke muziektheaterervaring. Het brave begeleidingsorkestje van strijkkwintet en de piano brak uit zijn keurslijf en begon drammerig te derailleren, zoals dat ook in muziek van Schnittke vaak gebeurt. Toen het hart collectief in de keel klopte, viel alles stil en zong bariton Ruslan Kirsh a capella een verbluffend lied vol bevreemdende glijtonen, dat eindigde in ijl gefluit: adembenemend.

Trage fluistermars

Was dit dan het vroege hoogtepunt? Nee, met een trage fluistermars van zoemende akkoorden initieerde de piano reeds het volgende nummer, een al even intiem lied van bariton Andrii Koshman. Het statische bankhangen maakte plaats voor een mysterieuze choreografie, waarbij de zangers als één lichaam continu veranderende tableaux vivants toonden, terwijl ook sopranen Maryana Golovko en Anna Kirsh volop ruimte kregen om te schitteren.

En verder ging het: een satanische wals, een Slavenkoor-achtig tutti, een opzwepende volksdans met handpercussie, schmierende musical, sentimenteel variété. Dirigent Mikheil Menabde danste een ontroerende balletsolo. Zonder valse pretenties nam Shalygin alles serieus, ook de humor, ook de afgrond, en scheerde onvervaard langs de randen van de kitsch. Met terugwerkende kracht verkreeg zelfs de zoete openingsmuziek haar louterende lading.

Het verhaal? Deed niet ter zake. Het libretto was verdisconteerd in de muziek en in de treffend abstracte regie van Aïda Gabriëls. Zonder boventitels, met alleen af en toe een aforisme op het scherm, ontbrak de narratieve grip, maar de meesterlijke dramaturgie sleepte je moeiteloos mee door een achtbaan van emoties, in een triomf van muzikale verbeeldingskracht. Zelfs de vignetten met feiten over femicide tussendoor, aanvankelijk een fremdkörper, groeiden uit tot een aangrijpend betoog over de schaduwzijde van de liefde.