N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Muziek
Flamenco Biënnale Na elke triomfantelijke armzwaai barst een stormachtig applaus los voor flamencodanser Farruquito. Én voor de tienjarige zoon van de superster.
Het is gepast en tegelijk een tikje goedkoop: Farruquito, dé vertegenwoordiger van de flamenco puro, heeft voor zijn optreden op de Flamenco Biënnale zijn zoon meegenomen, de tienjarige Juan el Moreno. Goedkoop, omdat de zaal zich natuurlijk eenvoudig laat inpakken door zo’n parmantig flamencojongetje. Passend, omdat het past bij de flamenco, waarin de tradities van generatie op generatie worden overgedragen. Farruquito, officieel Juan Manuel Fernández Montoya kreeg zijn danslessen van zijn grootvader, flamencolegende El Farruco (‘de arrogante’), die de bewegingen maximaal drie keer voordeed om imitatie te voorkomen. Opa Montoya Flores had het weer geleerd van zijn moeder, La Farruca, die een beroemde danseres was.
Hoe dat onderwijs aan de keukentafel begint, demonstreren vader en zoon in het mooi eenvoudige openingsnummer. Gezeten aan weerszijden van een tafel tikken, slaan en roffelen zij ritmes, volgend, reagerend, improviserend.
Vlammende virtuositeit
De kleine Juan heeft overigens wel meer te bieden dan zijn jeugd. Hij beschikt nu al over een opmerkelijke techniek, maar naast zijn vader blijkt hoe lang en intensief aan de diamant van het talent geslepen moet worden. De bewegingen van de tienjarige zijn een soort rudimentaire weergave van die van zijn veertigjarige vader. Farruquito is een bijzondere danser die rauwheid aan elegantie koppelt, precisie aan vlammende virtuositeit, die hij uitgebreid demonstreert in een lange seguiriya, één van de nummers (een paar slechts) waarin hij optreedt en waarin hij elk bravourestukje van voetritmes op mitrailleursnelheid voor op het toneel afsluit met een triomfantelijke armzwaai, een onmiskenbare uitnodiging tot applaudisseren.
Overbodig, want dat applaus komt toch wel. Het publiek is willig, wild enthousiast zelfs, gegrepen door de duende. Farruquito’s ‘ouderwetse’, onopgesmukte stijl, echte flamenco puro, ís ook overrompelend en meeslepend.
De show krijgt extra glans door het veelzijdige spel van gitarist Yerai Cortés. Prachtig is zijn subtiele intro van een lied, waarin de Noord-Afrikaanse en Arabische herkomst van de flamenco doorklinkt, meesterlijk zijn in de bulerías de kenmerkende rollende arpeggio’s.
Zanger Ezequiel Montoya Jiménez, bijgenaamd Chanito (‘varkentje’), legt veel nuances in zijn zang, van zacht en teder tot uit volle borst gezongen emoties. Farruquito’s favoriete zangeres Mari Vizárraga lijkt daarentegen de expressie vooral te zoeken in het volume.
Tot slot volgt een traditioneel ogend Fin de Fiesta, waarbij Farruquito de gitaar pakt en de muzikanten en zangers dansen, tot het tijd is om afscheid te nemen en nog één keer een stormachtig applaus in ontvangst te nemen.