Rotterdam heeft al een paar jaar twee musea waar je niet naar toe kan. Museum Boijmans Van Beuningen sloot de deuren in 2019. Bedoeling is dat het museum, na een grondige verbouwing, weer opengaat in 2030.
Museum Rotterdam sloot de deuren zelfs twéé keer. In 2012 verdween het uit het monumentale Schielandshuis. Later was het op een andere plek (in nieuwbouw) weer een paar jaar open. Museum Rotterdam is nu dicht sinds 2021, de museumruimte heeft een andere bestemming gekregen.
Sinds deze week is er in elk geval weer een directeur. Léontine Meijer-van Mensch (51) is voormalig directeur van de volkenkundige musea van Leipzig, Dresden en Herrnhut, daarvoor was ze adjunct-directeur van het Joods Museum in Berlijn en docent aan de Reinwardt Academie Amsterdam.
We spreken elkaar in het museumdepot, een gebouw van eind jaren zeventig op een industrieterrein. In dat depot liggen zo’n honderdduizend objecten opgeslagen, waarvan de helft online te bezichtigen is op de site van het museum: kleding uit diverse tijdvakken, schilderijen van voorname stadsbewoners, jeneverkruiken en mosterdpotten. Er zijn recente objecten (het bureau van Pim Fortuyn), maar ook hele oude, zoals houten fragmenten van de uitwateringssluis waaraan de stad zijn naam dankt. Voor zijn geschiedenis heeft de stad alleen nog een klein museum over de oorlog: Museum Rotterdam ’40-’45 NU.
Lees ook
Het museum is dood, leve het museum
Dus dit is haar nieuwe werkplek: het depot van een museum zonder gebouw. Waarom zei ze ‘ja’ tegen deze baan? Léontine Meijer: „Ik had een paar redenen. Deze stad is geen openluchtmuseum, wat ruimte geeft om nieuwe dingen te doen. En er is een robuuste, uitdagende opvatting van cultuur: in de contemporary art scene gebeurt veel, van hoog niveau. Ik zie hier heel veel dynamiek.”
Dat klinkt als ‘ja’ tegen de stad. U zei ook ‘ja’ tegen een museum.
„Ik ken het museum en ik ken dit gebouw. Het depot was ooit het meest innovatieve collectiegebouw van het land. Hier deelden voor het eerst verschillende musea hun expertise over conserveren en restaureren. De objecten werden samen bewaard: hout bij hout, textiel bij textiel. Mensen uit het werkveld kwamen op bezoek om dat te zien. Ik ook, toen ik nog lesgaf.
„En ook het museum liep vooruit op andere, vergelijkbare musea. Het ging als stadsmuseum de wijken in, organiseerde buurtprojecten, werkte samen met andere organisaties. Als je in de museumwereld werkt, weet je: dit museum was wat dat betreft bijzonder. Andere musea namen het idee later over, je kreeg wellicht een beetje de wet van de remmende voorsprong. Toen ik hoorde dat het museum ging sluiten, dacht ik: wat erg, dat kan toch niet.”
Wat voor soort museum ziet u voor zich?
„Zelf heb ik meerdere museale zielen in mij. Ik denk graag na over collecties, over wat je kunt laten zien. En ik hou van de sociale relevantie van een stadsmuseum. Want dat kan een plaats zijn waar je samen nadenkt over thema’s die belangrijk zijn voor de stad. De plekken waar we elkaar als inwoners tegenkomen, zijn minder in aantal geworden. De dorpspomp waar je elkaar ontmoette en met elkaar praatte: die is verdwenen. Dus het gaat erom hoe je die twee dingen combineert: collectie en relevantie.”
Is dat op een fysieke plek, zoals de dorpspomp dat ook was?
„Jazeker. Het is ontzettend belangrijk dat het museum terug in de stad komt. En dat daar een verhaal wordt verteld dat te maken heeft met het erfgoed. Bijvoorbeeld dat je de houten fragmenten van die dertiende-eeuwse damsluis ziet en weet: dit was het oudste punt, zo is het allemaal begonnen. En dan heb ik het over een heterogeen wij: iedereen in de stad kan een relatie opbouwen met die damsluis, ook als je er niet vandaan komt of er nog maar kort woont. De rol voor erfgoed zie ik als: hoe kun je daar zo over vertellen dat mensen er een eigen verhaal in herkennen? Dat het verhaal van die damsluis gaat over waar jij vandaan komt, wat jóúw origine is.”
Hoe ziet dat museum er dan uit?
„Het is in mijn ogen geen chic, pompeus pand. Een voornaam gebouw heeft niet de laagdrempelige uitstraling die je zoekt voor een stadsmuseum. En duurzaamheid is ook een thema: je wilt wellicht niet meer een museum dat nog moet worden gebouwd. Er moeten ook andere functies in kunnen komen, ik wil weg van het open-van-tien-tot-vijf-idee. Dus dan heb je bijvoorbeeld verschillende ingangen, ook één voor ruimtes waar je ’s avonds komt voor film of debat. Of waar overdag buurtcomités komen om te vergaderen. Misschien dat ergens makers zitten, kunstenaars die er werken.
„Het moet dus een ander soort sociale dynamiek krijgen dan wanneer het alleen maar een museum is. Ik noem dat een netwerkmuseum, een plek van waaruit je wortels slaat in de stedelijke omgeving. Als je op die manier een sociaal-maatschappelijke relevante plek creëert, kun je bovendien geld tappen uit andere vaatjes: sociale zaken of welzijn. Dan heb je als stad meer redenen om te investeren.”
Ik zoek naar wat ons verbindt en ik weet dat een stadsmuseum daarin een functie vervult
Maar dat gebouw is er nog niet. Misschien zelfs over één of twee jaar niet.
„Misschien ook wel. Ik heb er een goed gevoel over, ik ben niet uit een ander land hier naartoe gekomen om bot te vangen. En dat zou de stad zich ook niet willen permitteren, denk ik. Maar zolang het gebouw er nog niet is, ga ik mensen vragen of we samen iets kunnen opzetten. We hebben zo veel objecten, dat we partner kunnen zijn voor heel veel verschillende instituten en initiatieven. Ik weet: het wordt niet makkelijk. Maar ik weet wat ik zoek, ik zoek naar wat ons verbindt en ik weet dat een stadsmuseum daarin een functie vervult.”
Met een belangrijke rol voor die honderdduizend objecten?
„Ja, want de collectie geeft ook houvast. Je bent een museum dat terugkijkt, maar tegelijk denk je na over: hoe gaan we verder, wat wordt de stad van de toekomst? En dan kom je uit bij grootstedelijke vraagstukken: hoe willen we daar straks wonen. Maar ook bij onderwerpen als eenzaamheid. Of armoede. Dan word je als museum relevant.
„En voor al die thema’s hebben we ook altijd objecten. Neem sport, dit is de enige stad met drie betaalde voetbalclubs. We hebben heel veel sport in de collectie, oudere objecten maar ook veel hedendaagse. Dat verhaal kun je dan weer verbinden met de sociale functie van sport. Wat gebeurt er als die wordt uitgehold? En wat vinden we daarvan? Humor is ook een mogelijk thema, dat is het onderwerp waarmee ik heb gepitched toen ik solliciteerde.”
Over die sollicitatie: in de vacature stond dat ze iemand zochten met uithoudingsvermogen.
„Ik ga het ook niet na één of twee jaar opgeven. Want ja, uithoudingsvermogen is denk ik wel realistisch. Als het ene niet lukt, gaan we ons herpakken en doen we het andere. Maar ik heb wel een deadline voor mezelf gesteld: binnen nu en tien jaar moet dit museum weer zo’n nieuwe draai aan het idee van stadsmuseum hebben gegeven, dat mensen zeggen: dit is het museum dat we willen.”
Lees ook
‘Stadsmuseum Rotterdam moet niet wéér weggestopt’